Ze heet Isabella. Op de voorzijde van de VPROgids staat een schilderij van een jonge vrouw met een donkere huidskleur. Op de tweede pagina haar foto. Het schilderij werd door Simon Maris geschilderd met behulp van die foto. Niets bijzonders in die tijd, ware het niet dat zelden de namen van gekleurde mensen vermeld werden.
Het Rijksmuseum is met een bijzondere tentoonstelling bezig over de slavernij, over ‘onze’ overzeese gebiedsdelen in de Oost en de West. Daar werden door middel van het (door sommigen) nog steeds geroemde VOC en WIC mensen onderdrukt, slaven verhandeld en heel, heel veel winst gemaakt ten koste van de inwoners. Ook toen de slavernij eindelijk afgeschaft was bleven de meeste inwoners daar nog steeds in sterk afhankelijke posities werkzaam.
Met kritische blik worden kunst- en gebruiksvoorwerpen onderzocht en in hun context van toen en nu gepresenteerd. Zo is Isabella bekend geworden en werd ook onlangs op het schuttersstuk van Van der Helst (ca.1640) de jongen met de rode mantel ontdekt. Het ligt er maar aan hoe en waarnaar je kijkt, zo blijkt. Het zal een tentoonstelling worden die kan werken als een herbezinning op ons verleden. Maar die herbezinning kan ook dichterbij plaats vinden, door te kijken naar de eigen (verre) familiegeschiedenis.
Wanneer mijn vader en mijn oom bij elkaar zaten werden er voor mij als kind onbegrijpelijke gesprekken gevoerd: in het Maleis, begreep ik later. Mijn oom was suikerplanter in Nederlands-Indië, mijn vader een aantal jaren missionaris op Java. Ik had geen idee wat ze bespraken. Mijn vader zei wel eens iets over het onrecht daar, het was voor hem in veel opzichten een pijnlijke tijd.
Bij mijn oom heb ik nooit enige twijfel gemerkt over zijn werkzame leven als planter, want die tijd werd voor hem overschaduwd door de ellende van zijn jarenlange Japanse gevangenschap. Of hij er zich mee bezighield hoe ellendig het voor de bewoners van ‘Insulinde’ geweest is, ook later in hun strijd voor onafhankelijkheid, weet ik niet. Op de foto’s van mijn oom zie je witte mannen in witte pakken zitten op de veranda met hun vrouwen in crinoline en ruches ernaast thee drinkend.
Maar waar zijn de mensen die dit alles overeind hielden: de baboes, de kokkies, de tuinmannen, de arbeiders in de dessa? Waar zijn de vrouwen met hun uitzichtloze positie als bedgenoot van de blanda, die njai genoemd werden, over wie Michielsen zo ontroerend heeft geschreven in Lichter dan ik? Op grond waarvan zaten de Nederlanders daar op de veranda en stond hun personeel onzichtbaar in de coulissen?
Heeft u ook Indiëgangers in de familie of ging men ooit naar Suriname? Zoekt u eens in oude of nieuwe fotoboeken over die tijd of daar iemand van de inheemse bevolking bij staat. Hóe staan ze op die foto’s? Of bekijk de film Mother Dao, the turtlelike van Vincent Monnikendam. Terugkijkend ontstaat misschien de uitdaging om naam te geven aan ons soms pijnlijk gekleurde verleden, aan de mensen en het onrecht te erkennen. Zo’n inzicht werkt beter door dan vaag gemompelde excuses.
Het is prima dat het verleden aandacht krijgt in al haar facetten. Moeten wij ons daarbij ook niet afvragen wat het gekleurd en eenzijdig oprakelen van gebeurtenissen uit een ver verleden voor nieuwe schade aan kan richten? Het moet ons niet weerhouden om er over te spreken, maar dan niet beladen met alleen maar fouten van het verleden.
Brengt het ons verder in de huidige maatschappij, waarbij integratie en acceptatie van verschillen juist wenselijk is. Als je genealogisch onderzoek doet, komen er allerlei feiten naar boven. Als ik in mijn familiegeschiedenis of fotoalbum kijk, dan zie ik ook verschillende dienstbodes en dienstknechten en noem maar op. Doet het er toe welke huidskleur of geloof die hadden? Allen werden uitgebuit door een kleine rijke bovenlaag. Dat zou ik mij heel erg aan kunnen trekken, maar het is mijn leven niet en ik kan er ook niets meer aan doen. Ik zie ook mensen uit die rijke bovenlaag in het verleden. Zij bereikten met hun geld dat schilders, componisten, schrijvers, architecten en noem maar op, tot grote hoogten en prestaties konden komen. Het maakt mij niet uit in welke rol mijn voorouders aan onze huidige belevingswereld bijgedragen hebben. De arme kon niet zonder de rijke en de rijke niet zonder de arme.
Ik ben blij dat ik in deze tijd leef, waarin – om een voorbeeld te noemen – er verschillende muzikale stromingen zijn. Voor alle heb ik grote waardering en geniet er met volle teugen van.
(behalve van rap en metal, dat vind ik herrie en daar mag een ander weer anders over denken. )
Veel Nederlanders hebben (ook) ‘buitenlands’ bloed door de aderen stromen, soms is dat niet eens meer bekend bij de huidige generatie. Laten we niet vergeten dat de hele mensheid voortgekomen is uit het ene gezin van Noach, dat wetenschappelijk doordacht en archeologisch/historisch gesproken ook veelkleurig moet zijn geweest.