Na de eerste frontale kennismaking met Team Trump verkeerde Europa in shock. Oorlog op het continent werd opeens wel een heel reële mogelijkheid is. Er kan maar een conclusie getrokken worden; Europa kan er niet meer om heen, het moet haar militaire slagkracht dringend versterken.
Ook in het dagelijkse leven dringt de onrust door. Niet alleen moeten we ons thuis voorbereiden door middel van noodpakketten, we dienen ons ook op tal van andere terreinen klaar te maken voor oorlog en dreiging. De apps die we gebruiken, de brandstoffen die we importeren, de schepen die zeeën bevaren waar onze datakabels liggen; op heel wat beleidsterreinen- van economie tot energie en van digitale infrastructuur tot landbouw- worden we gedwongen er door de bril van veiligheid naar te kijken.
Als dat ook daadwerkelijk tot ander beleid leidt, is er sprake van verveiliging. Maar wanneer zijn we precies veilig? Hoe voorkomen we dat we niet doorslaan in een manie om maximale veiligheid en zekerheid te verwerkelijken? Waar komt die neiging tot verveiligen vandaan?
Wie de wereldkaart van militaire conflicten en geopolitieke spanningen bestudeert weet; er zijn heel wat brandhaarden. Er is een daadwerkelijk toenemende onveiligheid in de wereld. Maar er speelt meer, de neiging tot verveiligen wordt gedreven door angst. Angst is een onaangename emotie of gedachte die je hebt wanneer je bang of bezorgd bent door iets gevaarlijks, pijnlijks of slechts dat gebeurt of zou kunnen gebeuren. De tegenstellingen van angst zijn onder andere kalmte, vertrouwen, geloof en vertrouwen, of liefde. Er is angst dat onze manier van leven op de tocht staat en dat onze kinderen wellicht naar het front moeten. Die angst maakt ons alert en motiveert ons te handelen, maar als angst onze basishouding wordt, kent het streven naar veiligheid geen grenzen en verkokert onze kijk op de wereld.
Is er ook een ander perspectief mogelijk? Een waarbij er wel recht gedaan wordt aan reële dreigingen, maar deze proportioneel en niet allesbeheersend maakt? Wij denken dat die er is. Dat is een perspectief dat vertrekt vanuit de mens en de wereld als gedreven door verlangens en liefdes. Angst speelt daarin zeker een rol, maar het vertrekpunt is liefde.
Het verveiligingsproces in sneltreinvaart
Verveiliging is een proces waarin politici overheden politieke onderwerpen transformeren tot kwesties van veiligheid. Daardoor wordt het mogelijk om buitengewone middelen te gebruiken in naam van veiligheid. Het gaat dan niet noodzakelijkerwijs om kwesties die het voortbestaan van een staat bedreigen, maar eerder problemen waarbij iemand erin is geslaagd om ze voor te doen als een existentieel. Volgens onderzoekers Ricardo Farinha en Richard Youngs, beiden verbonden aan het Carnegie Endowment for international Peace, moet de verveiliging van het Europese buitenlandbeleid gezocht worden in een serie externe gebeurtenissen: de terroristische aanvallen begin 2000, de financiële crisis in 2007/2008, de COVID-19-pandemie, migratie-uitdagingen, conflicten in het midden Oosten en Afrika en op dit moment natuurlijk de Rusland Oekraïne oorlog. Politieke leiders refereren sindsdien in hun toespraken vaak aan de grote existentiële crises en bedreigingen voor de Europese Unie.
Dat vindt zijn weerslag in beleid, zo stellen de onderzoekers. Zo zijn er weinig andere beleidsdomeinen waarin zoveel geïnvesteerd is als in defensie. Vanuit een historisch laag punt in 2014, zijn de militaire uitgaven van EU-lidstaten met 40 procent in reële termen gestegen tot 2021. In 2023 hield de EU haar eerste live militaire oefening, gevolgd een tweede oefening in 2024. Ze heeft zich gecommitteerd een Rapid Deployment Capacity te creëren om snel tot 5.000 troepen in crisissituaties te sturen en zei 800 miljard toe om Europa te herbewapenen.
Onderdeel van het verveiligen is ook het optrekken van harde grenzen. De Europese Grens- en Kustwacht Frontex heeft meer macht en middelen gekregen. De EU heeft zich gecommitteerd om tegen 2027 een stand-by korps van 10.000 militairen te creëren om grenscontroletaken bij en buiten haar grenzen aan te pakken, terwijl het Nieuwe Pact voor Migratie en Asiel van 2024 ook strengere toelatingsregels bevat. Ook de externe overeenkomsten van de EU bijvoorbeeld met landen zoals India en Japan, of met regionale organisaties zoals de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (ASEAN) en de Raad voor Samenwerking in de Perzische Golf zijn de afgelopen jaren merkbaar meer gericht op veiligheidskwesties. Een groter aandeel van de EU-hulp gaat naar veiligheidsgerelateerde projecten in ontwikkelingslanden; hadden die vroeger voornamelijk een handels- en ontwikkelingsethos hadden, zijn ze tegenwoordig opvallend verveiligd, ze moeten bijdragen aan stabiliteit van de regio en het tegengaan van migratie. De Europese economische veiligheid Strategie van 2023 stelt dat de economische strategie nu moet worden ingezet voor veiligheidsdoelen en dat economische beleidsbeslissingen met dit doel in gedachten moeten worden genomen.
Hoewel de veiligheidsdreiging daadwerkelijk is toegenomen, is verveiliging ook een gevolg van keuzes die door politici en beleidsmakers worden gemaakt. In dat proces speelt angst een belangrijke rol en dat zit diep in het vakgebied van de Internationale Betrekkingen waarin veel diplomaten en beleidsmakers opgeleid worden.
Angst in Internationale betrekkingen
De meeste theorieën van de internationale betrekkingen zijn gebaseerd op het idee dat de mens rationeel is. Bovendien gaan ze doorgaans over het gedrag van staten, internationale organisaties of andere collectieven. De dominante theorieën zoals liberalisme, realisme, marxisme en constructivisme negeren dus de rol van emoties in wereldpolitiek. Voor hen zijn het – enigszins gechargeerd gezegd – respectievelijk, internationale instituties, macht, economie of cultuur die de wereld vormgeven. Toch zijn de perspectieven vaak wel gebaseerd op aannames over welke emoties een rol spelen. Wat kort door de bocht zou je kunnen stellen dat voor realisten de mens gedreven wordt door angst, volgens institutionalisten door vertrouwen, voor Marxisten door hebzucht en voor constructivisten speelt affect de hoofdrol (Sasley 2013).
In de huidige tijd lijkt vooral angst het discours bepaalt. Dat zou niet verwonderlijk zijn gezien het feit dat realisme altijd al een bepalende school is geweest en dat de laatste jaren alleen maar meer leidend is geworden. De Griekse historicus en generaal Thucydides (460-400 voor Christus) die ook wel gezien wordt als de intellectuele voorvader van de realpolitik vermoedde al dat ‘prestige, angst en eigenbelang’ de krachtigste motieven van politieke actoren zijn (Edinger 2021, 1). En een andere inspiratiebron voor de realisten, Machiavelli 1469 –1527) adviseerde de Prins dat het veel veiliger was om ‘gevreesd dan geliefd’ te worden, omdat de ‘vrees voor straf’ nooit faalt. En de derde voorvader van het realisme, politiek filosoof Thomas Hobbes (1588-1679), geloofde dat angst een cruciale rol speelde in het creëren van onze sociale instellingen. Mensen zijn er volgens hem namelijk op gericht hun zelfbehoud voorop te stellen. Dat zorgt voor onderlinge angst. De uitspraak ‘de mens is de mens een wolf’ verwijst hiernaar. Om deze angst te bezweren zijn mensen bereid een sociaal contract aan te gaan en een staat te stichten die ze autoriteit in handen geven om de onderlinge veiligheid van mensen te waarborgen. Kort samengevat geloofden deze grondleggers van het realisme in een wereldsysteem dat gekenmerkt wordt door anarchie. Een hogere supranationale autoriteit die agressieve of egoïstische staten in toom houdt, zou een illusie zijn. Daarom is machtsbalans een belangrijk instrument en strategie. Omdat je niet zeker kunt zijn van de bedoelingen van andere staten, kun je maar beter het ergste aannemen en je macht maximaliseren, zoals offensief realisme doet.

In een interview met Gustave Gilbert tijdens de Neurenbergse processen, zei de hoge nazi-leider Hermann Göring eens: ‘Het is altijd een eenvoudige zaak om het volk mee te slepen, of het nu een democratie is, een fascistische dictatuur, een parlement of een communistische dictatuur. Met of zonder stem, het volk kan altijd naar de wensen van de leiders worden gebracht. Dat is makkelijk. Alles wat je hoeft te doen, is zeggen dat ze worden aangevallen, en de pacifisten beschuldigen van gebrek aan patriottisme en het blootstellen van het land aan gevaar. Het werkt op dezelfde manier in elk land (Mölder 2011, 242).’
Angst speelt dus een rol in de internationale betrekkingen, maar het heeft tekortkomingen die het gevaarlijk maken. Vooral als het allesbeheersend wordt en de grondhouding wordt vanuit naar de wereld wordt gekeken.
De tekortkomingen van het angstperspectief
In een recent opinieartikel in NRC oppert Steven Everts, directeur van het EU-Instituut voor veiligheidsstudies, voorzichtig dat Europa haar houding jegens Rusland moet veranderen. Misschien moet ze niet alleen reageren, maar ook actief afschrikken. Hij zet het uiteen als een dilemma, hoe verdedig je je als postmoderne democratie, gebaseerd op wetten, openheid en wederzijds vertrouwen, tegen staten die juist misbruik maken van die principes, vraagt hij zich af. ‘Wanneer gaan wij de technieken van een eerder tijdperk opnieuw gebruiken – en onder welke voorwaarden en grenzen? Misschien zou het publiek juist willen horen dat er serieus werk wordt gemaakt aan het herstel van afschrikking, door Poetin strategisch in het defensief te dwingen’. Afschrikking is een veel gebezigde strategie in de internationale politiek. Zelden wordt de emotie angst hierin meegenomen. Het gaat er immers om de tegenstander op basis van aan rationele calculatie duidelijk te maken dat een eventuele aanval geen succes zal hebben. Onderzoekers die expliciet naar de rol van emoties keken, concludeerden dat afschrikking een groot risico met zich meebrengt (Lupovici 2012).
Zo heeft angst cognitieve effecten die de reactie van de tegenstander beïnvloeden. Angstige actoren hebben de neiging om minder zorgvuldige beslissingen te nemen en ze richten zich vooral op de korte termijn in plaats van de lange termijn. Een zorgvuldige afweging van kosten, risico’s en voordelen wordt veel moeilijker als besluitvormers angstig zijn. Bovendien kunnen besluitvormers wanneer ze worden bedreigd, de dreigende partij als vijand beschouwen en kwaadaardige bedoelingen aan hem toeschrijven, in plaats van zorgvuldig de omstandigheden te evalueren die het gedrag van de ander kunnen hebben gemotiveerd.
Een ander bezwaar om naar de wereld te kijken als gedreven door angst en op basis hiervan te handelen, is dat angst geen norm of richting biedt. Als angst het uitgangspunt van je analyse is, welke norm gebruik je dan om te bepalen in hoeverre deze angst gerechtvaardigd is (Hartnett 2024, 211)? Robert Joustra zegt hierover het volgende: ‘Angst is tenslotte geen primaire emotie. Het is een responsieve emotie, die verband houdt met het meer fundamentele gevoel van hechting, verlangen en liefde. We zouden nauwelijks bang zijn voor iets als we niet eerst iets liefhadden. We vrezen voor ons leven omdat we van ons leven houden. We vrezen voor letsel of pijn omdat we van onze gezondheid houden, de soepelheid en beweging van ons lichaam. We vrezen collectief voor verlies van macht, rijkdom en prestige omdat we van deze dingen houden, en niet altijd ten onrechte. Macht, rijkdom en status zijn allemaal in zekere mate nodig voor schoon water, veilige straten, winstgevende bedrijven en het opvoeden van kinderen. Als er geen dreiging van hun vernedering of uitwissing was, zouden we niets te vrezen hebben. Maar angst is dan een tweede zaak, geen eerste. (…) Het is een secundaire reactie op het meer fundamentele iets dat onze politiek en onze gemeenschappen aandrijft: liefde (Joustra, 2025)’.
Het uitgangspunt van de realisten is historisch vaak inadequaat gebleken. Was angst inderdaad de primaire drijfveer en motivatie voor het Europese eenwordingsproject? Laten we kijken naar een van de grondleggers van de Europese eenwording. Robert Schuman (1886-1963) zag Europa als een spirituele en culturele gemeenschap die ten minste 2000 jaar teruggaat. Als gevolg van de Vrede van Westfalen was deze eenheid al uiteengevallen. De Tweede Wereldoorlog markeerde een breuk van deze eenheid. Er waren dus andere, positievere motivaties voor de start van het eenwordingsproject: bijvoorbeeld het herstel van de eenheid van Europa die sinds de Vrede van Westfalen was verdwenen. De oprichters van de EU waren niet zozeer tegen iets, maar voor iets, namelijk eenheid (Harryvan en Polinder 2021, 14-19). Dus het uitgangspunt was niet primair angst, maar de liefde voor eenheid in Europa. Politici kunnen de angstkaart spelen als het gaat om Europa – door de noodzaak van een sterke EU te benadrukken vanwege de dreiging van Rusland of afhankelijkheid van China, bijvoorbeeld – maar zien daarmee over het hoofd dat mensen een Europese cultuur, het sociale welvaartsysteem, de solidariteit en de mensenrechten liefhebben en koesteren.
Liefde en internationale betrekkingen: inspirerende voorbeelden
We zijn niet de eerste die pleiten voor een liefde-perspectief. Robert Joustra ging ons voor. Hij was geïnspireerd door de ideeën van Augustinus over liefde (Patterson en Joustra 2022, 7,8) waarin liefde de basishouding van alle mensen is tegenover de werkelijkheid. Volgens Augustinus is liefde niet slechts een emotie of een voorbijgaand gevoel; het is eerder een diepe oriëntatie van de ziel, een drijfveer die onze handelingen, verlangens en bezigheden stuurt.
Augustinus verdeelt liefde in twee primaire categorieën: liefde voor God en liefde voor zichzelf. Mensen worden gevormd en bewogen door hun liefdes. Deze liefdes kunnen goed of slecht zijn, afhankelijk van de richting of oriëntatie. Er is zelfzuchtige liefde, of cupiditas, die zich uitdrukt in eigenbelang, trots of superbia. Zelfopofferende liefde of caritas vindt haar uitdrukking in belangeloze zorg voor de ander. Elk mens, en ook naties, zijn een mengsel van beide liefdes. Juist geordende liefde legitimeert: ‘heb lief en doe wat je wilt’ (Hartnett 2024, 210). Met andere woorden, de basishouding van mensen tegenover de wereld is liefde, maar de richting van deze liefde kan goed of slecht zijn. Het blijft echter een daad van liefde. De uitdaging is om deze (zelfopofferende) liefde relevant te maken voor internationale politiek.
De christenrealist Reinhold Niebuhr (1892-1971) probeerde dit te doen. Hij erkende de wijsheid van het realisme dat eigenbelang een belangrijke factor is, maar eigenbelang diende altijd gecorrigeerd te worden door de norm om anderen lief te hebben. De ander liefhebben is in de internationale politiek een onmogelijke mogelijkheid, zo stelde hij. Daarom was voor hem rechtvaardigheid uiteindelijk de norm die eigenbelang en liefde in de internationale politiek bij elkaar bracht. Voor Niebuhr is rechtvaardigheid liefde die haar weg door de wereld baant (Rice 2008, 275).
De liberale internationalist Eckhard Zimmern (1879-1957), een zeer invloedrijke man die veel heeft bijgedragen aan het ontstaan en vorming van het vakgebied internationale betrekkingen, stelde liefde, begrepen als familieliefde, centraal. Zimmern speelde een belangrijke rol in het opnieuw vormgeven van het Britse rijk als het Gemenebest. Volgens hem vormde liefde het Gemenebest en leverde het een moreel doel: ‘het Gemenebest is een organisatie die is ontworpen met de leidende motivatie van liefde en broederschap.’ (Hartnett 2024, 206-208).
Een ander voorbeeld is de klassiek realist Hans Morgenthau (1904-1980). In 1952 zei hij tegen zijn studenten: ‘geen politieke samenleving kan enige tijd op een harmonieuze en stabiele manier bestaan die geen rekening houdt met zowel het verlangen naar macht als het verlangen naar liefde’ (Hartnett 2024, 218). Macht op basis van heerschappij is incompleet en kwetsbaar, macht die wordt geschraagd door liefde is een langer leven beschoren. Gezag, ideeën, idealen en instituties worden niet gedragen door dwang, maar door vrijwillige instemming. (Hartnett 2024, 218). Liefde heeft een normerende functie. Het is een raamwerk om gemeenschappen te vormen. Het is een soort lijm die het mogelijk maakt om groepen te binden en gevoelens en handelen in te kaderen en te sturen (Hartnett 2024, 202).
Nut van constructieve angst
Een pleidooi voor een perspectief van liefde kan al snel als sentimenteel gezien worden of als onrealistisch. Een beetje vergelijkbaar met de reacties van mensen als je het hebt over de rol van religie. Dan herhaalt men graag de vraag van Stalin: ‘De paus, hoeveel divisies heeft hij?’ (Tréguer 2022). Is liefde niet een sentimenteel gevoel dat het altijd verliest van angst? Het lijkt erop dat angst meer ‘echt’ is, een betrouwbaardere basis om mee te rekenen, terwijl liefde iets is dat ook vertrouwen en geloof vereist.
We ontkennen niet de impact of kracht van angst. De historicus Herbert Butterfield (1900-1970) zegt dat angst ‘iets is dat buitengewoon levendig is als we in zijn greep zijn’ (Patterson en Joustra 2022, 5). Hij wijst er ook op dat we niet altijd beseffen of niet willen erkennen ‘hoe vaak verkeerd beleid, slinks gedrag, opschepperige houding, of zelfs een daad van wreedheid, terug te voeren zijn op angst’ (Patterson en Joustra 2022, 5). Als ouders angstig zijn omdat hun kleine kinderen zonder zwemdiploma aan de waterkant spelen, dan is dat goed. Angst moet alleen niet de plaats van liefde innemen. Daarom bepleiten wij constructieve angst, een door ongerustheid ingegeven vooruitziende blik, zoals Robert Kaplan dat noemt (Kaplan 2023, 14). Een door angst ingegeven vooruitziende blik is een vereist voor moreel handelen, zo stelt hij. Dit mag ook gerust een angst zijn die lijkt op vrees en ontzag, omdat je beseft dat er hogere machten zijn en het geweten je daar op wijst (Kaplan 2023, 92, 93, 139).
Het wordt problematisch als angst onze grondhouding wordt in de manier waarop we naar de wereld kijken en ons handelen richting geven. Dan dreigt verkokering en ook mateloosheid. Verkokering omdat we onze opties beperken en mateloosheid omdat bijna geen maatregel genoeg is om onze angst te sussen.
Angst vraagt erom genormeerd en begrensd te worden door liefde en vertrouwen. Het is een correctie op een deels gerechtvaardigde angst vanwege toegenomen onveiligheid, maar wil een kader bieden aan de angst die we hier zelf aan toekennen. Het voordeel is dat een perspectief van liefde duidelijker maakt wat er op het spel staat, namelijk wat je liefhebt en je niet overmand wordt door de angst die met de dreiging gepaard gaat.
Het kan daarbij helpen om liefde als een deugd te zien en angst als een emotie. Deugden bepalen deels hoe we dingen intuïtief ervaren, hoe we onszelf zien, waar we ons voor schamen of wat we prijzen. Ze beïnvloeden deels onze emotionele voorkeuren, beslissingen en keuzes (Nullens 2023). Net zoals ideologieën en wereldbeelden iemands kijk op de wereld vormen en de beleidsmogelijkheden die iemand overweegt, zo kan angst fungeren als een filter waardoor mensen of staten elkaar waarnemen. Informatie die tegen het gevestigde beeld van de ander ingaan, wordt eerder gefilterd (Edinger 2021, 4).
Met andere woorden, deugden bepalen iemands grondhouding, zijn of haar dispositie en emoties zijn de filters waardoor mensen de wereld bekijken. De grondhouding waarmee diplomaten, politici, beleidsmakers, regeringsleiders, maar ook gewone burgers naar de wereld kijken is daarmee fundamenteler dan het filter waardoor iemand de wereld ziet.
Pleidooi voor liefde: wees niet bang!
Wat levert het ons op om internationale betrekkingen door de ogen van liefde bekijken? Ten eerste doet zo’n perspectief meer recht aan een aantal historische gebeurtenissen, zoals we hebben gezien bij ontstaan van het Europese eenwordingsproject. Ten tweede kan liefde actie begrenzen en kanaliseren. Je hebt liefde nodig om macht richting te kunnen geven. Liefde ordent door betekenis of doel te geven aan het handelen. Anders wordt het realisme, ook wel ultrarealisme genoemd, cynisch, waarbij het nationale belang en de zoektocht naar macht het ultieme criterium voor politieke actie worden. Zoals Robin Lovin stelt: ‘We moeten vertrouwen hebben in een oordeel dat buiten ons eigen oordeel ligt. We moeten hoop hebben die verder gaat dan de resultaten van onze acties die we kunnen zien, en tenslotte moeten we liefde hebben die ons ervan weerhoudt om vast te zitten in ons eigen eigenbelang’ (Sabella 2017, 61-63).
Op dezelfde manier stelt liefde spelers in de praktijk van internationale betrekkingen in staat hoopvol te zijn en niet gevangen te worden door angst. Misschien zijn onze angsten en zorgen niet in overeenstemming met de realiteit van de wereld en wat we eraan kunnen doen. Liefde brengt een ander perspectief en helpt ons het mooie en het goede te zien, zoals mensen die naar afgelegen gebieden reizen om vluchtelingen te helpen, vrouwen die zich verzetten tegen gewelddadig extremisme in Nigeria, soldaten die hun leven riskeren om burgers te beschermen, landen die elkaar helpen tijdens natuurrampen, enz. (Patterson en Joustra 2022, 6).
Een liefdesperspectief is geen vervanging van angst, wel een correctie, begrenzing of kanalisering ervan. Om het met Butterfield te zeggen: We lijken niet in staat de demon van angst in een directe confrontatie te overwinnen. (…) Laten we de duivel bij de oren pakken en hem verrassen met een dosis van die zachtere deugden die voor hem vergif zullen zijn. Wanneer de wereld in uiterste nood verkeerd, wordt de leer van de liefde tenminste de ultieme maatstaf voor ons gedrag.
Een mooi voorbeeld uit de praktijk waar een liefdesperspectief verschil kan maken is de NAVO. Door veel mensen wordt het NAVO-bondgenootschap gezien als een afschrikkingsorganisatie of misschien zelfs wel als een imperialistisch vehikel. We ontkennen niet dat er soms aanleiding is voor dit beeld, maar als je vanuit een liefdesperspectief kijkt zie je iets anders. In het NAVO-verdrag staat vooral wat de deelnemers liefhebben en het verdedigen waard vinden. De preambule begint met te vermelden dat men vertrouwen heeft in ‘de doeleinden en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en hun wens om in vrede te leven met alle volkeren en alle regeringen’. Vervolgens wordt duidelijk waar hun liefde op gericht is: ‘vrijheid’, ‘het gemeenschappelijk erfgoed en de beschaving van hun bevolking’, ‘de beginselen van democratie, persoonlijke vrijheid en rechtsorde’, ‘stabiliteit en welzijn’, ‘internationale vrede en veiligheid en gerechtigheid’, ‘vreedzame en vriendschappelijke internationale betrekkingen’, ‘elkander hulp verlenen’, ‘politieke onafhankelijkheid’, ‘territoriale integriteit’ (zie Het Noord-Atlantisch Verdrag).
De neiging is nu om de NAVO te zien als een afschrikkingsmachine en daartoe moeten de deelnemers hun militaire en financiële bijdragen omhoog schroeven. Dat is gezien het nalaten van de afspraken een terechte claim, maar de vraag is wel waartoe. Als het doel alleen afschrikking is, al dan niet gedreven door de angst van een Russische aanval, dan wordt uit het oog verloren wat het doel ook al weer is. Alleen een vijand afschrikken uit angst geeft te weinig kader wat en hoeveel er precies moet worden geïnvesteerd. Het is evenzeer van belang duidelijk te hebben wat er de moeite waard is om te verdedigen. Welke waarden en instituties worden bedreigd en op welke manier willen we die verdedigen? Die vraag stellen helpt om investeringen in de NAVO van een kader en van richting te voorzien.
Conclusie
Veel Nederlanders maken zich zorgen dat er een derde wereldoorlog komt. En die zorgen nemen flink toe: in 2022 maakte 38 procent van de Nederlanders zich er druk om, dit jaar is dat 56 procent (zie Nationaal Vrijheidsonderzoek 2024). Politici appelleren aan die angst om zo bepaald beleid te bewerkstelligen. Met zijn uitspraak ‘Tijd om ons geestelijk voor te bereiden op oorlog’, kreeg de secretaris generaal Mark Rutte van de NAVO wereldwijd aandacht. Ook Trump appelleert aan onze angst als hij zegt dat hij landen die onder de NAVO blijven niet komt helpen in een conflict.
De angst dient in geen van de gevallen onze grondhouding te worden. Dat leidt tot minder goede beslissingen, een kokervisie en verveiliging van alle levensterreinen tot mogelijk onbegrensde proporties. Zoals Kierkegaard het zo mooi zegt: ‘Wie op de juiste manier geleerd heeft wat angst is, heeft het hoogste geleerd’ (Haufniensis 2018, 187).
Literatuurlijst
Edinger, Harald. 2021. “Fear in International Relations.” E-International Relations.
Epp, Roger I. 1991. The Augustinian Moment in International Politics: Niebuhr, Butterfield, Wight and the Reclaiming of a Tradition. Aberystwyth: University College of Wales.
Harryvan, Anjo and Simon Polinder. 2021. “De katholieke inspiratie van de Europese eenwordingsgedachte: de rol van de vier ‘heiligen.’” Sophie (4).
Hartnett, Liane. 2024. “How Love Orders: An Engagement With Disciplinary International Relations.” European Journal of International Relations 30 (1): 203–226.
Haufniensis, Vigilius. 2018. Het Begrip Angst. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn.
Joustra, Robert J. 2025. Christ & His Leviathans: A Christian Introduction to International Relations. Illinois: IVP Academic, draft manuscript. Used by permission.
Kaplan, Robert. (2023). De geopolitieke tragedie. De rol van angst, macht en het noodlot op het wereldtoneel. Amsterdam: Spectrum.
Lupovici, Amir. 2012. “Deterrence and Fear: Incorporating Emotions into the Field of Research.” E-International Relations.
Mölder, Holger. 2011. “The Culture of Fear in International Politics – A Western-Dominated International System and Its Extremist Challenges.” ENDC Proceedings 14: 241–263.
Nullens, Patrick. 2023. “Economische Deugden.” ESB.
Patterson, Eric D., and Robert J. Joustra. 2022. Power Politics and Moral Order: Three Generations of Christian Realism – A Reader. Oregon: Wipf and Stock Publishers.
Rice, Daniel. 2008. “Reinhold Niebuhr and Hans Morgenthau: A Friendship With Contrasting Shades of Realism.” Journal of American Studies 42 (2): 255–291.
Sasley, Brent. 2013. ”Emotions in International Relations.” E-International Relations.
Sabella, Jeremy. 2017. An American Conscience. Wm. B. Eerdmans Publishing.
Tréguer, Pascal. 2022. “History of the Phrase ‘How Many Divisions Has the Pope?’” Word Histories.
Dit is een bewerking en actualisering van het essay ‘Through the Eyes of Love’: Looking at International Politics Differently’.