Als taalcoach voor een stichting die nieuwkomers ondersteunt bij het leren van die moeilijke Nederlandse taal, raakt mij dit persoonlijk. Het is de gemeente die in de toekomst verantwoordelijk wordt gesteld voor de inburgering. Hier zie ik zowel voor- als nadelen. De gemeente is dichterbij dan de overheid en kan dus beter een programma op maat aanbieden. Maar wordt de gemeente de laatste jaren niet overvraagd met al die taken? Kijk naar de jeugdzorg, die lang niet overal even goed geregeld wordt door de gemeenten.

Positief is ook dat nieuwkomers eerder aan het werk mogen. Als dat lukt, is het een winstpunt. Nieuwkomers verdienen daardoor niet alleen (een deel van) hun inkomen, maar zijn ook genoodzaakt om Nederlands te spreken en oefenen zo hun nieuwe taal. Dat de nieuwkomers in de toekomst niet zelf op zoek hoeven naar een geschikte cursus is eveneens een pluspunt. Dat is een brug te ver als je de taal nog niet machtig bent.

Ook is het een goede zaak als niet alle nieuwkomers (ongeacht hun vooropleiding) op één hoop gegooid worden. Aan iemand die nauwelijks scholing heeft gehad, kun je nu eenmaal niet dezelfde eisen stellen als aan iemand die in het land van herkomst een universitaire opleiding heeft gedaan. Daar gaat onderscheid in gemaakt worden en dat juich ik toe.

Maar er zit ook een addertje onder het gras. Nieuwkomers die niet genoeg gemotiveerd zijn (in wiens ogen, vraag ik me af), niet snel genoeg de taal leren en/of niet snel aan het werk komen, kunnen door diezelfde gemeenten worden gekort worden op de uitkering die ze ontvangen. Los van de vraag of dit wenselijk is, dient zich de vraag aan of er dan met één maat gemeten gaat worden. Dat is onmogelijk, lijkt me. Nu al zijn er voorbeelden van mensen die een traplift of scootmobiel aanvragen. In de ene gemeente lukt dat zonder al teveel moeite. In een andere gemeente bewegen de aanvragers hemel en aarde om vervolgens nul op het rekest te krijgen. Afhankelijk zijn van goodwill en/of willekeur is niet goed.

Als ik dan denk aan de jonge vrouw uit Syrië voor wie ik taalcoach ben, vrees ik het ergste. Drie jaar geleden kwam ze als 19-jarige naar Nederland, samen met haar zoontje dat toen 1 jaar was. Haar man was een jaar eerder al gevlucht. Inmiddels is hier in Nederland een tweede zoontje geboren. Beide ouders volgen een inburgeringscursus en gaan driemaal per week naar school. Dat is op zich al een heel gepuzzel met twee kleine kinderen van inmiddels 4 en 1 jaar. Ze moeten elkaar dus afwisselen. Beiden hebben bovendien een taalcoach die hen ondersteunt bij die moeilijke taal en het huiswerk. Bijkomend probleem is dat beiden in Syrië heel weinig school gehad hebben en dus laaggeletterd zijn. Dit jaar zou hij het inburgeringsexamen moeten afleggen, zij naar verwachting volgend jaar. Ik heb er een hard hoofd in dat dit gaat lukken. Daarnaast loopt hij stage in een garage in de hoop daardoor een baan te krijgen. Ik hoop van harte dat het lukt, maar wat als dat niet zo is? Ze komen nu net aan rond met hun uitkering. Wat als daarop gekort gaat worden? Hoe worden de regels en hoe wordt daar vervolgens mee omgegaan?

De nieuwe voorstellen van minister Koolmees moeten hun beslag nog krijgen en dat duurt nog even. Ik hoop dus dat mijn Syrische nieuwkomers de dans ontspringen. Voorlopig kunnen we niet veel anders doen dan afwachten.

AnLommerse

An Lommerse

PR-functionaris en journalist

An Lommerse werkte als PR-functionaris en journalist. Haar werkzame leven heeft ze afgesloten, maar schrijven is nog steeds haar passie. …
Profiel-pagina
Al 3 reacties — praat mee.

Advertentie

Kloostercast