We weten niet of ze het er levend vanaf zullen brengen, die twee, zichtbaar verliefde jonge mensen tussen de puinhopen. We weten niet hoeveel pijn en schade ze zullen moeten meedragen als ze het overleven. En toch straalden ze zoveel vreugde en kracht uit dat het mij hoop gaf voor de toekomst, ook voor hun toekomst.
Dat ontroerende stel gaf mij de zekerheid dat de liefde altijd doorgaat, ook in tijden van oorlog en kanker en lijden en dood. Dat het om de liefde gaat en dat liefde de oceaan is waarin alles zal samenstromen. Dat, ja, dat de liefde het perspectief is voorbij de dood. Dat er zoiets als God schept en blijft scheppen midden in de ellende. Dat God onuitroeibaar is.
Diezelfde onverzettelijke vitaliteit en levenslust trof ik aan in de liefdesgedichten van Guillaume van der Graft, midden in de Tweede Wereldoorlog. Liefde is als een prachtige, maar ook krachtige bloem die bloeit op de puinhopen. Het deed me denken aan het dagboek van Anne Frank, haar levenslust, het vierkantje blauwe hemel dat zij zag door het kleine raam en dat een visioen voor haar werd. Waarvandaan toch die zinderende levensvreugde in een uitzichtloze situatie?
Het was de liefde, haar verliefdheid op de iets oudere Peter in dezelfde bedompte ruimte hoog in het Achterhuis. Die verliefdheid gaf kleur aan de grauwe, saaie dagen met de benepen ergernissen en ruzies. Haar wereld bestond uit slechts enkele kubieke meters, maar in haar hoofd en hart opende zich het wijdste universum ooit: dat van de liefde. Dat universum ging met haar mee in de trein naar het concentratiekamp, zoals het eerder was meegereisd met haar schrijfgenoot Etty Hillesum.
Ik hoop toch zo dat dit ook zal zijn weggelegd voor dat verliefde stel in Oekraïne. Dat hun liefde niet zal worden weggeredeneerd door het cynisme van hun omgeving. Dat die liefde ons blijft oproepen en inspireren en ons blijft toezingen: heb lief, blijf liefhebben in tijden van cholera en kanker, bommen en kogels, dood en verderf. Heb lief, tegen de klippen op.
Het doet me ook denken aan mijn eigen situatie van ongeneeslijke ziekte. Aan de liefde van mijn geliefde Eliane en mij, wij, die wel het volle pond mochten genieten van een lang en gelukkig liefdesleven samen. De cijfers en waarden zien er niet goed uit, maar we blijven onverminderd liefhebben.
Sinds iemand die het weten kan mij onlangs typeerde als een onverwoestbare Noorman ben ik zo overmoedig te hopen dat ik negenentachtig word – een nog volop vrijende 89-jarige wel te verstaan! Maar ook als ik dat niet red, zal de liefde blijven. Immers, energie kan nooit verloren gaan.
Toen ik dit uitsprak in een gezelschap tijdens een gezellig etentje sprak iemand een beetje zuur: ‘Wat koopt Eliane daarvoor?’
Wat je daarvoor koopt?
Nabijheid.
Warmte.
Licht.
Energie.
Liefde.
God.
De energie die ik aanduid met God/Liefde houdt niet op bij de dood. Ook deze energie kan nooit verloren gaan. Daarom kunnen wij onverwoestbaar blijven liefhebben. En zingen. Dat is Pasen!
Zingen
Nacht nog.
Donker en stil.
Er moet ergens iets zijn
van dageraad:
de merel zet in,
helder,
dansend,
ongelooflijk.
God zingt.
Ook al wordt hij straks wellicht
opgevreten door de kat
en zijn z’n jongen kansloos,
God zingt.
(Uit ‘Zingen aan de Styx’ – Wim Jansen – U kunt het boek hier bestellen bij Bazarow.)
Vorig jaar tijdens “de Paaspreek” in M’burg wees je er op dat de doden niet bij het graf te vinden zijn, maar onder ons zijn. Dat te weten maakt blij!, ook al is m’n geliefde me voorgegaan. Ik denk ook dat het fijn is voor de doden dat we weten dat ze in onze nabijheid zijn, onze ontvankelijkheid geeft hen de mogelijkheid dichtbij te komen. Zo ervaar ik dat.
Dank Cornelia.
Fijn om een jaar later nog een reactie te vernemen van zo’n onlinedienst, waarbij je geen idee hebt wie er kijkt…