Is Kiev nu een Russische stad, zoals dat in de Russische versie van de geschiedenis door Poetin, maar ook door de Russisch-Orthodoxe Kerk wordt beweerd? Of is het een Oekraïense stad, gewoon omdat de stad zich tegenwoordig bevindt op het gebied van Oekraïne? Of is de stad al sinds de doop van de Kievse grootvorst in 988 Oekraïens, terwijl Moskou er pas veel later bij kwam en het Moskouse patriarchaat, zelfs niet eerder dan 1589?
Wat doen we met de grote en controversiële verhalen? Zou men niet evengoed kunnen twisten over of Karel de Grote de eerste Franse of de eerste Duitse keizer was, en waar Aken toe behoort? Maar als de grote narratieven bij nader inzien zo met elkaar in strijd en ook zo twijfelachtig zijn, waarvoor strijden de Oekraïners dan? En wat hebben wij in het westen van Europa daarmee te maken – behalve dat wij de atoomraketten van Poetin net zo vrezen als de mensen in Oekraïne? Er heerst over de historische en ook religieuze onderlagen, motieven en aspecten van deze confrontatie veel verwarring.
We moeten kijken naar twee dimensies. Ten eerste bestaat er inderdaad nog een ander narratief naast een “Russisch Kiev”, namelijk dat van een Oekraïens christendom dat Kyiv, zoals de Oekraïense naam luidt, evenzeer als centrum ziet van een eigen christelijk verhaal. En zowel het Russische rijk als de Oekraïense staat hebben de verhalen van een eigen christelijke traditie op de een of ander manier in hun politieke narratief geïntegreerd.
Dat is de ene dimensie. Maar in een laag hieronder gaat het om nog iets anders. Historische narratieven zijn nergens absoluut, want de “grote geschiedenis” verandert voortdurend en telkens worden kleine mozaïeksteentjes toegevoegd en geïntegreerd. Religieuze overtuigingen claimen in de regel wel een absolute waarheid, althans daarnaar tenderen zij (wat dit dan concreet betekent en wat niet, is een ander verhaal). Als de twee een verbinding aangaan, komt er nooit iets goeds uit. De beide net genoemde verhalen van een Russisch of Oekraïens christendom zijn daar voorbeelden van, tenminste in hun verengde en fundamentalistisch-nationale vorm.
Ons probleem in het Westen is, globaal gezien, altijd geweest dat het leek of wij uit slechts twee ‘patriottische’ mogelijkheden konden kiezen: Oekraïens nationaal of Russisch nationaal en imperiaal. Beide naties vertelden hun eigen versie – de Russen tot nu toe met meer succes. Vandaar dat wij nog steeds met de vraag rondlopen of Kiev (niet Kyiv dus) niet toch een Russische stad is als bakermat van de Russische orthodoxie en of het zielsverlangen van de Russisch-orthodoxen, ofwel ook van Poetin, niet toch ergens begrijpelijk is.
Maar dat was gisteren. En nu is er oorlog, en begrip voor Rusland is achterhaald. In een oorlog is geen ruimte meer voor nuances en tussentonen. Wij moeten kiezen, en kiezen voor het land en volk dat slachtoffer is van een agressieve aanvalsoorlog. Worden wij nu allemaal door de nood gedwongen Oekraïense nationalisten? Zeker niet. Begrip van waarvoor Oekraïners strijden helpt ook ons een positie te bepalen.
De Oekraïners bevinden zich op dit moment – minstens in sommige opzichten – in een situatie die te vergelijken is met de situatie van het Poolse volk na hun opstanden en de negentiende eeuw (1830/31, 1863/64). Net zoals Oekraïne is Polen ook een staat die in de geschiedenis geen continuïteit van zelfstandig bestaan kent. Tussen 1795 en 1918 waren de provincies van de later weer gestichte staat Polen onderdelen van de keizerrijken van Oostenrijk-Hongarije, Pruisen en Rusland. Nadat de grote opstanden van 1830/31 en 1863/64 door vooral de Russische machthebbers waren neergeslagen, vluchtten de Poolse opstandelingen naar West-Europa, vooral naar Parijs, en zetten hun strijd vanuit ballingschap voort, als schrijvers, politieke netwerkers en kunstenaars. Ze voerden volgens eigen zeggen hun strijd “voor jullie en onze vrijheid” (Za naszą i waszą wolność). Deze slogan gaat waarschijnlijk terug op de Poolse schrijver Joachim Lelewel, en verscheen voor de eerste keer op een vaan in 1831, nota bene destijds in het Pools en in het Russisch.
In deze dagen horen wij ook van de Oekraïners, dat ze niet alleen hun eigen land en vrijheid verdedigen, maar ook de vrijheid van Europa. Dat is geen toeval, maar duidt op een gezamenlijke traditie. De tekst van het volkslied van Oekraïne (“Nog is Oekraïne niet gestorven …”) begint bijna gelijk aan dat van Polen (“Nog is Polen niet verloren …”). Het zijn in dit opzicht twee landen die niet alleen voor hun zelfstandig bestaan strijden (en soms, helaas, in de geschiedenis ook tegen elkaar), maar ook strijden voor een vorm van vrijheid.
Maar welke dan precies? Zelfstandig en veilig bestaan van een land heet vandaag “territoriale integriteit”. Dat geldt sinds het Verdrag van Helsinki (1975) en andere verdragen overal in Europa en is onderdeel van internationale wetgeving. De aanval van Rusland op Oekraïne, maar ook al de annexatie van de Krim in 2014, is hiervan een grove schending. Zo simpel is het. Het is onafhankelijk van de vraag of men in Kyiv/Kiev evenveel of zelfs meer Russisch dan Oekraïens spreekt en de vraag of de meerderheid van kerken in Kyiv/Kiev en in het oosten van Oekraïne bij de orthodoxe kerk onder het Moskou patriarchaat behoren.
Wat de kern is van territoriale integriteit heeft in de Verenigde Naties nota bene de afgevaardigde van Kenia duidelijk gemaakt. Hij vertelt het verhaal over de door de koloniale machten willekeurig getekende grenzen die vaak niets te maken hebben met traditionele woongebieden van stammen en volken. Desalniettemin heeft men ervoor gekozen ze intact te laten. Omdat elke revisie, op grond van beweerde historische claims en rechten, alleen tot eindeloze chaos, twist en oorlog leidt. Geen historische traditie noch religieus verankerde claim op een “heilig land” mag worden gebruikt voor vijandschap, vijandbeelden, geweld en oorlog. Nergens. Ook niet tegenover een land als Oekraïne.
Dat is niet alleen de wijsheid van de Keniaanse VN-ambassadeur. Het is ook een christelijke wijsheid, en ook ingebed in de oosters-orthodoxe traditie. Helaas, niet altijd duidelijk. De Russisch-Orthodoxe Kerk heeft in afgelopen jaren, en eigenlijk vaak in haar geschiedenis, de scheidslijn tussen haar religieuze traditie en een politieke entiteit als een staat niet altijd zuiver getrokken. Vooral het – vaak misverstane – verhaal van het “derde Rome” geeft daar getuigenis van. Het “derde Rome” is het politieke en theologische concept dat beweert dat Moskou de opvolger is van het Romeinse Rijk, en leider in de orthodoxe wereld na de val van Constantinopel in 1453. Ook dat was eerst nauwelijks politiek bedoeld. Het verhaal van het “derde Rome” werd pas sinds de negentiende eeuw, na de verloren Krimoorlog, in verband gebracht met imperiale claims en ingezet voor geopolitieke belangen. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie – en deels ook al tijdens het communisme – werden aspecten van die onheilige band tussen kerk en een groot Russisch Rijk-gedachte in sommige kringen weer vernieuwd. Het idee van een ‘Russische Wereld’ was in de ogen van de kerk weliswaar vooral cultureel bedoeld en bevatte geen claim op de verandering van staatsgrenzen, maar veel kerkelijke en politieke kringen, ook rondom Poetin, gingen hierin al verder. Patriarch Kirill kon de balans steeds minder houden en droeg uiteindelijk bij aan de vorming van een imperiale Russische ideologie, van een ‘Russische Wereld’ waartoe ook Belarus en Oekraïne zouden behoren.
Opmerkelijk in deze dagen is dat metropoliet Onufrij, de leider van de nog steeds formeel met het Moskou patriarchaat verbonden Oekraïense Orthodoxe Kerk, zich juist beroept op de geestelijke waarde van de broederband. Hij spreekt zich onvoorwaardelijk uit voor de territoriale integriteit van Oekraïne en noemt de Russische aanval met krachtige woorden een “broedermoord”. Dat andere kerken in Oekraïne dat doen wekt geen verbazing, wel dat deze orthodoxe kerk verbonden met het Moskou patriarchaat, zich onomwonden aansluit bij veroordeling van de Russische aanval en oproept om te bidden voor het Oekraïense volk en zijn strijdkrachten.
Met verwijzing naar het verhaal van Kaïn en Abel noemt de kerkleider het een zonde als de ene broer op basis van de geschiedenis de ander vermoordt of de ander als een vijand ziet. Kortom, broers en zusters mogen Oekraïners en Russen in een overdragen zin wel zijn, maar ze zijn nog steeds onderscheiden. Ze zijn niet één “Russisch land” zoals patriarch Kirill van de Russisch-Orthodoxe Kerk het zei in zijn Poetin-vriendelijke vredesoproep op de vierde oorlogsdag. Ze zijn niet één Russisch land dat in naam van God beschermd moet worden tegen “externe vijanden”. De spirituele broederschap van Russen en Oekraïners heeft niets te maken met schending van staatsgrenzen. Laat staan dat in de naam van een vermeend “heilig Rusland” nu een oorlog mag worden gevoerd. De verbinding van geschiedenis en religie leidt tot onzalige vermenging, en hoe dichter op elkaar des te erger.
Een heldere scheiding tussen de sfeer van religie en politiek noemen wij seculariteit en vrijheid van religie. Wij verbinden het met de mensenrechten en zien het als een van de verworvenheden van de moderne tijd. Dit is tegelijk de voorwaarde voor een vreedzaam samenleven van mensen met verschillende levensbeschouwelijke, godsdienstige en nationale achtergronden. In de nu dertig jaren van haar bestaan was het grensland Oekraïne, met zijn veelheid aan orthodoxe, katholieke en protestantse kerken, maar ook met joodse en islamitische gemeenschappen, met een heel aantal nationale minderheden (Polen, Roemenen, Krimtataren, Hongaren, Russen) een lichtend voorbeeld voor het omgaan met diversiteit. Niet altijd echt voorbeeldig misschien, maar minstens onder het grootste deel van de bevolking altijd vreedzaam, tolerant, en met humor.
“In ons land is wel een probleem met corruptie. En er zijn gaten in de straten. Maar wij mogen onze mening hebben, en deze luid zeggen. En als wij een nieuwe president kiezen, dan vertrekt de oude,” zei niet lang geleden een Oekraïense vrouw tegenover een Duitse journalist. Er is voor de beschouwer van buiten en op het eerste gezicht een verwarrende veelheid van kerken en religieuze groeperingen met namen die vaak erg op elkaar lijken. Maar men mag geloven en vrijuit praten over wat men gelooft. Dit gesprek wordt beschaafd gevoerd. Religieuze overtuigingen scheppen daarvoor mede het klimaat. Ook een andere tak, naast de imperiale versie, van Russisch christendom, die juist nadruk legt op ascese, nederigheid en naastenliefde kan hieraan bijdragen.
In peilingen vinden wij sinds jaren, ondanks alle Russisch-Oekraïense confrontaties ook op kerkelijk gebied, een hoog percentage (soms dichtbij 40 procent) mensen die zich “gewoon orthodox” noemen en niet mee willen doen aan jurisdictionele geschillen. Dat is scheiding tussen kerk en politiek in het Oekraïens, maar niet in de laatste plaats ook op grond van orthodoxe traditie, op welke onder meer metropoliet Onufrij beroep kan doen.
Er is trouwens ook een verhaal te vertellen over een groeiende band tussen de kerken, over vertrouwensvolle persoonlijke contacten, over Oekraïne als een laboratorium van de oecumene – niet ideaal, maar ondanks alle rivaliteiten toch vruchtbaar. Een dergelijke traditie van vreedzaam samenleven van de religies heeft op het grondgebied van Oekraïne al eeuwen bestaan. Een “staat zonder brandstapels” noemde de Poolse historicus Janusz Tazbir het historische Polen-Litouwen, maar hij bedoelde hiermee vooral de gebieden van het huidige Wit-Rusland en van Oekraïne. Niet alleen de Polen, maar ook de Oekraïners zijn er trots op. En dat is tegelijk hun en onze vrijheid.