Er spreekt opnieuw een grote ongerustheid uit dit boek over het functioneren van de democratische rechtsstaat. Terwijl juist die democratische rechtsorde een gemeenschappelijk fundament moet leggen onder onze vrije, door diversiteit gekenmerkte samenleving. Natuurlijk stelt het boek niet alleen vragen. Het geeft ook antwoorden en formuleert voorstellen ter verbetering. Maar het wil ons toch vooral doordringen van de ernst van de situatie.
Natuurlijk gaat het boek over ‘het politieke’, door Tjeenk Willink omschreven als een ‘visie op de maatschappij, op de wereld waarin we willen leven, op de rol van de overheid daarin en het politieke handwerk dat daarbij hoort’. Maar tegelijk worden niet alle kaarten op overheid en politiek gezet. Ook de burger is aan zet.
Want het is voor een gezonde toekomst van onze democratische samenleving essentieel dat we samen nadenken over het antwoord op de vraag wat ons met elkaar verbindt. Over de vraag hoe de maatschappelijke democratie de vertegenwoordigende democratie kan voeden. Natuurlijk zouden klassieke waarden als pluriformiteit, vrijheid, verdraagzaamheid en solidariteit ons nog steeds moeten verbinden. Maar het gaat ook om het besef dat er een wij is dat meer is dan een optelsom van individuen.
Het is het besef dat we elkaar nodig hebben, dat er naast rechten ook plichten zijn en dat we samen verantwoordelijkheid dragen voor wie het in onze samenleving om welke reden dan ook minder getroffen heeft. Dat hernieuwde wij-gevoel, inclusief gezamenlijk gedeelde waarden, vraagt om een permanent publiek gesprek. Van en met alle burgers.
Dat brengt me op de maatschappelijke democratie die de vertegenwoordigende democratie moet voeden en mee gestalte geven. Die maatschappelijke democratie vraagt om actief burgerschap. Het gesprek, zo u wilt het debat, moet niet alleen gevoerd worden door politici voor het oog van de camera, maar juist door alle burgers. Juist zij kunnen vastgeroeste patronen en ingesleten vooroordelen helpen doorbreken, omdat burgers per definitie geen onderdeel zijn van het gesloten Haagse circuit. Actief burgerschap, een morele plicht, vraagt om permanente educatie van ons allen, niet alleen van jongeren en nieuwkomers.
Juist in dat licht maakte de vorig jaar overleden Britse opperrabbijn Jonathan Sacks een waardevol onderscheid. In een van zijn laatste boeken, Judaism’s life-changing ideas, schreef hij over het verschil tussen een sociaal contract en een verbond.
Twee partijen stellen op grond van welbegrepen eigenbelang een contract op. Ze verwachten er wederzijds voordeel van. Nu is daar weinig mis mee, maar een samenleving leeft niet van contracten alleen. Een samenleving moet het ook hebben van verbondenheid. Een verbond sluiten mensen op grond van loyaliteit en wederzijds respect. Om samen te doen wat niemand alleen kan. Het gaat bij een verbond meer om commitment dan om transactie, meer om identiteit dan om belang, meer om coöperatie dan om competitie. Een contract gaat over jou en mij, een verbond over ons samen.
Sacks’ gedachten zijn nog minder dan die van Tjeenk Willink onmiddellijk te vertalen in een politiek program. Dat is precies de waarde ervan. Wat meer verbond, wat minder contract. Misschien een mooie suggestie voor deelnemers aan de Banning Prijs. Zelf mag ik helaas niet meer meedoen.
Deze tekst is afkomsitig uit Tijd & Taak, ledenblad van de Banning Vereniging.