Wat is het teleurstellend om uit de mond van een hoogleraar te horen dat maar één overtuiging de juiste kan zijn. In termen van religiewetenschap heet dat fundamentalisme. In gewoon Nederlands heet het tunnelvisie en er zijn inmiddels behoorlijk wat wetenschappers, medici, economen en psychologen die zeer bezorgd zijn over de tunnelvisie van het OMT dat de dienst uitmaakt. Columnist Bert Wagendorp had het in de Volkskrant over de ‘virolocratie’ die onze democratie vervangen heeft. Verschillende deskundigen hebben erop gewezen dat de nevenschade van de maatregelen vele malen groter is dan de baten ervan, niet alleen in welzijn maar ook in gezondheid en zelfs in mensenlevens.

Trouw publiceerde onlangs een betoog van Colin van der Heiden, bijzonder hoogleraar Klinische Psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, die minister De Jonge kapittelt voor zijn verspreiding van nepnieuws. Want nee, de vaccins zijn niet “uit en te na getoetst” en we weten nog niet of ze op de lange termijn veilig zijn; we weten niet eens of ze effectief zullen blijken om te zorgen voor groepsimmuniteit. Je kunt wel geloven dat je je laat vaccineren ‘voor elkaar’, maar dat is nog maar de vraag.

Dan de vraag: is in mijn leven voor anderen geen plaats? Weiger ik christelijke verantwoordelijkheid voor anderen? Wat is eigenlijk mijn verantwoordelijkheid hier? Die heb ik toch zelf te bepalen, lijkt me, in plaats van een dwingend advies of voorschrift blindelings op te volgen. Dat zou geen verantwoordelijkheid zijn, maar volgzaamheid.

Een gedachte-experiment. Zou de filosoof Emmanuel Levinas ermee ingestemd hebben dat we ‘voor elkaar’ ons gelaat bedekken met een masker? Wetende dat mondkapjes geen virussen tegenhouden; dat medische mondmaskers dat niet eens kunnen (een verkouden chirurg opereert niet) laat staan de niet-medische publieksversie die ons is opgedrongen? “Ze doen wel iets” was het argument van overheidswege en dat is helaas maar al te waar: ze bedekken een groot deel van het heilige gelaat van de Ander, en daarmee vergroten ze ook de gevoelsmatige afstand en de angst voor elkaar. Een argument om ze niet verplicht te stellen was oorspronkelijk dat ze misschien een gevoel van veiligheid zouden geven. Toen dat niet zo bleek te zijn, werden ze verplicht.

Mijn antwoord is: ik neem mijn verantwoordelijkheid tegenover andere mensen door mijn hele gezicht te laten zien in winkels en vriendelijk glimlachend boodschappen te doen. En ik weet honderd procent zeker dat ik daarmee niemand schaad.

Hoe zit het met die op het zelf gerichte spiritualiteit waarvan ik een aanhanger zou zijn? In de spirituele psychologie bestaat het begrip near enemies: een staat die lijkt op de gewenste kwaliteit, maar deze eigenlijk ondermijnt. Zo is bijvoorbeeld zelfmedelijden een near enemy van zelfcompassie. In zelfmedelijden zwelg je; in zelfcompassie breng je jezelf juist terug tot nederig-menselijke proporties.

De Lange beticht mij en mijn spirituele soortgenoten van “zelfvinding, zelfversteviging en zelfvergroting”. Maar die woorden zou ik nooit gebruiken; het zijn near enemies van waar het mij en mijn spirituele geestverwanten om gaat, namelijk zelfoverstijging, ook wel genoemd zelfrealisatie. Deels is de verwarring misschien een kwestie van jargon; de ene spirituele stroming hanteert andere termen dan de andere. Soms heet het dat het ‘zelf’ met een kleine letter moet worden doorzien als illusie en dat het ‘Zelf’ met een hoofdletter dan de gevoelde werkelijkheid wordt. In christelijke terminologie vertaald zou dat zijn: “Niet mijn wil maar Uw wil geschiede.”

In de praktische uitwerking van de vorm van spiritualiteit die ik aanhang, draait het om zelfonderzoek, zelfopvoeding, zelfgenezing, kortom alles wat ik kan beoefenen teneinde de diepe onvrede in mijn eigen ziel te helen. Waarmee ik uiteraard ook een veiliger en liefdevoller mens word voor anderen, want het is altijd innerlijke onvrede die aan de basis ligt van agressie, van hebzucht, van zelfzucht in het algemeen. Het is altijd innerlijke onvrede die leidt tot wij-zij-denken: “Wij doen het goed, zij doen het fout.”

Die onvrede noemen we in mijn spirituele kringen ook wel oude pijn. Ze bestaat vooral uit oude emoties, ooit in machteloosheid verdrongen om onszelf te beschermen en in de vorm van spanning opgeslagen in het onderbewuste, in het lichaam, in spieren en bindweefsel. Door bewust te ontspannen en de aandacht naar binnen te richten, dieper en dieper, kan ik alsnog de weggestopte angst, verdriet en woede ervaren die ik vroeger niet kon toelaten, laat staan uiten. Zolang deze emoties onbewust blijven, is de kans groot dat ik ze projecteer op anderen: zíj hebben mij gekwetst in mijn beleving, het is hún schuld. Of dat ik eisen stel: zíj moeten de regels volgen, want ík ben bang.

Open ik mijn hart ervoor, doorvoel ik de emoties alsnog, laat ik de pijn ervan bewust toe – dan verliezen ze hun greep op mijn ziel en kan ik vredig ‘in de wereld, maar niet van de wereld’ met andere mensen omgaan.

Dat noem ik verantwoordelijkheid nemen voor mezelf. Ik noem het nadrukkelijk niet verantwoordelijkheid nemen voor anderen – want ik respecteer de vrijheid en het vermogen van alle andere volwassenen om desgewenst dit spirituele ontwikkelingswerk aan zichzelf te verrichten, of niet. Daar ga ik niet over.

Hoe kom ik op het idee dat andere mensen ‘kartonnen poppetjes’ zouden zijn? Dat beeld had ik, toegegeven, enigszins uit z’n verband gerukt. Een deelnemer aan een seminar van de Australische mysticus Barry Long vroeg eens wat hij toch aan moest met de mensen bij wie hij logeerde, want die hadden heel verkeerde ideeën volgens hem, maar het lukte hem niet om ze te overtuigen van zijn gelijk. Long’s antwoord was ongeveer: “Laat die andere mensen met rust en richt je blik op jezelf. Zie ze maar als kartonnen poppetjes.” Ik vond het een sprekend beeld om mezelf eraan te herinneren dat ik andere mensen niet kan heropvoeden of veranderen en dat ik dat ook niet hoef te proberen. Erger ik me aan iemand, dan heb ik naar binnen te kijken en te onderzoeken wat ik op die ander projecteer aan gemis, aan wensdenken of schuldafschuiving, kortom aan oude pijn.

Ben ik dan niet mijn broeders hoeder? De beladen retorische vraag van Kaïn aan God “Ben ik mijn broeders hoeder?” was Kaïns poging om zich er onderuit te wurmen: hij had Abel zojuist vermoord. We zijn geneigd de vraag te beantwoorden met ‘natuurlijk wel!’ Maar hoe hoed je je broeders en zusters terwijl je ze in hun waarde laat? Niet door voor ze te denken.

Lang heb ik gedacht dat ik nooit therapeut zou kunnen worden – ik wist nauwelijks zelf hoe ik moest leven, hoe zou ik dat voor anderen kunnen weten? Toen ik een coachopleiding deed, begreep ik dat het ook helemaal niet de bedoeling is iets voor anderen te weten.

“Vertel je cliënt nooit wat hij of zij volgens jou moet doen,” werd ons uitgelegd. “Want er zijn twee mogelijkheden: of je weet niet wat goed is voor die cliënt, je zegt iets wat niet klopt, en dat is natuurlijk heel erg. Of je weet het wel, wat je zegt klopt, en dat is ook heel erg, want daarmee heb je je cliënt de kans ontnomen om er zelf op te komen.”

Oprechte aandacht geven, doorvragen, de ander een veilige ruimte bieden om zelf wijzer te worden is wat een goede coach doet, niet voorzeggen hoe het moet.

In de rebalancing opleiding die ik daarna deed, werd ons verteld dat we idealiter met tachtig procent van onze aandacht bij onszelf zijn, en voor twintig procent bij de cliënt. Rebalancing is emotioneel lichaamswerk: door aandachtige, trage massage nodig je cliënten uit om de focus in het eigen lichaam te brengen, waardoor onbewuste en verdrongen emoties helder kunnen worden. Je nodigt het onderbewuste uit om mee te praten, als het ware. Het doel is meer bewustzijn ontwikkelen, lichter worden, minder belast met oude pijn.

“Als rebalancer ben je altijd bereid om als eerste te voelen,” zei een docent en ik merk dat ook keer op keer in mijn praktijk: veel van wat ik in mezelf voel, blijkt te spiegelen wat mijn cliënt aan het voelen is. Dat zijn dus praktische manieren waarop ik in mijn werk mijn broeders en zusters hoed: juist door bij mezelf te blijven, kan ik anderen de veilige ruimte bieden die ze nodig hebben om zichzelf te ervaren en te ontwikkelen.

En verder neem ik alle ruimte die ik krijgen kan in de publieke ruimte om mijn visie op gezondheid en ziekte te delen, een visie die je alternatief kunt noemen of zelfs radicaal, maar ook natuurgericht of spiritueel. Gezondheid is voor mij iets anders dan besmettingen voorkomen of de dood zo lang mogelijk uitstellen. Ziekte heeft altijd zin en de dood is niet het einde, en niets om bang voor te zijn. Gezondheidszorg is niet te verenigen met winst en bezuinigingen op de zorg moet je niet compenseren met het op slot zetten van de samenleving.

Ik was diep geschokt aan het begin van de coronacrisis toen ik Tedros Adhanom Ghebreyesus van de Wereld Gezondheids Organisatie hoorde verkondigen: “We should be very, very worried,” waarmee hij golven van angst de wereld in joeg. Want als er iets slecht is voor je gezondheid, is het angst. Als er nóg iets slecht is voor je gezondheid, is het afstand nemen van elkaar, jezelf isoleren, eenzaam in een hokje gaan zitten. Alle natuurlijke weerstand uit je omgeving weg-steriliseren en vervangen door technische ingrepen. Zelfs Diederik Gommers heeft inmiddels toegegeven dat we beter buiten hadden kunnen gaan sporten dan binnen blijven. Met de maatregelen van de virologische tunnelvisie werden wij niet elkanders hoeder, maar elkaars cipier.

Is corona meer dan ‘maar een griepje’? Dat is de vraag niet: ook aan griepjes zijn altijd veel mensen dood gegaan, zelfs jonge mensen. Het is duidelijk dat de coronacrisis onze manier van leven een halt toeroept. De vraag is hoe we deze tijd kunnen benutten om anders, beter te gaan denken over ziekte en gezondheid, over de waarde van leven in vrijheid, met bijbehorende risico’s. Om ons meer bewust te worden van onszelf, van onze innerlijke onvrede en de manieren waarop die zich uit. Bewust vooral van de onvrede, hebzucht en agressie die de kille keerzijde zijn van onze welvaart, het succes van onze westerse cultuur.

De vraag is hoe we het wij-zij-denken kunnen afleggen. Het meer-is-beter-geloof in onszelf kunnen ontmantelen. Hoe we kunnen ontspannen in het menselijk lot, inclusief alle natuurlijke pijn en onvermijdelijk lijden. Zodat we gaandeweg steeds beter leren om ons zelf te overstijgen, zelflozer te worden.

En ja, dan worden we ook veiliger en liefdevoller mensen voor elkaar. Niet doordat we netjes regels volgen, maar als stilzwijgend, vanzelfsprekend en natuurlijk bijeffect van onze innerlijke ontwikkeling, van onze focus op onszelf.

Lees ook de reactie van Stephan Huijboom

coronatest

De blinde vlekken van de corona-wegwuivers

Filosoof Stephan Huijboom reageert op betoog Lisette Thooft

Lisette profiel

Lisette Thooft

Journalist

Lisette Thooft (1953) studeerde Engels met antropologie als bijvak maar rolde de journalistiek in en schreef jarenlang voor spirituele …
Profiel-pagina
Al 12 reacties — praat mee.