We lopen samen door de Intratuin. We zijn op zoek naar planten voor mijn balkon, een verlaat verjaardagscadeautje. Holkje heeft al jaren planten op haar balkon en komt vaker bij de Intratuin dan ik. Wat is het fijn dat ze me helpt. Natuurlijk mag ik zelf kiezen, maar er is zoveel keus! En wat groeit er nu goed op een balkonnetje?

Daarna rijden we richting mijn flat, maar we moeten nog even tanken en door de wasstraat. Autolol. Voor het eerst rij ik in Holkjes auto. Geweldig! Wat rijdt die auto fijn. Ik zit te genieten achter het stuur. En Holkje zit ondertussen te genieten van de omgeving totdat we de afslag naar de snelweg pakken. Ze begint te gillen van schrik. “Je rijdt door ROOD!” “Nee, joh, het was hartstikke groen. Geen idee waarom die auto voor groen bleef stilstaan.” “Echt?! O…, het hart zat me in de keel.” “Ja, maar vertrouw me maar. Ik weet wat ik doe.” “Ja, dat moet ook wel als instructeur. Je hebt toch een voorbeeldfunctie.”

We tuffen door naar de benzinepomp. Tja, daar staan we dan. We krijgen allebei de dop van de tank niet opengedraaid. Wat te doen? “We hebben een sterk mannetje nodig,” constateer ik. “Waar halen we die vandaan?” vraagt Holkje. “Euh, garage?” Ik loop de garage in. Een paar mannen in overal zijn daar aan het werk. “Hoi. Ik zoek een sterke man. Wie wil me helpen?” zeg ik op mijn vrouwelijkst. De leukste van de twee komt naar me toe en met veel gelach heen en weer draait hij de tankdop open. Als hij weg is, kijken Holkje en ik elkaar aan. “Tja, zo doe je dat dus als vrouw.” “Weer een mooi verhaal voor de rijschool.”

Die avond staan we samen in Holkjes keuken. “Haal de groentela er maar uit. Dit kan er in, dat kan er in.” “Dat wordt vast een lekkere salade.” “O, hier heb ik nog kleine blikjes. Kidneybonen. Kunnen die er nog bij?” “Ja, goed idee.” Even later staat er een heerlijke salade op tafel. En dan komen we toch eens tot de kern van dit artikel. Wat vriendschap is en hoe wij onze relatie zien, dat bespreken we niet dagelijks.

“Vriendschap. Wat verstaan we daaronder?” werpt Holkje op tafel. Ze geeft zelf antwoord: “Ik denk dat je pas vrienden kunt zijn als er iets te halen valt bij de ander. Bij jou is dat de religieuze zoektocht. Ik heb gezien hoe belangrijk het geloof voor je is en hoe je daarin stappen zette. Ik moedigde je aan om naar Taizé te gaan. Ieder moet die reis op zijn eigen manier doen. Ik hoop dat ik je daarbij heb kunnen begeleiden.” “Ja, zeker wel,”antwoord ik, “het was fijn om jouw verhalen te horen. Over hoe jij die zoektocht zelf hebt aangepakt.” “Door die religieuze zoektocht zijn we met elkaar bevriend. De basis van onze relatie is de diepste levensexistentie.”

“Ik hanteer een andere vriendschapsdefinitie; die van Aristoteles. Vriendschap is dat je elkaar het beste toewenst en dat we dat van elkaar weten. Daarnaast onderscheidt hij drie soorten van vriendschap. De netwerkvrienden, die elkaar aan een job helpen. Maatjes, die bijvoorbeeld alleen samen muziek maken of voetballen. En echte vrienden, die het innerlijkste met elkaar kunnen delen.” “Ja, volgens die definitie zijn we bevriend op dat laatste niveau. Levensexistentie, de diepste vragen over religie en de plek die je daaraan wilt geven, dat gaat diep.”

“Maar hoe dan ook, om op dat niveau te komen, moet je elkaar wel ergens tegenkomen. Wanneer hebben we elkaar leren kennen?” vraagt Holkje. “Toen jij in Nijmegen kwam wonen,” antwoord ik. “Ja, van Zwolle werd ik in Nijmegen gedropt. Ik moest het leven opnieuw opbouwen. Het is dan bijzonder fijn als iemand je huis binnenvalt. De kleuren van jouw wereld kleurden ook mijn wereld. Je gaf me een gevoel van eigenwaarde: ‘iemand komt naar me toe; blijkbaar ben ik interessant genoeg’. En je gaf afleiding. Ik kon serieus met je meedenken waardoor de wereld groter werd dan mijn ‘ik’. Ik heb je toch op het idee gebracht om in Huissen te gaan wonen?”

Holkje gaat verder: “Je bent een goede, snelle en mooie denker. Je schudt mijn hersenen los. Maar vaak ga je te snel voor mij. Ik kan mij een fietstochtje herinneren. Je leeft in zo’n hoog tempo. Je doet de dingen snel en efficiënt.” “Ja, dat is mijn kracht en mijn valkuil. Ik weet dat mijn denken en snelheid soms bewondering opwekt, maar op de basisschool werd ik hierom gepest.” “Soms kan ik er onzeker van worden. Maar daarom is het zo leuk om met je te rummikuppen. Daarbij kan ik van je winnen. Dat herstelt het evenwicht.”

“En ik vind het zo heerlijk dat ik bij jou gewoon kan zijn. Ik waardeer je levenservaring. Ik leer veel van je. Dat leeftijdsverschil zie ik als een voordeel.” “Ach, dat leeftijdsverschil. Binnen de orde van de dominicanen hebben we een heel andere tijdsspanne. Daar ben ik maar één generatie boven jou.” “Dat is niets.”

“We vinden elkaar op de religieuze snaar,” zegt Holkje, “daar moeten we wat mee in het leven. Je gaat daarbij je eigen weg, een eenzame weg waarbij je tegen de stroom ingaat. Dat herkennen we bij elkaar en daarin kunnen we elkaar steunen. Toch zie ik je niet als een vriendin. Het lijkt dieper te gaan. Ik kan je in mijn huis hebben, je bent welkom om hier te logeren. Ik vertrouw je, ik kan zelfs op je mopperen zonder dat dat onze relatie schaad. Het is bijna als familie, dat je mijn kleinere zusje bent.”

Vriendschap. Het is moeilijk te definiëren. Helemaal moeilijk is het dan te zeggen dat dit een bijzondere vriendschap is. Bijzonder is het misschien omdat we elkaar vinden op de religieuze snaar. Maar bijzonder is het niet vanwege het leeftijdsverschil of vanwege de beperking van Holkje. Daar kijken wij aan voorbij.

Tanja van Hummel

Tanja van Hummel

Filosoof en Schrijfcoach

Tanja van Hummel is filosoof en schrijfcoach. Tijdens haar filosofiestudie aan de Radboud Universiteit ontdekte zij een voorliefde voor …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.