Wat is nog heilig in onze samenleving, beter gezegd, wat is heilig nog in onze samenleving? Veel mensen denken dat niets meer heilig is, maar dat komt omdat ze heilig gelijk stellen met wat hen heilig is. Uiteraard is dat vooral wat ze geleerd hebben als heilig te beschouwen. Die les wordt ook nu nog steeds aan jongere generaties geleerd, alleen gebeurt dat niet meer onder de noemer van ‘heilig’ en is er ook geen binding meer met een godsdienst. Heiligen zijn er nog steeds wel. Nelson Mandela is daar het meest duidelijke voorbeeld van, maar ook de Dalai Lama en Moeder Theresa. In vorige generaties Gandhi en Albert Schweitzer. Heilig omdat ze hun leven hebben gewijd aan een doel hoger dan zijzelf en daarbij ook nooit uit geweest zijn op eigen voordeel. In feite hebben zij hun eigen belang altijd ondergeschikt gemaakt aan een algemeen belang zonder van anderen te eisen dat ze hetzelfde zouden doen. Ze offerden zichzelf op, maar niemand anders. Ze maakten geen slachtoffers. De echte heilige is bij uitstek ook humaan.

In de moderne samenleving is men het over veel zeer oneens, maar is er tegelijkertijd ook een hoge mate van consensus over wat de gemeenschappelijke waarden zijn. Die zijn heilig, niet alleen in hun abstracte formulering, maar ook als praktijk. Dat is een belangrijk verschil, want ook daar waar de waarden in de praktijk met voeten getreden worden, onderschrijft men in retorische zin wel de gemeenschappelijke waarden. Dictaturen noemen zich democratieën, onrecht verschijnt in de vorm van recht en de grootste ongelijkheid wordt gemaskeerd door veel vertoon van gelijkheid. Ook wat in de praktijk allerminst als heilig kan worden beschouwt, hult zich graag in de schijn van heiligheid. Daaruit blijkt in ieder geval een besef van wat werkelijk ‘heilig’ en dus van hoge en bindende waarde is.

Wat heilig is, wordt ook in de samenleving pas zichtbaar als er grenzen worden overschreden. Vaak kennen we die grenzen niet al op voorhand, zoals ik ook mijn eigen gevoeligheid voor blasfemie niet kende voordat Theo Maassen deze blootlegde. Gelijkheid en gelijkwaardigheid zijn de ‘huizen van Heiligheid’ van de moderne samenleving. Ze zijn direct verbonden met het streven naar emancipatie van wie achtergesteld wordt of op achterstand is komen te staan. De emancipatie van de burger, een welvarende man, in en door de Franse revolutie, is gevolgd door de emancipatie van de arbeider, de opheffing van de slavernij en de emancipatie van de vrouw en later het kind, de gelijkstelling van hetero en homo, van gezond en gehandicapt of ziek. Uiteindelijk heeft het streven naar erkenning van gelijkwaardigheid ook geleid tot het toekennen van rechten aan dieren. In alle gevallen gaat het om het erkennen van het algemene recht en het per geval corrigeren van fouten, verhelpen van tekortkomingen en eventueel ook bestraffen van overtredingen. Het handelingsbevoegd verklaren van vrouwen, de toelating van homo’s tot het huwelijk en het vervolgen van uitingen van discriminatie zijn allemaal realisaties van het principe van gelijkwaardigheid, gelijke behandeling en ook gelijke kansen. Waar dat niet lukt, tekort schiet of zelfs afgewezen wordt, is dat nieuws en tegelijk aanleiding voor protest, acties of ook sancties. De Olympische Spelen, waar juist het verschil bepalend is, zijn buiten de wedstrijden het toneel van demonstraties van de waarde van gelijkheid en gelijkwaardigheid: discriminerende uitlatingen leiden tot wegzending, landen die geen vrouwen willen laten deelnemen, worden met uitsluiting van deelname bedreigd.De emancipatie van de homo ligt gevoeliger. Er wordt niet op gediscrimineerd, maar geaccepteerd is het toch ook nog niet. Wat hier voor de een ‘heilig’ is, is voor de ander bijna ‘duivels’.

Dat heeft ook te maken met de onzekerheid over wat gelijk en gelijkwaardig nu precies voor wie en wanneer betekent. In het geval van kinderen betekent de erkenning van het principe juist dat ze in het bijzonder als beschermwaardig gezien worden. Gelijkheid betekent in hun geval vooral het scheppen van gelijke kansen op een goede en gelukkige ontwikkeling voor ieder kind. Daar is de wereld nog ver van af, maar het wordt officieel wel nagestreefd en vindt ook maatschappelijk veel steun. Een van de niet te overschrijden grenzen die nu als zodanig herkenbaar zijn en gevoeld worden, is seksueel contact tussen volwassenen en kinderen. De combinatie van gelijkwaardigheid en beschermwaardigheid staat hier de erkenning van het recht van de pedofiel op beleving van zijn seksuele verlangens in de weg. Het kind is in zijn integriteit ‘heiliger’ dan ooit.

De principes van gelijkheid en gelijkwaardigheid maken een samenleving individualistischer, omdat het om principes gaat die op het individu en niet op een collectiviteit betrekking hebben. We staan er zelden bij stil, maar de norm dat iedere volwassene voor zichzelf moet kunnen zorgen en zijn eigen boterham moet kunnen verdienen, is een plicht die direct voortvloeit uit de principes. Ook dan geldt echter weer, dat de collectiviteit wel een zekere verantwoordelijkheid heeft voor wie niet, niet meer of nog niet voor zichzelf kan zorgen. Voor zieken, gehandicapten, ouderen en kinderen wordt, afhankelijk van de praktische mogelijkheden, via de sociale zekerheid en de gezondheids-en welzijnszorg gelijkheid en gelijkwaardigheid geborgd. Binnen hun beperkingen kunnen zij zich dan ook nog zoveel mogelijk als vrij en onafhankelijk individu ontplooien. Dat is ten dele en soms zelfs geheel een illusie, maar dat laten we dan graag zo, omdat we het principe heilig hebben verklaard.

De hoogste waarde achter gelijkheid is toch de vrijheid van het individu. Gelijkheid en gelijkwaardigheid zijn de grondwaarden die nodig zijn om de hogere waarde van vrijheid te kunnen realiseren. Ze zijn het fundament van het huis van de vrijheid. Waar dat fundament ontbreekt, wordt het huis van de vrijheid inderdaad gebouwd op het onzekere ijs van het vrije spel van de maatschappelijke krachten. Sterk versimpeld is dat inderdaad het verschil tussen de Verenigde Staten en de West-Europese verzorgingsstaten. Juist op basis van de collectief geborgde gelijkheid en gelijkwaardigheid van in principe iedereen hebben in de verzorgingsstaten de afzonderlijke individuen de betere kans hun leven ook naar eigen smaak en ambitie vorm te geven. De toetssteen voor de mate van individualiteit en vrijheid ligt steeds in de vraag naar de mate waarin het individu kan kiezen. Het bijzondere van het leven in een moderne samenleving is juist dat mensen niet bepaald worden door traditie, afkomst, rijkdom of biologie, maar door de keuzes die ze zelf maken en de mate waarin ze daarbij goed gebruik weten te maken van de talenten die ze hebben meegekregen en de training die ze hebben gehad. Ook hier is de werkelijkheid vaak minder mooi dan het ideaal. Bij het streven naar gelijkheid gaat het er overigens niet om dat iedereen hetzelfde wordt, maar dat iedereen in principe dezelfde kansen krijgt om zichzelf te worden. Dat is de waarde van vrijheid, zoals die ons heilig is geworden.

Paul Schnabel

socioloog, Eerste Kamerlid, universiteitshoogleraar aan de UU

Paul Schnabel was van 1998 tot 2013 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.