Eerder hadden we al de kwestie van forse bijstandsvermindering omdat de moeder van een bijstandsvrouw haar dochter weleens een tas met boodschappen gaf. Duidelijk is dat de normale, gebruikelijke en gezonde omgangsregeling tussen familieleden hiermee onderuit gehaald wordt. Wat is hier aan de hand?
Sinds de invoering van de participatiewet in 2015 is de uitvoering van de WMO (wet maatschappelijke ondersteuning) overgeheveld van het rijk naar de gemeenten. Dat leidde tot meer maatwerk, zo vertelde het toenmalige kabinet. En omdat maatwerk volgens haar ook goedkoper was, ging de overdracht gepaard met een fikse bezuiniging. Sinds die tijd zijn veel gemeentebesturen er op gespitst te bezuinigen op uitkeringen door te speuren naar eventuele niet opgegeven inkomsten.
Natuurlijk mag een gemeente nagaan of een uitkering terecht is, al was het maar om het publieke draagvlak van onze verzorgingsstaat te behouden. Een voorbeeld. Jaren geleden ontmoette ik op een camping in Italië een man die een uitkering ontving wegens arbeidsongeschiktheid, maar die elk weekend goed bijverdiende als portier van een nachtclub. Hij schepte er nog over op ook. Hier tegen optreden is een goede zaak.
Het verminderen van uitkeringen bij de twee hierboven genoemde vrouwen gaat echter veel verder. Zij frauderen niet, maar zij en hun naaste familieleden en mogelijk vrienden gaan op een betrokken manier met elkaar om.
Dit obsessief speuren door gemeenteambtenaren naar mogelijke inkomsten heeft niet alleen te maken met de verslechterde financiële positie van gemeenten sinds 2015, maar ook met het doorgeslagen individualistische mensbeeld dat sinds de opkomst van het neoliberalisme eind jaren tachtig dominant is. In die visie komt het individu op de eerste plaats en zijn familieverbanden en sociale vriendschapsnetwerken secundair.
Dat lijkt op het eerste gezicht mooi. Weg familiale sociale controle, hoera voor persoonlijke groei en ontplooiing, zelfs hippie links zag dat wel zitten. Ondertussen wordt die ‘persoonlijke ontplooiing’ wel ondermijnt omdat een natuurlijke betrokken manier van omgaan met vrienden en familie beboet wordt. Hoe ver gaat die opgedrongen kilheid?
Mag ik een vriend die van een (lage) uitkering leeft, wel ‘vrijhouden ‘als we samen op stap gaan, mag ik mijn moeder, vader, dochter of zoon mochten ze in de bijstand zitten op hun verjaardag of met Sinterklaas wel een groot cadeau geven, een fiets bijvoorbeeld? Als het al jaren traditie is dat je met je moeder wekelijks of maandelijks uit eten gaat moet je daarmee dan stoppen als ze noodgedwongen in de bijstand of in een andere uitkering terecht komt?
Zoals met veel zaken zal de soep wel niet zo heet gegeten worden als dat zij opgediend wordt, maar toch als puntje bij paaltje komt en een overijverige ambtenaar uitkeringsgerechtigden daar op aan spreekt, dan heeft hij de wet aan zijn kant.
Opheffen dus deze bureaucratische interpretatie van de wet. Of misschien is dat niet eens nodig, in het Nederlandse recht staat namelijk dat een overheidsdienaar bij het handhaven van de wet mag en kan handelen ‘naar bevind van zaken’. Wordt er voortaan in de hier boven geschetste voorbeelden gehandeld naar een humaan ‘bevind van zaken’ dan voorkom je dat normale familie en vriendschapsbanden doorkruist worden.
Het ondermijnen van deze banden is overigens niet alleen nadelig voor de betreffende personen, het is ook nadelig voor de gehele maatschappij. Waar mensen gedwongen worden elkaar alleen nog maar te zien als calculerende op eigen voordeel uit zijnde losse individuen, daar stort de hele maatschappij in elkaar.