Ik zag de prachtige foto’s van het afstudeerproject ‘Wanneer we opgroeien’ van Kevita Junior prominent in NRC Handelsblad staan (8 september 2021). Wat betekent het om in Nederland op te groeien met meerdere tradities en culturen? Wie of wat geeft betekenis aan jouw identiteit als je opgroeit in de Hindostaanse gemeenschap in Nederland? Op deze vragen probeert zij een antwoord te vinden. De foto’s schitterden van de pagina’s en trokken volop de aandacht. Het artikel waar de foto’s bij waren geplaatst, was geschreven naar aanleiding van het in de media zeer zichtbare bezoek van Chan Santokhi, de president van Suriname, aan Nederland. Opvallend was wel dat de strekking van het stuk juist ging over de onzichtbaarheid van de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap in Nederland.

Ik slaakte een gefrustreerde zucht na het lezen van de reportage. Dat lag verder niet aan het goed geschreven artikel. Ik kreeg alleen een enorm gevoel van déjà vu. Alweer diezelfde riedel. Iedere keer weer de onzichtbaarheid van de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap.

In 2015 kwam mijn debuutroman Vervoering uit, een kroniek over vier generaties van een Hindostaanse familie die binnen honderd jaar verspreid wordt over drie continenten in de landen India, Suriname, Nederland. Het boek is het resultaat van mijn fascinatie voor deze turbulente beweging door de geschiedenis over drie continenten, maar vooral de zoektocht naar mijn identiteit en de wens om het boek te schrijven dat ik als puber graag had willen lezen.

Ik ben dit boek gaan schrijven omdat ik mezelf in Nederland vaak een wandelend mysterie heb gevoeld. Extreem atypisch. Maar ook onzichtbaar. Omdat mijn ouders uit Suriname komen, mijn voorouders uit India, en ik zelf in Nederland ben geboren. Zo’n mooie, fascinerende en op onderdelen ook schrijnende geschiedenis. Die helemaal niemand leek te kennen. Waar ik nooit wat over leerde op school. Alsof wij er niet toe deden. Hoewel dit echt onderdeel is van onze Nederlandse geschiedenis, die koloniale tijd wat zo moeilijk is dat we het niet altijd recht kunnen en durven aankijken in dit land. En juist door dat gebrek aan kennis, kunnen soms pijnlijke “complimenten” worden gegeven, zoals ‘wat spreek je toch ontzettend goed Nederlands’. Het raakte me, maakte me boos, zette me aan tot schrijven.

Vorig jaar ben ik geïnterviewd door Fokke Obbema voor zijn mooie reeks Een zinvol leven in de Volkskrant. We hebben toen uitgebreid gesproken over mijn fascinatie voor het zichtbaar maken van onzichtbare verhalen. Dat ik er iets aan wil doen als ik het gevoel heb dat iemand niet wordt gehoord of gezien. Dat dat ook alles te maken heeft met het feit dat ik mezelf ook een onzichtbaar verhaal heb gevoeld. Maar ook dat ik het onterecht of pijnlijk heb gevonden als mijn ouders niet werden gezien of gehoord. Of mijn voorouders.

De reacties op mijn roman, mijn schrijverschap, maar ook op het grote interview in de Volkskrant en later ook in Trouw, kwamen uit allerlei hoeken. Vooral de reacties van Hindostaans-Surinaamse Nederlanders ontroerden me. Zovelen die die zich herkenden in het verhaal. Maar die ook het gevoel kregen dat zij hiermee zichzelf terugzagen in de literatuur en mainstream media. Iets wat zij zelden ervaren.

Begin september van dit jaar is mijn man Munish Ramlal benoemd tot de Ombudsman van de metropool Amsterdam. Een Hindostaans-Surinaamse Nederlander op een zichtbare plek en in een prominente publieke functie. Ook de reacties hierop vanuit de Surinaamse gemeenschap ontroeren en raken me. Het vertelt me het volgende:

Iedereen wil zichtbaar onderdeel uitmaken van het land waar je elke dag in wakker wordt. Dat hoeft niet elke dag met flinke trom en fanfare, maar actief betrokken en gezien worden doet ertoe. Onzichtbaar gehouden worden, of niet gezien worden als je in volle glorie aanwezig bent, lijkt relatief onschuldig, maar de waarheid is: het doet gewoon pijn. Het is meer dan irritant, het kan je meer raken dan je zelf wil omdat het gepaard gaat met een gevoel van onmacht omdat je er wel bent. Iedereen wil gezien en gehoord worden, dat hebben alle mensen met elkaar gemeen.

Mijn allesoverheersende gedachte na het lezen van het artikel in NRC: heb je onder een steen gelegen als je nog steeds niet weet dat er Hindostanen in Suriname en Nederland wonen? In de jaren zeventig en tachtig was dat te vergeven. De jaren negentig, a la. Maar kom op, nu is het 2021. Er moeten rijkere, meer creatieve en vooral meer vernieuwende invalshoeken zijn voor redacties om te schrijven over de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap.

Het valt me op dat de verantwoordelijkheid voor de onzichtbaarheid vooral bij de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap zelf wordt gelegd. ‘We moeten harder durven roepen, prominenter onze plek durven claimen,’ zeggen sommige geïnterviewden. Maar nee, dat is volgens mij allang niet meer de crux. We zijn al zo lang onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Werkzaam en actief in allerlei sectoren van dit land. We zijn nooit onzichtbaar geweest. Niet voor redacties, programma’s, geschiedenisboeken, of wat dan ook. Het is tweerichtingsverkeer. Onzichtbaarheid en onwetendheid ligt ook aan de ander, die simpelweg niet echt kijkt. Het enige wat nodig is om dit te veranderen is echt kijken, echte interesse. Een mysterie zijn we allang niet meer.

Shantie Singh

Shantie Singh

Schrijver

Bestuurskundige en schrijver
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.