Ook in Nederland wordt aandacht besteed aan 1700 jaar Concilie van Nicea, zo valt te lezen op de website van de Raad van Kerken. De Katholieke Vereniging voor de Oecumene heeft een brochure laten schrijven door kerkhistoricus Peter Nissen waarin de geschiedenis van Nicea en de actuele betekenis ervan wordt toegelicht.
In 312 bekeerde de Romeinse keizer Constantijn zich tot het christendom en maakte van een vervolgde religie de staatsgodsdienst. Waarschijnlijk werd zijn keuze vooral ingegeven door politieke overwegingen. Hij wilde de eenheid in zijn rijk bevorderen. Het christendom was in de drie eeuwen sinds Jezus flink gegroeid en aanwezig in alle delen van het omvangrijk Romeinse Rijk.
Wat de keizer stoorde was dat ‘het’ christendom niet bleek te bestaan. Of beter, dat het bestond uit allerlei verschillende stromingen, smaken, modaliteiten, tradities. Al die verschillen waren niet zo’n punt, totdat de keizer er een probleem van maakte. Hij loste dat op keizerlijke wijze op. Door dus een vergadering bijeen te roepen, die moest zorgen voor rust in de tent en eenheid in de kerk.
Op het concilie van Nicea werden belangrijke zaken besproken en compromissen gesmeed. Zoals over de theologische kwestie hoe de verhouding tussen Jezus als Zoon en God als Vader moet worden gezien: als twee druppels water of van hetzelfde laken een pak? (het werd het laatste, tenminste volgens de officiële leer).
Er werd een bindende geloofsbelijdenis voor alle kerken opgesteld, die overigens pas vijftig jaar later haar definitieve vorm kreeg. Verder werden er afspraken gemaakt over de juiste datum voor het Paasfeest. Want ook daarover, het belangrijkste christelijke feest, liepen de meningen uiteen. Er werd afgesproken dat Pasen wordt gevierd op de eerste zondag na de eerste volle maan na de dag- en nacht-evening (equinox) in het voorjaar.
Het belang van Nicea is dat, weliswaar onder keizerlijke druk, hier voor het eerst op zo’n grote schaal de typische kerkelijke omgangsvorm van de gezamenlijke beraadslaging wordt beoefend: het concilie, de synode, het convent of hoe je het ook noemen wilt. De kerk is conciliair van aard. Het onderlinge beraad, waarbij idealiter ieder zijn of haar zegje mag doen, is de grondvorm van de kerk. De kerk is basis-democratisch georganiseerd. Eigenlijk begon dat al bij de bijeenkomst van de apostelen zoals dat in Handelingen 15 wordt beschreven, maar in Nicea krijgt dat een nieuwe, oecumenische proportie.
Met name het principe van synodaliteit, het in eenheid (Pasen) vieren én het samen belijden van je geloof, worden dan ook door Nissen genoemd als actuele verworvenheden waar we vandaag de vruchten van kunnen plukken. Hij wijst op de pauselijke initiatieven tot dialoog en inspraak in de huidige RK-kerk, maar ook op de betekenis van oecumenische contacten.
Toch zijn er ook kanttekeningen bij Nicea te plaatsen, die wat mij betreft in dit jubileumjaar niet onvermeld mogen blijven.
Om te beginnen: Eenheid bevorderen is goed, maar eenheid afdwingen is een ander verhaal. Naast de officiële kerkgeschiedenis, die door de orthodoxie wordt geschreven, is er ook altijd een parallel verhaal geweest, van wat dan ‘ketters’ wordt genoemd. Hoeveel ruimte is er voor veelkleurigheid?
Daarnaast: Nicea betekent ook de bezegeling van de alliantie tussen de wereldlijke en de kerkelijke macht. Niet voor niets is dit ooit ‘de zondeval van het christendom’ genoemd. Heeft de kerk niet haar ziel aan de keizer en de macht verkocht?
Deze kanttekeningen kom ik in de brochure niet tegen. Net zo min als er aandacht is voor een derde kanttekening die zeker geplaats moet worden. Bij de discussie over een gezamenlijke Paasdatum speelde een lelijk motief mee. Tot die tijd waren er christenen die Pasen vierden op het joodse Pesachfeest, waar het uiteraard op allerlei manieren mee verbonden is. Maar dat mocht onder geen beding meer van de keizer.
Constantijn stuurde, volgens kerkhistoricus en tijdgenoot Eusebius, een brief aan alle bisschoppen over dit besluit: „In de eerste plaats bleek het onwaardig te zijn dit hoogheilige feest volgens het gebruik van de Joden te vieren, die hun handen door hun goddeloze misdaad hebben bezoedeld en daarom terecht, als mensen op wie een bloedschuld rust, met geestelijke blindheid geslagen zijn. Als wij hun gebruik van de hand wijzen, kunnen wij de Romeinse traditie om het paasfeest op een zondag te vieren ook voor de toekomst veilig stellen. Wij moeten niets gemeen hebben met het gehate volk van de Joden.”
Het concilie van Nicea betekende de definitieve bezegeling van de breuk tussen jodendom en christendom. Met name de felle retoriek van de keizer doet vandaag pijn aan onze oren. Er zouden nog vele eeuwen van anti-judaïstische polemiek (en erger) volgen.
Naar ik begrepen heb, komt er binnenkort een uitgebreidere versie van de brochure van Nissen uit, waarin hij alsnog in zal gaan op de vraag wat Nicea betekende voor de verhouding met het jodendom. Ik ben benieuwd…
Een waardevol inhoudelijk artikel van Bert Altena met goede vragen. Werd kerkelijke eenheid niet afgedwongen? Danste de kerk sindsdien niet naar de pijpen van de Romeinse keizer? En begon met Nicea niet het christelijke anti-judaïsme?
Het is jammer dat men toen in 325 na Christus al niet meer begreep wat de werkelijke waarde was van de verhalen die over Jezus van Nazareth werden verteld. Een pluriforme wereld. En dat mensen die zich met die verhalen bezighielden door de kerk werden uitgeroeid. Het Concilie van Nicea had tot gevolg dat in 367 na Christus waardevolle boeken verboden werden. Want daarmee werd het kind met het badwater weggegooid. Wat oorspronkelijk Joods was werd door Romeinen vermaakt tot een (Roomse) christelijke kerk. Maar elementaire waarden als behoed je broeder als de appel van je oog en andere ethische waarden werden weggepoetst. Toch zitten er ook hele mooie waarden in Bijbel. Zoals : ‘Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf’. Volgens de oude Hillel het hoogste gebod, de rest is uitleg. Jezus werd in Nicea tot God verheven terwijl Jezus (Isa) in de Tanach en de Koran wel een profeet is, maar geen verlosser.
Ja, de kerk danste naar de pijpen van de Romeinse keizer. In 312 bekeerde de Romeinse keizer Constantijn zich tot het christendom en maakte van een vervolgde religie de staatsgodsdienst. Waarschijnlijk werd zijn keuze vooral ingegeven door politieke overwegingen. Hij wilde de eenheid in zijn rijk bevorderen. Eenheid over alle volkeren die hij had overwonnen. Het christendom was in de drie eeuwen sinds Jezus flink gegroeid en aanwezig in alle delen van het omvangrijk Romeinse Rijk. En wat het christelijke anti-judaïsme betreft, de Romeinen hebben nooit erg van de Joden gehouden. Constantijn was geen prettige man, want hij leefde erop los zonder zich iets van anderen of een christelijke norm iets aan te trekken. Hij liet zich dopen op zijn sterfbed maar had kort daarvoor zijn vrouw nog in een bad met zoutzuur gelegd. Hij vond vrouwen maar niets, dus de rol van de vrouw (die bij de Joden in hoog aanzien stond) moest worden weggeschreven uit de Canonieke Bijbel die tot stand kwam.
Wat de keizer stoorde was dat ‘het’ christendom niet bleek te bestaan. Of beter, dat het bestond uit allerlei verschillende stromingen, smaken, modaliteiten, tradities. Al die verschillen waren niet zo’n punt, totdat de keizer er een probleem van maakte. Hij loste dat op keizerlijke wijze op. Door dus een vergadering bijeen te roepen, die moest zorgen voor rust in de tent en eenheid in de kerk.
Zo werden feesten als Pasen en Kerst samengesteld met leenverhalen uit de klassieke wereld. Er werd afgesproken dat Pasen wordt gevierd op de eerste zondag na de eerste volle maan na de dag- en nacht-evening (equinox) in het voorjaar. En voor kerst werd afgesproken dat dit werd gevierd op de winter zonnewende.
Inderdaad, eenheid bevorderen is goed, maar eenheid afdwingen is een ander verhaal. Naast de officiële kerkgeschiedenis, die door de orthodoxie wordt geschreven, is er ook altijd een parallel verhaal geweest, van wat oorspronkelijk was maar later ‘ketters’ wordt genoemd. Hoeveel ruimte is er voor veelkleurigheid? De christelijke leer werd ontdaan van de oorspronkelijke betekenis zo leren we uit de in 1945 gevonden Nag Hammadi geschriften.
Was het op het concilie van Nicea dat de schuld van de dood van Jezus op de Joden werd afgewenteld? Terwijl er duidelijk in de bijbel staat dat de Romeinen hem gekruisigd hebben, trouwens een van de wreedste manieren om iemand te vermoorden. En was het ook niet dat op dat concilie werd besloten dat het begrip reïncarnatie niet bestond binnen de leer van de kerk?
Jammer dat Bert niet wat breder gekeken heeft naar informatie over het concilie van Nicea, zoals onder meer het verslag van de secretaris van de Raad van Kerken van de laatst gehouden conferentie van de Vereniging voor Theologie. In elk geval de volgende kanttekeningen:
a) de acties van de keizer na het Concilie staan op rekening van de keizer, niet van het Concilie
b) als het concilie al enig effect gehad heeft op de paasdatum, dan betekende het nauwelijks een verschuiving t.o.v. wat al gangbaar was
c) er valt zoveel meer te zeggen over het concilie, zoals het feit dat veel deelnemers zichtbaar verminkt waren door de geloofsvervolgingen