Iedereen werkt en leeft met andere mensen. Mensen die we fysiek ontmoeten of waarmee we via sociale media communiceren. Tegelijk weten we dat de wereld steeds kleiner wordt en dat we behoren tot een almaar grotere groep mensen. Mensen die we niet echt kunnen aanraken, zien of horen (of lezen). Of we dat nu willen of niet: langzaam maar zeker is die grotere groep – en zelfs de hele mensheid – belangrijk voor ons voortbestaan.
We moeten dus streven naar een verstandhouding met alle mensen, met de hele mensheid. Ons voedsel, onze luchtkwaliteit, onze veiligheid en ons klimaat zijn de verschuiving naar een mondiaal perspectief volop aan het maken. Ook wij zijn vandaag al interdependent. Dat wil zeggen, voor een groeiend aantal facetten van ons overleven zijn we afhankelijk van anderen – in alle hoeken van de wereld – en zij van ons. Neem de klimaatopwarming. Het rijke Westen bespoedigt de opwarming van de aarde en dat heeft zo zijn gevolgen. IJskappen smelten, regio’s in het Zuiden overstromen, stormen en tsunami’s maken de wereld tot een hel enzovoort. Uiteraard delen wij ook in de klappen. Denk maar aan de hittegolven, het watertekort, onze landbouw die bedreigd wordt door extreme weersomstandigheden enzovoort.
Ook de schrijnende ongelijkheid, zowel in de rijkere als in de armere landen, wordt tastbaar. Het aantal kinderen in armoede neemt toe, elders barsten conflicten en oorlogen los, mensen willen naar hier voor een beter leven.
En zo zijn er nog wereldomvattende problemen die we niet meer kunnen negeren. De uitputting van de niet-hernieuwbare grondstoffen, zowel door het Westen als de opkomende industrielanden, bedreigt ons hele ecosysteem. De overbevolking, dankzij de relatieve verspreiding van geneeskunde (bij ons) maar zonder de noodzakelijke geboorteplanning en economische lotsverbetering (de efficiëntste geboorteplanning is een hogere levensstandaard) zorgt voor demografische explosies, in Afrika bijvoorbeeld. De almaar slechtere voedselkwaliteit is een acuut gevaar voor onze volksgezondheid … Misschien vergeet ik nog enkele onrustbarende evoluties, maar dat doet er niet toe. Mijn opzet is, tegen de achtergrond van die wereldproblemen, argumenten aan te reiken. Argumenten om de mensheid als eenheid te erkennen, binnen de relatie van de mens met die ene aarde. Weg van het economische kolonialisme, weg van de kapitalistische rooftochten.
De aangehaalde evoluties zijn veroorzaakt door de mens, niet door externe factoren. Toch vindt er nog een andere structurele omwenteling plaats. Een omwenteling die een combinatie is van artificiële intelligentie en een biotechnologische revolutie. In de industriële tijd verbeterden de machines de lichamelijke en organisatorische kwaliteiten van de mens. Ze zorgden voor tijdelijke werkloosheid, maar later ook voor de creatie van nieuwe jobs. Nu zal de tandem AI + biotechnologie de menselijke arbeidscapaciteit ongetwijfeld overtreffen. Waarschijnlijk zonder nieuwe jobcreatie. In het kapitalistische systeem impliceert dit een nieuwe afhankelijkheid (armoede) van een massa mensen. In de industriële tijd werd de arbeidsmarkt dooreengeschud, maar sociale vooruitgang werd afgedwongen door strijd in combinatie met meer scholing – het geestelijk vermogen bleef tenslotte menselijk. Met de huidige revolutie is dit niet langer zo. AI-gestuurde drones, vrachtwagens en montagefabrieken zijn superieur aan wat de mens kan. Ze kennen geen vermoeidheid, afleiding of andere geestelijke beperkingen zoals de mens. Mensen en machines zullen nauw, bijna organisch, met elkaar moeten samenwerken om een opdracht te volbrengen. Andere jobs zullen verdwijnen, sommige mensen zullen geen nieuw werk vinden. Honderdduizenden vrachtwagenchauffeurs in Europa dreigen de volgende tien of twintig jaar hun baan te verliezen. Vervangen door autonoom rijdende vrachtwagencolonnes die instaan voor een veiliger en goedkoper wegverkeer. Dokters en apothekers kunnen vervangen worden door computerprogramma’s die op een nagenoeg feilloze manier zieken opvolgen. In jobs waar reële contacten noodzakelijk blijven – de zorgverlening bijvoorbeeld – of in creatieve en kunstzinnige banen zal die revolutie minder snel verlopen. Hoewel ook daar alles snel verandert, veilinghuizen verkopen nu al AI-kunstwerken. Kortom, miljoenen mensen zullen hun beperkte vaardigheden niet meer in het kapitalistische systeem kunnen ‘verkopen’ door betaalde arbeid te verrichten in de zin van de vorige eeuwen (Harari, 2018). Als intelligente machines, ook van biologische aard, duurzame jobs vervangen, dan wordt een zinvolle bezigheid gekoppeld aan een welvarend leven een belangrijk thema in de maatschappij.
Die zinvolle invulling gaat evenwel niet samen met de grondbeginselen van het kapitalisme zoals we dat vandaag kennen. Ze druist in tegen het privébezit en het marktgestuurde overlevingssysteem dat structurele herverdeling afbouwt. Ik ben hier niet zo optimistisch als sommige verdedigers van de verlichting (Pinker, 2015). De bijsturingen uit het verleden ontstonden niet binnen het liberale vrijemarktdenken, niet vanuit de intrinsieke eigenschappen van die maatschappijvisie. Ze werden bevochten, vaak met veel leed en opoffering. Dat die sociale strijd het haalde en zo de sociale zekerheid afdwong, had natuurlijk ook te maken met het gegeven dat de machines niet de hele mensheid konden vervangen. De werknemer bleef zijn arbeid als drukkingsmiddel behouden. De AI- + biotechrevolutie verandert die situatie ingrijpend. Volgens sommige prognoses zal 40 procent van de mensheid zijn baan verliezen. Dit gegeven is cruciaal voor een leefbare wereld in de nabije toekomst en stemt niet meteen hoopvol.
De noodzaak om het anders te doen dringt zich dus op. Consuminderen, minder vlees eten, spaarzaam omspringen met energie enzovoort. Sterker nog. We moeten allemaal, zonder uitzondering, die mentaliteitsverandering koppelen aan materiële en economische maatregelen. Of het zal niet lukken. Het 18de- en 19de-eeuwse veralgemeend recht op privaat bezit – ook van aarde, lucht, tijd – behoort tot het verleden. Vandaag moeten we redeneren, kiezen, oordelen en recht spreken in naam van iedereen, van de hele mensheid. Niet in naam van een economische elite. Voorwaarde om die omslag te kunnen maken is het dekoloniseren van onze geest. Voor de westerse mens betekent dat: Kuifje weet het niet allemaal beter en heeft niet automatisch de ‘superieure waarden’ in huis. In die visie past uiteraard geen beleid dat de slachtoffers van het liberalisme wegzet als het probleem (de hedendaagse vluchtelingen bijvoorbeeld).
In die visie past geen politieke doctrine die mensen opsplitst in categorieën met verschillende rechten, levenskansen en levensstandaarden op basis van geslacht, huidskleur, religie of cultuur. Dat is een idioot denkbeeld dat alleen maar leidde tot wereldoorlogen. Lucratief voor enkelen, rampzalig voor tientallen miljoenen anderen. In een interdependente wereld moeten we met zijn allen de confrontatie aangaan met mondiale problemen van een andere orde.
Die noodzakelijke omslag is minstens even belangrijk als natuurwetenschappelijke en technologische ontdekkingen of andere rationele inzichten. Mensen zijn niet uitsluitend rationeel (zoals de positivist dacht). De mens is niet uitsluitend een economisch wezen (zoals de neoliberaal beweert). We moeten het wereldbeeld van de 19de-eeuwse staat met mensen van eenzelfde taal, ras of cultuur overstijgen om toe te treden tot één gelijkberechtigde en lotsverbonden mensheid, één in verscheidenheid. Die sprong moeten we nu maken. En die sprong gaat samen met een structurele dekolonisering. Kuifje kan dan weggezet worden in het museum, een reliek uit een kwalijk tijdperk.
Hoe realiseren we die ommekeer? Welke stappen moeten we zetten? Een eerste stap is het toelaten van schaamte. In zijn autobiografisch boek roept Didier Eribon (2018) op om in het progressieve discours plaats te maken voor schaamte. Eribon is een ‘ster’ in progressief Frankrijk, een auteur en filosoof die baanbrekend werk voor de seksuele bevrijding, het feminisme en de homorechten verricht. Hij publiceerde onder meer werk over Michel Foucault, Claude Lévi-Strauss en het belang van genderemancipatie. Eribon betoogt dat het intellectueel opeisen van de rechten van de ‘arbeiders’ al te vaak gepaard gaat met een ontkenning van hun reële bestaan, van hun verzuchtingen en van hun psychische, culturele of existentiële worsteling met structurele vernedering. Zo beweert Eribon dat de seksuele bevrijding alle aandacht van de intellectuele elite kreeg. En door progressieve intellectuelen, groepen en partijen in de maatschappij zelfs tot hoofd- of enige prioriteit werd verheven. Daar waar die bevrijding door de lagere klasse met weinig enthousiasme werd onthaald. Hetzelfde fenomeen merken we op bij de MeToobeweging. Alle energie gaat naar een terecht – maar vooral door burgerlijke groepen – belangrijk bevonden punt van discriminatie. Verdient de vluchtelingenproblematiek, of de nieuwe slavernij in andere landen om voor onze modeproducten te zorgen, niet eenzelfde belangstelling? Is de honger door ongelijke voedselverdeling geen prioriteit meer voor onze regeringen? Moet de schunnige bezitsmoraal die de Panama- en aanverwante papers openbaar maakt niet met dezelfde inzet bestreden worden? Om het brutaal en ongenuanceerd te zeggen: schaamte over seksueel grensoverschrijdend gedrag is een goede reactie, maar het gebrek eraan in andere thema’s is op geen enkele manier te verantwoorden. Toegegeven, schaamte is geen gegeven in de sociale wetenschappen waar het ‘wetenschappelijke beeld van mens en maatschappij’ vorm krijgt. Marxisten hebben het over economische wetten en hun gevolgen. Liberalen hebben het over de mens als een vrij wezen (hoe optimistisch ook). Maar schaamte als drijfveer om een proces of een instelling om te vormen wordt door allen vergeten. Schaamte wordt nog altijd afgedaan als flauw, emotioneel of wollig. Niettemin wijst de hedendaagse neurowetenschap (zeker in combinatie met de gedragsstudie: Sapolsky, 2018) ons op het belang van deze emotionele drijfveer. In ons mensbeeld wordt deze primaire menselijke faculteit evenwel niet of te weinig erkend: we zouden als mens vooral ‘rationeel’ zijn, zo wordt toch beweerd.
Tot er een ongeluk of een misdaad gebeurt. Een gebeurtenis die iedereen schijnt te raken en een gevoeligheid treft. Niet zelden een onrecht dat kinderen wordt aangedaan. De peuter Mawda wordt in België doodgeschoten door een politiekogel, het kind zat met zijn moeder in een overvol busje van mensensmokkelaars. De voorzitter van een belangrijke regeringspartij waagde het om te suggereren dat de moeder van het kind ook schuld trof. Die interpretatie past namelijk in het regeringsbeleid dat die partij wil doordrukken. De publieke reactie was er een van schaamte: hoe kun je de dood van een onschuldig kind (dat zelf niet koos om te vluchten …) op deze manier politiek ‘verzilveren’? Onze lange traditie van caritas veronderstelt zoiets als schaamtegevoel bij het negeren, abusief manipuleren of bewust misbruiken van gevoelens van medemenselijkheid of mededogen. We willen geen monsters zijn, of toch niet ongestraft. Een ander voorbeeld. Wanneer een kindermoordenaar zoals Marc Dutroux gevat wordt en blijkt dat in het huidige België kinderen als koopwaar worden verhandeld, dan voelt het hele land zich verontwaardigd. Plots schamen we ons samen dat deze man en zijn handlangers tot deze rechtsstaat behoren. Dat gevoel en de expliciete erkenning dat dergelijke daden gesteld worden door mensen ‘van hier, bijna zoals wij’ is een belangrijke stap in het genezings- of veranderingsproces. De mens die dergelijke daden stelt, woont onder ons, is gevormd door onze cultuur en toch is hij in staat om weerloze wezens te misbruiken, te ontmenselijken en te doden. Die schaamte erkennen en bespreken verenigt en leidt tot engagement en animo voor verandering. Rationele verwerking en argumentatie komen pas later, na de emotionele schok en de bereidheid om van daaruit tot verandering in actie en in normering te komen.
De relevantie van schaamte lees ik ook af aan onderwerpen die in het publieke debat amper aan bod komen of die ‘zedig’ verzwegen worden. Onderwerpen die onder meer door rechtse politici handig omzeild worden. Zo is in West-Europa de ‘islamdreiging’ zogenaamd in opmars. Politici betogen dat Europa overspoeld wordt door bruine mensen, vaak met islamsignatuur. Migranten die willen profiteren van onze welvaart, maar weigeren te werken en zich aan te passen. Gespuis dat een onverdraagzame godsdienst wil opdringen die ‘onze waarden en normen’ aantast. In het boek Fascisme (2018) besteedt Madeleine Albright enkele pagina’s aan die vorm van bewustzijnsvertroebeling. In een scherpe analyse van de verrechtsing van de Verenigde Staten vraagt de auteur zich verwonderd af hoe het kan dat een overwegend vredevolle godsdienst – de islam – op zo’n karikaturale manier afgeschilderd wordt door ‘verantwoordelijke’ politici. Albright, ooit minister van Buitenlandse Zaken onder Bill Clinton, is geen linkse oproerkraaier. Albright is een bezorgde democrate die zelf vluchtelinge was: als Joodse (voor de nazi’s) en later als democrate (voor de communisten). De prietpraat over de vluchtelingen moet ons angst inboezemen, vijandbeelden oproepen en zo de realiteit verhullen. Met name:
– Het drama van de vluchtelingen die hun leven in handen geven van mensensmokkelaars en die het slachtoffer worden van afpersing, kinderarbeid, gedwongen prostitutie …
– Het waarom van deze migraties. De klimaatopwarming en de grondstoffenroof door en voor ons consumptiegedrag.
Met andere woorden, de interdependentie tussen ons westers levenspatroon en de miserie in het Zuiden wordt door het versterken van de angst niet besproken. En dus evenmin in beleidsacties op langere termijn vertaald. De vluchteling is niet langer het slachtoffer van een probleem, maar wordt het probleem. Door angstmanipulatie wordt ons schaamtegevoel afgeremd en omgezet in een wij-zij-tegenstelling.
Gelukkig worden die bewuste manipulatie van de angst en een gebrek aan kennis – tot en met het verdacht maken van wetenschappers – getemperd door een gevoel van schaamte in kleine, bewuste kringen. Denk zo aan de burgers die zelf hulpacties voor vluchtelingen opzetten, dakloze migranten aan het Maximiliaanpark in Brussel oppikken of voedsel en kleding naar vluchtelingen in voorlopige detentiekampen brengen. Zij reageren uit oprechte schaamte voor de officiële politiek van wegkijken en repressie op korte termijn. Denk ook aan de scholierenbetogingen voor het klimaat, in België en elders. Dankzij dergelijke acties staat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens opnieuw centraal. Die erkent ‘de inherente waardigheid en onvervreemdbare rechten van de mens’. Net als de plicht tot hulpverlening aan wie in nood is. Dit is een stap naar beschaving, na de schaamtevolle periode van de Europese oorlogen die we gemeenzaam ‘wereldoorlogen’ noemen. Tegelijk wordt de nieuwe wereldinterdependentie bespreekbaar. Klimaatopwarming, uitputting van grondstoffen, armoede en structurele ongelijkheid, demografische druk door betweterige projecten voor familieplanning* zijn niet langer lokale problemen, maar mondiale ontwrichtingen die een verenigde aanpak vragen.
* Het demografische probleem is ingewikkeld. Er is de voorbije vijftien jaar een denataliteit merkbaar, behalve in Afrika (en sommige Aziatische gebieden). Tegelijk worden mensen globaal gezien ouder, zodat de demografische druk op korte termijn niet vermindert. Het selectief en religieus inplanten van de geboorteregeling vanuit vooral christelijke inspiratie moet sterk beteugeld worden. Talloze voorbeelden tonen aan dat wel de kinderwens wordt erkend, in bv. Sub-Sahara-Afrika, maar dat abortus, anticonceptiemiddelen en een verbetering van de algemene levensvoorwaarden niet prioritair zijn voor de ‘ontwikkelingshelpers’. Uitsluitend de eigen religieuze waarden schijnen van belang.
Bovenstaand artikel is een fragment uit ‘Kuifje wordt volwassen’ van Rik Pinxten. Voor meer informatie over dit boek of om dit boek te bestellen: klik hier.