Er klinkt een vraagteken in gesprekken over de zorg van jongeren voor ouderen. “Zijn jongeren wel bereid om voor ouderen zorg te dragen?” is een veelgestelde vraag. De kosten van pensioenen en van zorg lopen zo hoog op; je kan toch niet van de jongere generatie verwachten dat zij die kosten wil dragen? In het tijdschrift Zin in Zorg las ik een opmerkelijke reactie op deze vragen. “Het Moet”, antwoordt Petruschka Schaafsma. Zij vindt de vraag of jongeren willen zorgen voor ouderen een non-issue. Een gevaarlijke vraag bovendien, omdat de vanzelfsprekendheid van solidariteit tussen generaties ondermijnd wordt. Ook de aanname (het gegeven) dat mensen in een familieverband staan, lijkt om argumentaties te gaan vragen, alsof er goede redenen zouden moeten zijn om aandacht en zorg aan familie te geven. Kun je die goede redenen wel staande houden als je die afzet tegen hoeveel er mis is in families? Denk aan huiselijk geweld. Maar het wegen van de voors en tegens is heilloos als het gaat om solidariteit tussen generaties. Hiervoor is geen speciale reden nodig, geen andere dan dat er behoefte aan is. Schaafsma ziet een verband tussen het verdwijnen van de vanzelfsprekendheid van genoemde solidariteit en de verminderde vanzelfsprekendheid van religie. Hier speelt het ideaal van de seculiere mens: onafhankelijkheid, autonomie en de vrijheid om elk gezag in twijfel te trekken, ook dat van goede gewoonten. Een ideaal met minder goede maar ook goede kanten, wat mij en anderen betreft.
Ik denk aan Mary, met wie ik als therapeut contact heb. Ze is oververmoeid en gedeprimeerd. “Toen ik klein was, was mijn oma er altijd voor mij. Zij bleef altijd vol belangstelling, een emotionele steun. Nu groeien mijn kinderen op, maar mijn ouders zijn 10 maanden per jaar in Spanje. Mijn moeder zegt het zo: nu ben ikzelf aan de beurt. Als ze dan rond kerstmis hier zijn, verwachten ze dat wij klaar staan, ik met mijn gezin, en mijn zus idem dito.” De oma over wie ze vertelt, stierf een jaar geleden. Mary en haar zus zochten hun oma vaak op in het verpleeghuis. Mary was aanspreekpunt voor de verzorgenden, toen haar oma dementeerde. Zal ze deze steun ook aan haar ouders geven, wanneer deze echt oud worden (in ‘de vierde levensfase’), of als een van beiden is overleden? Wat verwachten zij dan van hun dochters? Is dat fair? Op het ogenblik vindt Mary dat haar ouders tekort schieten, in elk geval als grootouders. Maar ooit brachten zij haar en haar zus groot.
Tussen ouderen en jongeren ligt een balans van geven en ontvangen op langere termijn. Het is nog maar sinds kort dat zoveel verschillende generaties tegelijk in leven zijn. Sommigen hebben drie generaties boven zich en kinderen na zich. Mensen die allen leven in 2010, maar als ‘ongelijktijdigen’. Want voor de oudste betekent dit jaar iets volstrekts anders dan voor de middelste generatie. Wie is wanneer aan de beurt en waarvoor? Mary’s ouders hebben natuurlijk ook hùn verhaal, dat (ook over oma) nog anders blijkt te zijn dan in hun dochters beleving. Meer dan ooit zijn gesprek en ethische verbeeldingskracht nodig. Van betrokken buitenstaanders (professionele zorgverleners en hulpverleners) vraagt dit een houding van méérzijdige partijdigheid. De familie als niveau tussen de maatschappelijke voorzieningen aan de ene kant en het individu aan de andere kant, moet niet miskend worden. ‘Familie’ kan meer zijn dan naaste biologische verwanten: mensen (wie dan ook) die duurzaam voor elkaar instaan en bij tijden in gesprek zijn over een zo fair mogelijke verdeling van lasten en over de behoefte aan praktische of emotionele steun. Het Gebeurt, die solidariteit, door de één rechtstreeks, door een ander meer indirect. Maar het geven en ontvangen van zowel praktische als emotionele steun kan wel meer aandacht gebruiken.
Goede bijdrage. Ik deel haar analyse, wel nog een vraag: ziet zij dit ook gebeuren binnen hindoestaanse en islamitische gezinnen?
Ik ben 18 en heb geen ouders meer. Wel grootouders. Ik vind het heel logisch om ze af en toe te helpen.
Dat stukje over kosten, ik raak daar flauw van. Kosten van personeel zijn met 40% gedaald de afgelopen 30 jaar. Als we kijken naar het management, dan is daar het omgekeerde het geval. Dan rest de vraag, is het allemaal minder duur geworden of wanneer gaat dat gebeuren?
Voor de rest ben ik van mening dat iedereen wel zijn/haar steentje zal bijdragen.
toen de ouderen nog werkte en belasting betaalde hoorde je
niemand. van die belasting zijn ook de studie beurzen
betaald