In 2016 presenteerde DENK een plan om koloniale straatnamen (zoals bv de Coentunnel) te gaan hernoemen. Tevergeefs. Los van het morele en ideologische aspect brengt straatnaamverandering een gigantische administratieve rompslomp met zich mee. Over het algemeen gebeurt dat dus niet. Of het moet zijn dat een buitenlandse macht het overneemt, zoals in 1940. De Duitsers hernoemden de straten die verwezen naar ons koningshuis, maar dat werd na 1945 weer teruggedraaid.
In 2017 kwam het geschiedenismagazine Historiek met een pleidooi om de tijdgeest te vertalen door nieuwe straten te noemen naar nieuwe koloniale helden. Een beter plan. Helaas ging de bril nog niet verder dan de bekende ‘Europese zonen’, zoals Baron Van Hoëvell, Multatuli en Poncke Princen (allen actief in de Oost). Ondertussen volgden in gemeenteraden van verschillende Nederlandse steden discussies en verzoeken om bij nieuwe straten rekening te houden met de diversiteit in de stad. Rotterdam sprak zich erover uit in 2018, Amsterdam, Utrecht, Tilburg en anderen volgden in 2019. ‘Inclusiviteit’ en ‘hedendaags’ werden de nieuwe modewoorden. Maar als we nadenken over straatnamen kan niet-hedendaags ook inclusief zijn.
Andere verzetshelden
Momenteel is er veel aandacht voor het koloniaal verleden, excuses en misdaden tegen de menselijkheid. Daar moeten op lokaal niveau inderdaad acties uit voort komen. Het verleden is weliswaar niet te veranderen maar de toekomst vorm geven kan wel. Straatnaamcommissies kunnen hier een bescheiden rol in spelen. Vaak is echter niet duidelijk wie er in zitten en hoe onafhankelijk ze zijn. Ze komen pas in actie als er nieuwe woonwijken of industrieterreinen bij komen.
Bij dit artikel is een overzicht gevoegd van de belangrijkste anti- of dekoloniale helden uit de vaderlandse geschiedenis. De ándere verzetshelden dus, ook wel aangeduid als vrijheidsstrijders, onafhankelijkheidsstrijders, emancipatoren en mensenrechtenactivisten.
Er zijn veel mooie woorden voor, maar bedroevend weinig straatnamen. Wat betreft de oostelijke koloniën kent Nederland geen énkele Soekarnostraat en slechts één Mohammed Hattastraat (in Haarlem). Van de westelijke koloniën zijn er enkele straten te vinden vernoemd naar Boni (in Utrecht, Den Haag, Amsterdam), Tula (Utrecht, Amsterdam) en Anton de Kom (Middelburg, Den Haag, Amsterdam). Maar dat is het wel zo ongeveer. Het ontbreken van dekoloniale helden in het straatbeeld reflecteert de onbalans in ons nationale geschiedenisverhaal. Dat verhaal, geconstrueerd in de laat 19e eeuw, is voortgekomen uit een verlangen naar grootsheid en heldendom, maar is vooral nostalgisch en a-historisch.
Mensenrechtenschenders
Het is waar dat veel Nederlandse steden zogeheten Indische buurten hebben. De meeste zijn gebouwd in het interbellum. De straten in die buurten zijn echter niet genoemd naar vrijheidsstrijders, maar naar gebiedsdelen, zoals Java, Sumatra, Curaçao, Suriname, etc. Tegelijkertijd refereren veel straten wel naar allerlei zeehelden, generaals en politici die (re)koloniale oorlogen voerden. Zo heeft mijn stad een wijk met straten vernoemd naar gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië. Het waren feitelijk onze grootste mensenrechtenschenders avant la lettre die voor de VOC de monopolies van handelswaren wisten te bevechten: Jan Pieterszoon Coen (nootmuskaat), Antonie van Diemen (kaneel), Cornelis Speelman (kruidnagel), Van Imfoff (wederom kaneel), Van Heutsz, et cetera.
Om die ongelijkheid in straatnamen enigszins recht te zetten is het voor gemeenteraden en straatnamencommissies wel zo handig om weet te hebben van de belangrijkste dekoloniale helden en heldinnen -als we ze zo mogen noemen. Bijgaande lijst is samengesteld door verschillende mensen uit de Afrikaanse en Aziatische diaspora. Het kan een bron zijn voor nieuwe straatnamen in elke gemeente. Van de 60 personen zijn er 21 vrouw; een betere man/vrouw verhouding dan in de huidige geschiedenisboeken – om over de straatnamen nog maar te zwijgen.
Bekijk hier het overzicht van dekoloniale helden en heldinnen met namen van helden en heldinnen uit onder meer Java, de Molukken en Suriname.
Vrijheid en emancipatie
In het overzicht ligt de nadruk op verzetsstrijders van vóór de onafhankelijkheid of dekolonisatie. In de tweede wereldoorlog ontpopte het zelfbewustzijn in de voormalige Nederlandse koloniën, zowel in de De Oost als in De West. Indonesië werd onafhankelijk in 1949. Suriname in 1975. Het gaat dus om heldhaftige personen van divers pluimage, uit verschillende tijdperken en verschillende delen van het koloniale rijk. Afhankelijk van tijd en plaats identificeerden zij zich al dan niet met een te vormen nationale staat. Zo zijn tal van Atjehers, Molukkers en Papoeas blijven strijden tegen de staat Indonesië, als nieuwe kolonisator. De strijd om vrijheid en emancipatie is een doorgaand proces.
Met opzet vindt de lezer in deze lijst uitsluitend ‘niet-Europese Nederlanders’. Maar het betreft wel allemaal rijksgenoten. Ergens moet een grens getrokken worden. Hier dus geen namen van Europese dekoloniale verzetsstrijders, zoals Henk Sneevliet of Poncke Princen die actief waren Nederlands-Indië. Ook geen Toussaint L’Ouverture (1743-1803) de Franse koloniale verzetsheld op Haïti. Hij is van grote invloed geweest op de dekolonisatie van het Caribisch gebied, maar opereerde dus niet in het Nederlandse koloniale rijk. In Frankrijk dragen vele straten zijn naam.
Het overzicht heeft niet de pretentie foutloos of volledig te zijn, correcties en aanvullingen zijn welkom. Ongetwijfeld zijn er nog strijders geweest in Zuid-Afrika, Sri Lanka en Brazilië. De vergeten oorlogen in die landen kun je als opstanden tegen Nederlandse kolonialen zien. En natuurlijk zijn er twijfelgevallen. Neem bijvoorbeeld Elisabeth Samson. Zij was een succesvolle zwarte zakenvrouw in Suriname; zeer opvallend in de 18e eeuw, maar als plantagehoudster bevestigde zij ook de maatschappelijke ordening van slavernij. Of Grace Schneiders-Howard, het eerste vrouwelijke Statenlid in het parlement van Suriname (1938). Zij toonde zich in de oorlog juist tegenstander van wijzigingen in het koloniale systeem.
Tot slot ontbreken op deze lijst ook de hedendaagse emancipatoren en mensenrechtenactivisten -waarvan er vele zijn. Regel is namelijk dat personen die nog in leven zijn of minder dan tien jaar geleden zijn overleden niet in aanmerking komen voor een straatnaam. Zij kunnen immers nog een scheve schaats rijden, ook na hun carrière, zelfs postuum. Alleen voor leden van het koninklijk huis wordt wat dit betreft een uitzondering gemaakt. In mijn woonplaats is in 2009 een sporthal vernoemd naar Ireen Wüst, die nota bene nog bezig is met schaatsen. Maar die naam kan veranderd worden mocht blijken dat Wüst het monopolie op eremetalen met verboden middelen heeft bevochten. Een straatnaam aanpassen ligt gewoon wat moeilijker vanwege alle adres(ver)wijzigingen.
Nog even wachten dus voor de onlangs overleden Sumatraanse journalist-activisten Djajeng Pratomo en Muchtar Pakpahan. Jammer ook voor Surinamers als Stanley Rensch, Nadia Raveles, Trudy Guda, Ronnie Brunswijk en Héloïse Rozenblad. En ja, ook voor Letitia Vriesde die vijfmaal aan de Olympische Spelen deelnam.
Hoe dan ook mogen we er toch van uit gaan dat steeds meer Nederlandse straten vernoemd zullen gaan worden naar niet-hedendaagse, anti-koloniale helden en heldinnen uit onze gedeelde geschiedenis. Maar dan wel zonder nostalgie en valse constructies als het kan. Het zou een blijk van waardering zijn voor hun historische verdiensten (eerherstel) en een teken van échte inclusiviteit.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 20 januari 2022 en is opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.