Corrie

Gisteren, toen ik over de dijk langs het IJsselmeer naar haar geboorteplaats Medemblik fietste, reed een jonge vrouw met een rond gezicht me tegemoet, met twee kinderen in zitjes voor- en achterop, en het was warempel alsof ik mijn oma zag: precies die blozende vrouw van de oude foto’s, met van die dicht bij elkaar staande ogen en dat korte krullenkapsel. Een vlaag van mededogen overviel me, zoals ook weleens gebeurt als ik mijn vader, ooms en tantes over haar hoor vertellen, meestal met verwijt en bitterheid in hun stem. Misschien herken ik in mezelf wel iets van haar: die hevige gevoeligheid, die haar volstrekt ongeschikt maakte voor een druk gezinsleven, en haar oog voor schoonheid, sfeer en detail, die – toen ze nog leefde – zichtbaar werd in de talrijke beeldjes en kunstreproducties die ze in haar bejaardenflatje had uitgestald. Ik heb haar dan ook, tegen de gangbare meningen binnen onze familie in, altijd een fijne, intrigerende vrouw gevonden. Praatziek en neurotisch, ja, dat wel, maar ze kon ook Vondel citeren, en vertelde soms met weemoed in haar stem hoe graag ze lerares had willen worden.

Fantaseren over het kloosterleven

Was oma non geworden, dan had die droom misschien wel in vervulling kunnen gaan: aan het begin van de twintigste eeuw kwamen er binnen de rooms-katholieke kerk immers vrouwelijke kloosterordes op die spiritualiteit combineerden met werk als verpleegster of lerares. Natuurlijk hadden mijn vader, zus en ik dan niet bestaan, maar misschien zou mijn oma dan een gelukkiger leven hebben geleid, beter passend bij haar eigenaardigheden en talenten.

In onze tijd is het kloosterleven geen vereiste meer voor vrouwen die aan het gezinsleven willen ontsnappen. Toch heb ook ikzelf – ondanks mijn streng atheïstische opvoeding – in mijn studententijd hartstochtelijk over het kloosterleven gefantaseerd. Zo oefende de sereniteit van kerkgebouwen en renaissancemuziek een wonderbaarlijke aantrekkingskracht op me uit, en toen ik eenmaal een week bij de Clarissen in Megen had doorgebracht, wist ik zeker: dit is het ware leven, zo vol stilte, eenvoud en schoonheid.

Want de Randstad, waar ik mijn studietijd doorbracht, was voor mij misschien wel van dezelfde orde als het gezinsleven voor mijn oma: luidruchtig, oppervlakkig en chaotisch, zodat een gesloten hart de enige passende reactie leek. In Megen daarentegen gingen mijn zintuigen als vanzelf wijdopen: er was geen vervaarlijke, onophoudelijke stroom aan indrukken die het noodzakelijk maakte om me vanbinnen een beetje te pantseren.

monastery-569368_1920
Beeld door: Pixabay

Lente

Op een berg vlak buiten het centrum van Leuven staat een klooster, en daar huurde D. een studentenkamer. Het was puur toeval dat hij en ik elkaar ontmoetten, maar we pasten uitstekend bij elkaar, bevangen als we allebei waren van de droom om voor onszelf een soort kloosterleven te ontwikkelen te midden van de hectische moderne stad. Dat hij daadwerkelijk omringd door monniken leefde, maakte onze poging natuurlijk nog ‘echter’: bij deze mannen in bruine pijen konden we afkijken hoe het moest. Soms overwoog D. zelfs om in te treden, hoewel het me niet zal verbazen als hij daarover levenslang zal blijven twijfelen: te graag deelt hij zijn eigen dagen in, te zeer is hij op zijn privacy gesteld, en hoeveel daarvan behoud je als je in een hechte kloostergemeenschap leeft?

Nee, wij hadden genoeg aan de inspiratie van het échte klooster in de buurt om zelf ons eigen, imaginaire kloosterleven te creëren. Dat we elkaar stiekem ook nog best aantrekkelijk vonden, werkte daarbij stimulerend: D. was een tegenstander van seks voor het huwelijk, dus sublimeerden we onze erotische gevoelens en ondergingen samen de beginnende lente met een intensiteit zoals ik nog nooit eerder had meegemaakt, met urenlange ruik- en streelsessies van teerbehaarde groene blaadjes en fragiele opkomende bloempjes. In onze kloosterlijke realiteit vormde alle schoonheid in de zichtbare, voelbare werkelijkheid een verwijzing naar de mysterieuze majesteit van God, die eigenlijk een heel sensuele God was: door Hem waren immers al die sapdoorstroomde stengels, gulzige insecten en naar bevruchting hunkerende bloesems geschapen. Ons innige gevoel van inspiratie drukten we uit via de sensuele, poëtische taal van de traditionele mystici: zo schaamden we ons niet te fluisteren dat we het gevoel hadden door de heilige geest te zijn bevrucht, wat vrij vertaald betekende dat we zo enorm van elkaars aanwezigheid genoten, van de schoonheid van Leuven in de lente, en van de stimulerende vakken die we samen volgden aan de universiteit.

Afkeer

Terug in Nederland doorliep ik een gedegen catechesetraject in de Utrechtse bisschoppelijke kathedraal, en dompelde me onder in de sensualiteit van opkringelende wierook, knielend bidden en – na eindelijk te zijn gedoopt – het sabbelen op het smaakloze, weke lichaam van Christus. Ik was in zoverre een overtuigd katholiek dat het voor mij heel duidelijk was dat ik géén protestant was, want er was aan mijn geloof maar weinig cerebraals – integendeel, het was één en al gevoel, sfeer, sensatie. De problemen kwamen pas toen sommige vrijpostige parochiegenoten zich met mijn liefdesleven begonnen te bemoeien: een vriendje, seks voor het huwelijk, geen plannen om te trouwen of kinderen te krijgen? Het vermoeden dat ik misschien wel lesbisch was? Dat alles was natuurlijk even afkeurenswaardig en zondig, al kon ik gelukkig iedere week absolutie krijgen via de biecht. Ik probeerde het in mijn hoofd te rijmen, maar dat lukte me maar niet: aan de ene kant die sensuele poëzie van de kerk, die vereniging met het lichaam van Jezus, het Hooglied, de hartstocht van de mystici, en aan de andere kant die afkeer van gewone, alledaagse menselijke seksualiteit.

jesus-1250023_1920
Beeld door: Pixabay

'Achterlijkheid'

Ook begon het heel geleidelijk tot me door te dringen hoeveel beter het is om man te zijn binnen het katholicisme: alleen mannen werden immers toegelaten op het podium voorin de kerk, mochten op magische wijze een stukje brood omtoveren in Christus’ lichaam, uit het evangelie voorlezen, de biecht afnemen, et cetera. Steeds sterker kreeg ik het gevoel dat er voorin de kerk een soort samenzwering van oude mannen plaatsvond, met weelderige jurken maar zonder seksleven, die uitstraalden dat de échte waardigheid van de mens niet door de vrouw, maar door de man belichaamd wordt. En waarom noemen we God de hele tijd ‘Hij’ en ‘de Heer’, en kreeg God een zoon en geen dochter? Waarom zou een vrouw slechts zuiver zijn als ze seksloos door het leven gaat, zoals Maria, die nooit wordt aangeroepen zonder het epitheton ‘reine maagd’? Natuurlijk kende ik de moderne kritiek op de ‘achterlijkheid’ van de katholieke kerk allang, maar pas toen ik die achterlijkheid aan den lijve ondervond en op mijn zwakste momenten zelfs neigde erin mee te gaan, realiseerde ik me dat de vrouw- en seksvijandigheid van de kerk geen bijzaak is, maar een onontkoombaar onderdeel van het rooms-katholieke totaalpakket.

Bron van inspiratie

En daarmee eindigde mijn kloosterdroom, waarvan ik altijd meende dat ik hem met mijn bijzondere oma had gedeeld. Misschien was zij daadwerkelijk beter af geweest in een rooms-katholiek klooster, omdat in haar jonge jaren seksualiteit voor vrouwen sowieso geen pretje was: als je non werd, moest je veinzen dat je seksloos was, en als je trouwde, functioneerde je lichaam als werktuig in dienst van de voortplanting en het genot van je man.

Maar tegenwoordig, nu ook vrouwen volwaardige mensen zijn, gevoelens mogen hebben en over hun eigen lijf kunnen beschikken, lijkt het me dwaas om je vrijwillig te onderwerpen aan een regime dat aanzet tot vervreemding en veroordeling van een wezenlijk deel van jezelf. Hooguit kunnen de sereniteit en concentratie van het traditionele kloosterleven nog steeds een bron van inspiratie vormen, een schilderachtig visioen van een leven met open zintuigen, witte muren en een Vermeer-achtige lichtinval.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
myrthemeester

Myrthe Meester

Filosofe

Myrthe Meester studeerde filosofie en literatuurwetenschap in Utrecht, Amsterdam en Leuven. Ze heeft een vaste column in het klassieke …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.