De overgrote meerderheid van bankiers die ik tegenkom kan echter van een dergelijke levensstijl slechts dromen. Deze bankiers hebben absoluut een prima leven, maar moeten hard werken om hun kleine Londense appartement te kunnen bekostigen, en als zij kinderen hebben een passende school. Zij zijn naar Londen verhuisd omdat het echte financiële werk zich hier afspeelt. Londen is in de woorden van Simon Kuper (columnist van Financial Times) een global city. Amsterdam is een aardige en vooral gezellige stad, maar ook niet meer dan dat. De uitdagingen voor bankiers zijn hier beperkt. Wat is er verkeerd aan om op zoek te gaan naar een unieke woonlocatie in een internationale setting, naar uitdagend werk, en om betrokken te willen zijn bij deals die er toe doen? Wat is er mis mee om daar te willen zijn en werken, waar ‘het’ gebeurt?
In toenemende mate verbaas ik mij over het stereotype dat er bestaat over bankiers in de City of London. Ik herken hier het mechanisme van de zondebok, waar de Franse filosoof Rene Girard zo treffend over geschreven heeft. In de Bijbel speelt het zondebokmechanisme een centrale rol, met name in het leven en sterven van Jezus. “Zij hebben mij zonder reden gehaat.” Het volk keerde zich tegen Jezus, om zo de onderlinge eenheid te bewaren en om zich vooral niet zelf schuldig te hoeven voelen. Dat mechanisme zie je overal terug waar twee of meer mensen bijeen komen. In families, maar ook in de brede samenleving. Joden werden vaak als de zondebok aangewezen, en tegenwoordig moslims, over heel Europa. De argumenten klinken ongetwijfeld vertrouwd: “Zij vormen de reden dat ik het niet goed heb, en als zij er niet meer zijn, zullen wij eindelijk weer voorspoed kennen.”
En zo gedraagt men zich ook tegenover Londense bankiers. Ik werd vorige maand gebeld door een journaliste van een bekend Nederlands televisieprogramma. Of ik wilde spreken over ‘hebzucht en bankiers’. Het vooroordeel dat in de titel van het programma lag irriteerde mij. Het is zo gemakkelijk om het probleem buiten jezelf aan te wijzen en zelf vrijuit te gaan. Ik vroeg deze vrouw waar ze van leefde, en of ze een hypotheek had. Of ze haar spaargeld misschien belegde. Is dat geen hebzucht? Profiteren velen van ons niet van de kansen die de financiële wereld ons biedt? Is het niet hypocriet om naar een bepaalde groep te wijzen voor een situatie waar velen van ons belang bij hebben?
De bankiers die ik ontmoet zijn geen revolutionairen. Zij zijn het ermee eens dat het financieel systeem niet optimaal werkt en dat er lacunes zijn. Daarover gaan zij graag in gesprek. Maar verwacht van hen geen ingrijpende wijzigingen. Een verandering van het financieel systeem zal vanuit de brede samenleving vandaan moeten komen, in het besef dat velen daarvan de consequenties zullen ervaren.
Maar ik zie een ingrijpende verandering niet gebeuren. Daarvoor zijn te veel mensen gehecht aan hun hypotheek en aandelen, kortom aan hun welvaart. Het is dan ook niet passend om de schuld van een onevenwichtig systeem te leggen bij een bepaalde beroepsgroep.
Bovenstaande tekst is een bewerking van een artikel dat gisteren in NRC Handelsblad verscheen.
Het is natuurlijk ook maar een baan, waar mensen succesvol in willen zijn. Dat is misschien prima, dat weet ik niet. Succesvol willen zijn is natuurlijk ook aangeleerd door de samenleving waar wij deel van uit maken. Er zijn gelukkig ook veel mensen die er voor kiezen succesvol te zijn zonder dat daar de ander financieel mee te kort wordt gedaan. Ieder systeem waar mensen aan meedoen is een werkend systeem, dat klopt. Maakt meedoen schuldig als er feitelijk geen alternatief is? Ben ik hebzuchtig als ik een hypotheek afsluit of mijn geld investeer in aandelen? Feitelijk ben ik de sukkel die daarmee anderen de kans geef om met mijn geld succesvoller te zijn dan ik ooit zal zijn. En dat is wat er niet deugd. Dat mensen dat als normaal zien, dat is de kern van het probleem. Dat je met feitelijk niets doen, namelijk met geld aan het werk zijn dat niet van jou is, zelf geld kunt verdienen, tegen elke prijs.
De bankiers worden ook niet veroordeeld maar alleen maar het feit dat ze kiezen voor die wereld. Uiteindelijk is die financiële wereld door mensen gemaakt. Zij die ervoor kiezen in die wereld te gaan werken doen het voor het geld. In de bijbel heet dat de mammon. Als de mensen die in die wereld gaan werken en ook die wereld die door mensen is geschapen en we leren ook dat de mens naar God’s beeld is geschapen dan vraag ik me af hoe men dat heeft kunnen zeggen?
Dit stukje proza geeft aan hoe sterk en vooral: verraderlijk de verlokking van de God van de Hebzucht, de Mammon, is.
Zelfs een predikant laat hier telkens weer in dit stuk zien hoe onschuldig die mensen in de financiele wereld lijken, hoe aardig, hoe gewoon. Terwijl deze zelfde mensen de meest verschikklelijke dingen doen in dit tot op het bot corrupte, kwaadaardige systeem.
De schrijver dezes laat zich hier duidelijk telkenmale op een dwaalspoor brengen door hoe onschuldig en hoe gewoon het leven van deze financiele mensen kan lijken.
Overigens gaat het hier niet alleen om mensen binnen de financiele wereld, maar ook om velen daarbuiten.
Dit terwijl het verschil tussen arm en rijk groteske vormen aan neemt, steeds meer mensen in deze wereld in de problemen komen en bijgevolg lijden en overlijden en het en de schade aan de natuur steeds dodelijker wordt.
De neoliberale/neofascistische wind die bijkans een storm zal worden zal als stank van dit systeem al snel allesverstikkend worden, zelfs voor de elite zelf.
Dit allesoverheersende financiele systeem is niet iets dat ons door de natuur is gegeven. Het is een systeem dat geheel en al door mensen is gemaakt. Niet door de natuur, zelfs niet door de Mammon, maar door mensen. Mammon vaart er echter wel bij.
Graag geven deze mensen toe dat dit systeem van vrije markt, politiek en monetaire constructies niet perfect is een vele tekortkomingen heeft. Maar toch verblijven zij graag in dit systeem, want zij varen er wel bij. Zij willen graag over tekortkomingen praten en filosoferen onder het genot van een goed glaasje wijn. Maar tegelijkertijd zorgen zij er daarbij voor dat het systeem precies in stand gehouden wordt zoals deze is. Want dat is in hun eigen belang.
De mensen die dit systeem hebben gemaakt en die dit systeem in stand houden denken dat zij goden zijn: zij doen Gods werk. Zij vinden dat zij een Goddelijke gift aan de mensheid zijn.
Het is echter zo dat dit valse goden zijn, gewone stervelingen met echter dien verschille met anderen dat zij een sterk ingeboren hebzucht, hypocrisie en kwaadaardigheid in zich hebben. Meer, meer en nog meer… willen zij.
Zij passen naadloos in dit systeem. Hun kwaadaardigheid, zoals de schrijver hier demonsteert, uiterst geraffineerd verhuld.
De meest opmerkelijke eigenschap van een Godheid is dat deze iets uit niets kan creeren. Dit is een waarlijk Goddelijke eigenschap.
Geld uit niets creeren, hetgeen de mensen van dit systeem doen, lijkt hier enigszins op, maar is echter volledig verschillend. Deze mensen zijn valse Goden. Zij zijn net als alle andere stervelingen niet in staat om iets uit niets te scheppen.
Met geld uit niets creeren wordt er niet iets uit niets gecreeerd. Maar deze mensen willen u dit graag doen geloven. Dit is de ware tekortkoming van het in en in kwaadaardige, diep gecorrumpeerde systeem waarin wij moeten leven.
De mensen die dit systeem hebben gecreerd en in stand houden zijn geen gift aan de mensheid, maar een gif voor deze mensheid…..
AC
Het ‘alleen voor het geld doen’ heeft iets verachtelijks. Kooplui, Bankiers en op winst beluste ondernemers – ik noem ze alles en allen bij elkaar de Economie – worden geminacht, vanouds. Lees bij Homerus hoe Odysseus voor handelaar wordt aangezien en als zodanig wordt afgeblaft. Christus verjoeg de geldwisselaars uit de tempel, maar zo erg is het niet meer.
Geslaagde industriëlen die duizenden linkse = onhandige mensen aan brood en werk = leven hebben geholpen – een goddelijke functie – en kapitalen in 2ërlei betekenis verdiend, voelen zich (Gulbenkian, Getty) gedwongen een kunstverzameling aan te leggen om aan hun gewenste ware aanzien te komen. Je ziet het ook aan de economische titulatuur die officieus is. Hoger dan ‘captain of industry’ als meest ingebur¬gerde subalterne rang kom je als topfabrikant niet. Of het moet die van ‘tycoon’ zijn, Japans Opperbevelhebber; maar of dat bij ons een eretitel is. En wanneer een grootindustrieel Koning werd genoemd, was dat een superlatief voor iemand van wie het volstrekt duidelijk was dat hij helemaal geen koning was.
Economische ‘rangen’ drukken zich noodwendig in geld uit. Sociologisch zijn ‘extravagante’ bonussen voor Bankiers en comparabelen titulair onvermijdelijk. Het grote publiek ziet dat als ‘hebzucht’. En ook spreken ze kwaad van de Economie die ze dan vol afschuw ‘Kapitalisme’ noemen.
De ‘schuld’ eenzijdig bij elke willekeurige bankmedewerker leggen is natuurlijk nooit goed (persoonlijke aanvallen naar individuele bankmedewerkers al helemaal niet), maar topbankiers hebben wel een grote verantwoordelijkheid in het zorgvuldig omgaan met geld van anderen. Het is een vertrouwenskwestie. Dat vertrouwen is nu juist (door slechte voorlichting over te ingewikkelde producten, grote financiële risico’s) op grote schaal geschonden. Niet het belang van de klant (en diens vertrouwen), maar eigen financieel gewin stonden voorop. En bij de meeste banken nog steeds helaas. Er is weinig geleerd. De verwijzing naar Girard’s zondebok gaat volgens mij niet op. Daar wordt schuld afgewend op een onschuldige die de schuld van anderen draagt (terwijl hier de bankier op z’n minst ook als schuldig kan worden aangemerkt). Bovendien wordt die zondebok later weer vergoddelijkt (daar zal bij bankiers echt niemand naar neigen…..). Nuancering lijkt me heel juist en wenselijk, maar hier worden bankiers wel heel onkritisch benaderd.
Een boeiend stuk van ds Roselaers.
Kenmerkend dat de eerste reactie gevers nauwelijks op zijn argumentatie en de beschrijving van het zondebokprincipe ingaan maar onmiddellijk reageren vanuit hun eigen wijsheid, waarbij bankiers slechteriken zijn en het financiële systeem niet deugt.
Roselaers probeert dat soort denken te duiden en aan te geven dat dit juist vaak wegduiken voor de eigen verantwoordelijkheid is, waarbij de schuld als er iets mis gaat altijd ergens anders ligt, bij andere mensen of bij het verfoeilijke systeem.
Ad hanneke gelderblom 10,08.2015 00.27 u.
U heeft mijn commentaar HPax 09.08. 2015 13.42 niet begrepen en of niet gelezen. Vandaar mijn hier bijgaande toelichting.
De economie gaat over (1) de betrekking tussen mensen en dingen. Tot vóór een paar eeuwen was die relatie een ondergeschikte of zelfs een verachte en stond zij wat status betreft duidelijk onder (2), i.e. de betrekking tussen mensen onderling en de macht over die mensen. Ik noem (2) de Politiek waaraan de Economie (Smith, Ricardo) is ge-emancipeerd. Feodale rijkdom in termen van grond en macht over mensen werd economische rijkdom in geld en kapitaal. Maar wat met die historische ontwikkeling niet meeging, was aanzien. De oeroude minachting voor kooplui en geldwisselaars is zich aan de moderne economie blijven mededelen. De Economie heeft iets verachtelijks, er is geen eer aan haar te behalen. Mensen strekken je tot eer, geld niet. Van dat oude aanzien nog iets terug te winnen, kan met praatjes over ‘sociaal’ zijn en maatschappelijk welzijn, en nog wat. Ten koste van de Economie.