Het is niet zo dat Joris Luyendijk iets nieuws heeft ontdekt of de samenleving nieuwe wetenschappelijke inzichten verschafte. Alles wat hij schreef is decennialang geleden ontdekt en opgeschreven door mensen die zelf slachtoffer zijn geweest van uitsluiting omdat zij niet beschikken over zeven vinkjes. Zij werden niet gehoord, maar nu een geprivilegieerde witte man het opschrijft, wordt de boodschap wel gehoord.
De argumenten: “Want hij stelt zich kwetsbaar op. Zijn toon is constructief en niet boos.” Ik vermoed dat het echte argument in de buurt komt van: “Hij lijkt op ons en een boodschap uitgebracht door iemand die op ons lijkt, komt nu eenmaal beter binnen. Bovendien vertolkt hij onze diepste gevoelens en angsten die we liever niet delen met de buitenwereld. Dus uiteraard is het knap en hulde en alleen maar bewondering dat hij dit wel doet.” Mannen als Luyendijk lijken helemaal niet op ‘ons’ want de overgrote meerderheid van de Nederlandse samenleving heeft helemaal geen zeven vinkjes. Maar de meest doorslaggevende factor is dat hij wit is.
Wat ben ik toch jaloers op geprivilegieerde witte mannen als Luyendijk. Hoe graag zou ik willen spreken over mijn diepste angsten en gevoelens als zwarte vrouw die weet wat uitsluiting is en hierin gehoord willen worden door het grote publiek. En niet weggezet te worden als zeurpiet of iemand die wel heel makkelijk het slachtofferrol aanneemt uit gemakzucht.
Ik denk aan de vele verhalen, blogs, tweets en berichten die ik regelmatig deel, maar uiteindelijk verwijderde. Of drukte op ‘opslaan als’ op mijn laptop en het voorgoed opborg op mijn harde schijf. Uit angst dat de wereld dit zou lezen en mij dan voor gek zou verklaren. Bang om te delen omdat mijn toon te verongelijkt is en boos zou kunnen overkomen. Doen alsof je geen last heb van racisme: dat is de makkelijke manier om je probleemloos door het leven te bewegen als zwarte vrouw in een witte samenleving. ‘Zonder gezeur gewoon gezellig meedoen.’ Ik doe mijn best. De ene keer lukt het beter dan de andere keer. Die keren dat het minder goed lukt, verwerk ik door te schrijven. Voor mijzelf.
Twee jaar geleden hoorde ik tijdens de jaarlijkse Nelson Mandelalezing de schrijver Elnathan John spreken. Hij sprak over een bevrijding waar ik al heel lang van droomde. Hij sprak over het leven als een zwart persoon in een witte samenleving waarin jouw aanwezigheid een vanzelfsprekendheid is. Waarin je niet de ander bent. De allochtoon. De migrant met de niet-westerse achtergrond. Een leven zo vanzelfsprekend dat je in het publiek durft te dansen alsof niemand kijkt. Zo vanzelfsprekend dat je in de regen durft te dansen en dan weer terugkeert naar de kroeg in jouw natte kleren. En dan nog dansen alsof dat de normaalste zaak van de wereld is.
Het is alweer een tijd geleden dat ik zijn lezing hoorde, maar zijn woorden klinken nog steeds na in mijn hoofd. In mijn leven heb ik veel drempels overwonnen, deze drempel moet ik echter nog trotseren.
Jaren geleden werd ik gevraagd door een uitgever of ik een boek wilde schrijven met een boodschap aan mijn twee dochters over hoe het is om als zwart meisje op te groeien in een witte samenleving. Ik wil het graag, maar ik durf niet. Een dergelijk boek kan ik alleen maar schrijven als ik openheid van zaken durf te geven. Als ik integer ben. En eerlijk. En alles opschrijf wat ik denk en voel. Dat zijn de eisen die ik mijzelf opleg.
Ik durf het niet omdat de dingen die ik ze wil meegeven en de ervaringen die ik met hen wil delen, mij te kwetsbaar maken. Kwetsbaarheid, zelfs daarin zit onderscheid. Mijn kwetsbaarheid is toch anders dan de kwetsbaarheid van de man met de zeven vinkjes. Jaloersmakend.
Tot zover mijn kwetsbaarheid. Verder ga ik niet. Hier moeten jullie het mee doen. Ik heb namelijk geen zeven vinkjes. Ik heb er slechts drie.