De hotdog-kar rookt vervaarlijk. Gepofte kastanjes stomen in een tinnen bakje. Grote krakelingen druipen in het vet. Verder is het stil rond de stalen stand. Het verkeer raast langs het kruispunt van 8 Avenue en 44th street. Taxi’s scheuren luid toeterend langs. Een oude schoolbus trekt piepend op. Wandelaars werken zich met hun ellebogen een weg naar voren. Het is een gewone doordeweekse dag in Manhattan en de stad is haastig en werklustig als altijd.

Zo niet de hotdagverkoper. Verbaasd om de kar geheel onbewaakt te zien, loop ik erop af. Ik moet even turen, maar dan ontwaar ik tussen de drukte van het verkeer een oudere man die op enkele centimeters van de stoeprand met zijn voorhoofd tegen de grond gedrukt op een stuk karton ligt.
Hij bidt.
Ik vat post op de rand van een plantenbak tegenover de kar en wacht tot de man uitgebeden is.
Dat duurt wel even. De hotdogverkoper neemt de tijd. Hij laat zich niet opjagen door de autobanden die vlak langs zijn voetzolen scheren. Veert overeind, helt weer naar voren, groet de engelen links en rechts – op iedere schouder één – en buigt weer richting Mekka. Voetgangers lopen lachend langs. Wijzen naar het gekke schouwspel zo op de straat.
Dan staat de man op, klopt zijn broek af en vouwt het karton netjes op.

Issalemu aleikum,’ groet ik hem.
Zijn haren zijn grijs. De man heeft een verward gezicht en lijkt me eigenlijk iets te oud voor zo’n zware job op straat.
Hij glimlacht. ‘De vrede op jou meisje,’ zegt hij. ‘Egyptisch?’
‘Ja.’
‘Moslim?’
‘Nee. Christen.’
De man knikt en maakt een kleine buiging, zijn hand tegen de borst gedrukt.
‘Mounira, aangenaam.’

We zijn even stil. De man roert in een grote pan met hotdogs. Uit de kluiten gegroeide knakworsten eigenlijk maar dan tien keer zo vet. Weinig halal, natuurlijk. Een interessante business voor zo’n devote man. De typische New Yorkse hotdogkraam is in handen van Egyptenaren. Op iedere hoek van de straat staan ze. De popmuziek van Amr Diab en Hakeem schalt vanaf de stalen karretjes. De verkopers kennen elkaar allemaal. Ze schreeuwen naar elkaar, rennen heen en weer om hun voorraad aan te vullen, bakken vlees op spietjes en gebruiken dezelfde verkooptrucs als op de Egyptische straat: ‘Wil je hotdogs? Ja, ja, ja?’ Nee lijkt geen optie.

De man stelt zich voor als Osama. Ik vertel hem dat ik een oom heb die precies zo heet. Hij vertelt me dat hij een dochter heeft die sprekend op mij lijkt. Een teken van respect en vriendschap. Nu noem ik hem amo, oom. In Egypte zou deze man zich er waarschijnlijk voor schamen vlees te verkopen in de straat. Hier is hij trots. Hij woont immers in het grote Amerika. En al werkt hij zes dagen in de week van de vroege ochtend tot de late avond – tot hij niet eens meer op zijn benen kan staan. Hij waant zich waarschijnlijk succesvoller dan de rest van zijn familie. Hij heeft het tot de andere kant gemaakt. Dat is alles wat telt. De omstandigheden zijn van secundair belang.

‘Oom, ik wil niet onbeleefd zijn maar hoe kunt u zich concentreren tussen al die drukte? Hoe kunt u bidden? Ik kan amper mezelf verstaan.’
Oom Osama kijkt me met een glimlach aan. ‘Ik kan overdag mijn kar niet verlaten. Maar je weet dat het een moslim voorgeschreven is vijf keer per dag te bidden. Dus bid ik op straat. Je raakt aan het lawaai gewend. De roep van God is altijd helderder dan die van de de mensen.’
Hij kijkt even omhoog. Ik volg zijn blik en staar naar de lucht. Voor het eerst in dagen zie ik de zon. Ze weet de straat niet te bereiken, daarvoor zijn de gebouwen veel te hoog. Maar ze is daar, heel ver.
Ik bedank hem, beloof hem nog een keer terug te komen en loop de straat uit.

Enkele weken later spreek ik een groep van vijfendertig studenten toe in het hoofdkantoor van de American Islamic Congress (AIC), op de hoek van het Witte Huis in Washington.
Ze zijn afkomstig uit de hele Verenigde Staten en vertegenwoordigen allerlei verschillende groepen: blank, gekleurd, Arabisch, Iraans, WASP, christelijk, Joods en moslim. De studenten zijn vertegenwoordigers van de Nour-beweging. Campus-groepen die zich inzetten voor (inter)nationale mensenrechten en opvallend genoeg: homorechten.

Voor deze studenten – hoe religieus ook – gaat keuzevrijheid voor alles. Ze zijn geïnformeerd, nieuwsgierig en ongekend ruimdenkend. Homorechten-campagnes vanuit een islamitische koepelorganisatie. Sterker nog: enkele vertegenwoordigers zijn openlijk homoseksueel. Ik moet het allemaal nog zien gebeuren in Nederland.

Slechts twee van de overwegend vrouwelijke aanwezigen dragen een hoofddoek. Het team van de AIC is al even divers. De Irakese oprichtster Zainab al-Suwajj is sji’itisch en een gescheiden vrouw. In de nasleep van 9/11 richtte ze de AIC op om een ander Amerikaans-islamitisch geluid te laten horen. Het maakte haar een geliefde bekende van Washington. In haar kamer hangen foto’s van haar met Obama, andere met zijn voorloper Bush Jr. zijn tijdelijk van de muur gehaald. Maar het team kent ook soennitische medewerkers, christenen en agnosten. ‘We moeten wel samenwerken,’ legt Zainab uit. ‘De Verenigde Staten zijn ongekend groot en wij – moslims – zijn uiteindelijk maar een kleine groep.’

Dat is te zeggen. De Verenigde Staten telt naar schatting zo’n 5,22 miljoen moslims uit alle uithoeken van de wereld. Anders dan in Europa zijn de meesten van hen hoogopgeleid. Het zijn de universitaire topstudenten die naar de nieuwe wereld trokken om zich daar vervolgens te settelen en hun eigen Amerikaanse droom achterna te gaan. Uitzondering daarop is Detroit. De oude industrie-stad trok al begin 20ste eeuws Arabische gastarbeiders die er in de auto-industrie gingen werken. ‘Het is een ander slag volk. Erg conservatief. Sterke aanhangers van de Moslimbroederschap. Ze zijn lager opgeleid ook. Harde werkers die sterk binnen hun eigen gemeenschap blijven. Maar voor de rest vind ik de moslims hier heel anders dan in Europa.’
‘In welk opzicht?’
‘Pragmatischer,’ antwoordt Zainab resoluut. ‘Ze duiken veel minder in een slachtofferrol. Maar het wordt hen ook makkelijker gemaakt. Op enkele gekken na heeft dit land haar islamitische burgers ruim geaccepteerd.’

‘Ik heb me hier altijd Amerikaan gevoeld en wordt veel minder in de verdediging gedrukt dan dat in Europa het geval is. Tegelijk stellen wij ons anders op. Wij genieten van de vrijheid die wij krijgen als minderheid dus gunnen wij die ook aan anderen. Vandaar onze pro-gay campagnes op universiteiten.’
‘Betekent dat ook dat hier geen radicalisering plaatsvindt?’ vraag ik haar eenmaal thuis, waar ik naar goed Arabisch gastvrijheid-gebruik de nacht doorbreng.
‘Nou daar maak ik me wel zorgen over. De radicalisering van onze jeugd ligt hier een stuk lager dan in Europa, maar zij vindt wel degelijk plaats. Vanwege onze afgeschermde positie ten opzichte van het Midden-Oosten duurt het wat langer, maar zij is wel-degelijk merkbaar. Daarom richten wij ons ook op jongeren en studenten. We willen ze een positief proactieve uitlaatklep geven en identiteit-bewust maken op een manier die andersdenkenden insluit.’

Ik besluit de proef op de som te nemen. ‘Zouden jullie een niet-moslim trouwen?’ vraag ik aan drie meiden tijdens de volgende dag van de conferentie.
‘Ik wel ja,’ reageert een Pakistaanse direct.
Ook de Marokkaanse heeft er wel oren naar. ‘M’n ouders zouden het misschien niet leuk vinden, maar als hij een goede man is… Ik ontmoet veel leuke jongens op mijn faculteit.’ Ze kijkt er ondeugend bij.
Alleen de Iraanse aarzelt. Ze draagt als enige van de drie een hoofddoek en lijkt beter in het islamitische recht geschoold. ‘Ik wil wel, maar weet niet of het mag,’ zegt ze. ‘De Koran zegt immers…’
Maar de Pakistaanse kapt haar direct af. ‘Er zijn fatwa’s die het mogelijk maken, ik kan je in contact brengen met een imam die gesteld heeft dat vrouwen ook het recht moeten hebben om met een niet-moslim te trouwen.’
‘Oh in dat geval, wel ja,’ reageert de Iraanse opgelucht.
‘Ja dus!’ De drie meiden kijken me glimlachend aan. ‘En jij? Vertel ons meer over je vriendin!’

‘Eigenlijk zijn er twee geluiden in de VS,’  legt Zainab mij uit. ‘Het geluid hier binnen – namelijk wij zijn Amerikanen en accepteren alles waar Amerika voor staat – en het geluid naar buiten. Bijna alle islamitische organisaties in de VS en Canada steunen de Moslimbroederschap blindelings. Ze zijn daar zeer uitgesproken over, hebben veel zeggenschap in de media en bezitten genoeg geld om invloed af te kopen. Een kanaal als Al-Jazeera English verkondigt een sterk politiek-islamitisch geluid en kleurt het beeld dat hier van het Midden-Oosten bestaat in steeds sterkere mate. Hierdoor hebben ze een flinke vinger in de pap van het beleid van Obama.

De huidige koers van de Verenigde Staten geeft voorrang aan islamitische partijen als Ennahda, de Moslimbroederschap en de Turkse AKP. Je kunt de steun van Obama aan ex-president Morsi niet begrijpen zonder de invloed van zijn directe adviseurs op zijn beleid te zien. Die zijn allemaal aanhangers van de Moslimbroederschap. Het maakt onze positie als AIC moeilijk. Voor ons gaan mensenrechten boven alles en verdienen alle groepen en politieke geluiden een stem. Maar voor de andere organisaties is er maar één Midden-Oosten nodig: een strikt soennitisch islamitisch heilstaat.’

‘Waar komt die tweedeling vandaan?’ vraag ik haar verbaasd. ‘Als ze hier zo open-minded zijn en van de vrijheid genieten…’
‘Willen ze dat daar juist alles blijft zoals het was. Of nog meer wordt zoals het zou moeten zijn. Het beeld dat veel moslims van het Midden-Oosten hebben is bevroren. Ze zien de jeugdbewegingen niet, de opkomst van feministen, homorechten-activisten, seculiere stemmen en andere religieuze en etnische groeperingen. Hun beeld wordt in sterke mate bepaald door Al-Jazeera, satelliet-tv en hun herinnering aan hun jeugd. Dat jongeren daar niet veel verschillen van de jongeren die we hier op de conferentie hebben, willen ze niet horen. Ze willen gewoon hun ideale Midden-Oosten zien.’
‘En dan terugkeren?’
‘Nee, ze blijven hier, natuurlijk. In de Vrije Verenigde Staten van Amerika.’

Mounir C.T. Samuel

Publicist en auteur

Mounir Samuel, voorheen bekend als Monique Samuel, is politicoloog, opiniemaker, publicist en auteur van Egyptisch-Nederlandse afkomst.
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.