De zilverkleurige bordjes schitteren in het zonlicht. En toch draagt dit stukje Nieuwe Keizersgracht in het hart van de oude Joodse buurt van Amsterdam de naam ‘Schaduwkade’.
De bordjes geven namen en huisnummers weer van de woningen aan de overkant van het water.
Op twee van al die bordjes lezen we
Nr. 64, Nathan Samuel Englander, 11 jaar 11-06-1943 Sobibor
Evalina Sophia Blitz-Polak, 31 jaar 30-09-192 Auschwitz
Nr. 24, Marcus Kok, 56 jaar, 11-12-1942
Julie Kok-Vleeschhouwer, 55 jaar, 11-12-1942
Rond de 200 Joodse bewoners van dit deel van de gracht zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog naar concentratie- en vernietigingskampen gedeporteerd. Bijna allemaal zijn ze omgekomen.

Er is ook eenzelfde bordje geplaatst, maar dan zonder namen van gedeporteerden. Op dat bordje wordt huisnummer ‘58’ vermeld. In dat pand huisde de Joodse Raad. Deze Raad was belast met het uitvoeren van alle maatregelen ten aanzien van Joden die door de Duitse autoriteiten werden afgekondigd. Bizar is dat achter de ramen van dat statige herenhuis op 58 beslissingen werden genomen over het leven en de dood van al die buren rechts en links van nummer 58.
De grond trilt door het heien van palen die direct achter dit stukje Amsterdam met haar dramatische verhaal de grond in worden gedreven. Het zijn de palen voor het in aanbouw zijnde ‘Namenmonument’. Het gedenkteken van meer dan honderdduizend bakstenen die de namen dragen van de Nederlandse slachtoffers van de Shoa, Joden, Sinti en Roma.
Onder druk
Monumenten staan in deze tijd onder behoorlijke druk. Wat ooit hoofdrolspelers waren in de nationale en internationale geschiedenis dreigen nu gedegradeerd te worden tot helden zonder sokkels. In ons land moeten Michiel de Ruyter, Jan Pieterszoon Coen en anderen het ontgelden.
En mogelijk is dit nog maar het begin.
In het Amsterdams Museum aan de Kalverstraat staan de standbeelden van een immense Goliath en een kleine dappere David als ware Bijbelse tegenstanders tegenover elkaar. Goliath als vertegenwoordiger van het kwaad en David, hoe jong hij ook is, als afgevaardigde van het goede.
Na het recente gedoe rond monumenten en straatnamen zou het best kunnen zijn dat deze twee hun beste tijd als standbeeld ook hebben gehad. De dappere David wist weliswaar die enorme reus te verslaan en daarmee het goede te laten overwinnen. Maar later bleek dat dezelfde David, eenmaal gekroond tot koning David, verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van zijn soldaat Uria. David bleek een geheime verhouding te hebben gehad met de echtgenote van Uria. Waarlijk geen fraai verhaal. Zijn standbeeld zou dus zo maar kunnen verdwijnen.
Op een andere plek in Amsterdam, in het Joods Historisch Museum hangt heel prominent het portret van de 17e-eeuwse Baron Francesco Lopes Suasso. Als bankier en weldoener ondersteunde hij de Spaanse Koning Karel II in zijn strijd tegen Frankrijk. Ook voorzag hij onze stadhouder Willem III van fondsen om zijn negenjarige oorlog te kunnen voeren en de Engelse troon op te eisen. Voor deze laatste expeditie steunde Francesco de stadhouder met een bedrag van maar liefst anderhalf miljoen toenmalige guldens. Voor deze gunst werd de filantroop geëerd met een verheffing in de adelstand. Genoeg redenen in die tijd om als Joodse gemeenschap trots op hem te zijn.
Schaduwkant
Maar, er kleeft ook een akelige schaduwkant aan hem. Hij kocht voor zichzelf net als veel anderen dat deden grote aandelenpakketten op in zowel de West Indische Compagnie (WIC), als in de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). En dit alles in een periode dat deze compagnieën druk bezig waren met de slavenhandel. Het verhaal gaat dat zelfs toen de slavenhandel verliesgevend werd deze Lopes Suasso voorstander bleef om de handel in slaven door te zetten. Hij verdiende immers als bankier veel aan het dekken van de verliezen van deze commerciële activiteit.
Dus, ook dit portret naar de catacomben van het museum om nooit meer tevoorschijn te halen?
De grond trilt van de heipalen die geslagen worden. Na jaren touwtrekken is het zover. Een monument met de namen van al diegenen die gedeporteerd werden. Eerst naar Kamp Westerbork of Kamp Vught om vandaar te worden doorgestuurd naar de gaskamers in het verre Polen.
Maar ook dit gedenkteken, dat alleen nog maar in aanbouw is, heeft al een afschuwelijke schaduwzijde.
Aan de Nieuwe Keizersgracht, pal tegenover de plek waar het monument wordt geplaatst, staat dus nog steeds het pand waar in de oorlogsjaren de Joodse Raad zetelde. Achter die ramen stond die grote vergadertafel waarachter de heren zaten die al dan niet met tegenzin, zich al dan niet gedwongen voelend, samenwerkten met het nazi-bewind om de vernietiging van de Joodse gemeenschap zo rustig en zo spoedig mogelijk te laten verlopen. Hoe luidde ook alweer die verklaring in de eerste processen na die oorlog? “Zonder de medewerking, volgzaamheid en de nauwgezetheid van de Joodse Raad was het ons als bezetter niet gelukt de deportatie van Joods Nederland zo goed te laten verlopen zoals het nu is gegaan”.
Veel van de leden van de Joodse Raad hebben zelf hun eigen oorlogswerk eveneens niet overleefd. Ook zij kregen uiteindelijk een plek op de door hun eigen organisatie samengestelde deportatielijsten. Worden hun namen nu ook in dit slachtoffermonument vereeuwigd?
Misschien is het verstandig om nu al de in de grond geheide palen voor dit gedenkteken maar weer uit te trekken, op de plek wat bomen terug te planten en het hele plan te vergeten. Voordat je het weet krijgen we hier ook gedoe over. Alleen slachtoffers op het monument? Wie zijn eigenlijk wel slachtoffers? Zijn er ook stenen met namen gereserveerd voor hen die uit de kaartenbakken de namen van de buren plukten voor de deportatielijsten, maar zelf uiteindelijk ook ten onder gingen?
Ja, voordat je het weet krijgen we hier, nu of later ook gedoe over. En willen we dat bij zo een gevoelig onderwerp? In deze beeldenstorm-achtige tijden kunnen we dit beter voor zijn.