Het verslag van de parlementaire ondervragingscommissie staat al weer een maand op mijn harde schijf. Het roept – net als de ondervragingen die heb gezien – ongemak op. Ik heb het helemaal gelezen, maar het ongemak blijft. Ik probeer daar al schrijvende grip op te krijgen.
De Tweede Kamer heeft voor dit instrument gekozen, omdat hij naar eigen zeggen niet beschikte over voldoende harde informatie. Alles lijkt daarbij te draaien om geldstromen uit onvrije landen, onwelgevallige denkbeelden onder Nederlandse moslims, radicalisering van jongeren en de rol van moskeeën en moskeekoepels. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dan de commissie een lineair en causaal verband veronderstelt. De buitenlandse financiering van moskeeën beïnvloedt de denkbeelden van Nederlandse moslims. Deze denkbeelden zetten sommige jongeren aan tot radicalisering en geweld en vergroten de kloof tussen moslims en andere mensen. Omgekeerd geldt dan binnen deze theorie dat een effectieve aanpak van de financiering de onwelgevallige denkbeelden onder moslims kan voorkomen.
Onvrije landen en foute denkbeelden
Het gaat de commissie om financiering vanuit zogenoemde onvrije landen. De commissie verwijst naar een definitie van het Freedom House. Het gaat daarbij om landen die specifieke vrijheden afwijzen, zoals godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging. Wie de lijst van onvrije landen opzoekt, ontdekt dat het gaat om landen waarmee Nederland onbekommerd talloze economische, diplomatieke en (soms zelfs) koninklijke banden onderhoudt. Maar het benoemen van de specifieke vrijheden leidt ook tot normen om denkbeelden te toetsen. Verderop in het rapport worden ook wel andere normen genoemd, zij het in de vorm van af te wijzen denkbeelden: ‘Er worden anti-integratieve, antidemocratische en antirechtsstatelijke denkbeelden overgedragen.’
Niemand zal betwisten dat dergelijke ‘foute’ denkbeelden binnen en buiten Nederland leven. Niemand zal ook betwijfelen dat dergelijke denkbeelden aan de basis kunnen leggen van extreem geweld, aanslagen en ontwrichting. Maar noch de ‘foute’ denkbeelden noch het daarmee verbonden geweld is exclusief verbonden met de islam. Persoonlijk maak ik me meer zorgen over de manifestaties van dergelijke denkbeelden bij extreem rechts (zoals in het verleden bij extreem links), dierenactivisten en anti-vaxxers. Maar inderdaad, ook de islam en het christendom zijn niet gevrijwaard van foute denkbeelden en extreem geweld.
Financiering?
De vraag is dan wel of die buitenlandse beïnvloeding en financiering de alles bepalende factor is. Eerlijk gezegd betwijfel ik dat. Die onwelgevallige ideeën passeren ook zonder die buitenlandse financiering de Nederlandse grenzen. Mensen zijn handig en mondig genoeg om qua ideeën over al te shoppen. Mensen hebben ook meerdere loyaliteiten, ook met en in hun landen van herkomst. Of we het leuk vinden of niet, spanningen in Turkije, het Midden-Oosten en Noord-Afrika uiten zich – los van iedere financiering – ook in Nederland.
Vergeten dimensies
Terzijde is het ook goed om te realiseren dat ‘Nederland’ ook volop bezig was en is om het eigen gedachtegoed te exporteren naar andere landen. Hierbij hoeven we echt niet alleen te denken aan zending en missie, maar ook aan allerlei vormen van samenwerking rond economische en sociale ontwikkeling en mensenrechten. Ook hier speelt buitenlandse financiering – bezien vanuit het perspectief van het ontvangende land – een rol.
Wat is het principiële verschil tussen de financiering van kerkopbouw en de uitzending van theologen vanuit Nederland naar een derde land enerzijds en de detachering van Turkse imams in Nederland? Als Nederland een zaak wil maken van de buitenlandse financiering van moskeeën, ontkomt Nederland ook niet aan een kritische reflectie op de geldstromen en beïnvloeding vanuit Nederland richting derde landen. Evenzeer geldt dat een kritische houding richting de buitenlandse financiering van moskeeën meer geloofwaardigheid krijgt als ook andere binnenkomende geldstromen uit ‘onvrije landen’ tegen het licht gehouden worden.
Beeldvorming
Het verslag van de parlementaire commissie legt de vinger bij twee verschillende kwesties. De eerste kwestie is de export van allerhande Turkse kwesties naar Nederland. Daarbij gaat het niet om de islam, maar om politiek en om diepe tegenstellingen binnen gemeenschappen die zich (ook) verbonden voelen met Turkije. De tweede kwestie betreft de religieuze en politieke radicalisering binnen de gemeenschappen rond sommige moskeeën. Niemand zal ontkennen dat beide kwesties (kunnen) ontaarden. Maar mijn vraag blijft of de buitenlandse financiering daarin doorslaggevend is.
Het belangrijkste punt is dat het onderwerp van het onderzoek en de werkwijze van de commissie het beeld versterken dat er iets mis is met de Islam en alle moslims en moskeeën. De commissieleden gedroegen zich net wat te nadrukkelijk als speurders naar een verborgen kwaad. Daarmee kwamen de moslims die ondervraagd werden vanaf de eerste minuut in de beklaagdenbank. Juist omdat niemand bereid of in staat was om te benoemen waar (naam en toenaam) de werkelijke problemen liggen, bleef het beeld hangen dat er wat grondig mis is met de Islam en moslims. Dat is in algemene zin niet terecht en draagt bij aan de kloof tussen moslims en niet-moslims.
De parlementaire bespreking van het rapport zal vermoedelijk dit najaar plaatsvinden.
”Wat is het principiële verschil tussen de financiering van kerkopbouw en de uitzending van theologen vanuit Nederland naar een derde land enerzijds en de detachering van Turkse imams in Nederland?”
Het veronderstelde verschil is, als ik het goed begrijp, dat tussen ‘vrije’ en ‘onvrije’ landen. Daarnaast is de NL overheid niet betrokken bij het uitzenden van zendelingen naar het buitenland maar is de Turkse overheid wél betrokken bij het uitzenden van imams naar NL.
”Maar mijn vraag blijft of de buitenlandse financiering daarin doorslaggevend is.”
Ik weet niet of iemand zegt dat buitenlandse financiering doorslaggevend is. Als het aannemelijk is dat buitenlandse financiering een factor van belang is (dat sluit niet uit dat ook andere factoren een rol spelen) dan is het m.i. de moeite waard om onderzocht te worden. Denkt u niet?
Mvg,
Steven
De vraagstelling van de parlementaire commissie legt het accent op de financiering. Het hele betoog is daar op gebaseerd. Ik vind die invalshoek te beperkt in dubbele zin. Ten eerste ondervinden moslims in Nederland allerlei vormen van beïnvloeding. Ten tweede zou ik de vraag naar buitenlandse financiering niet alleen projecteren op moskeeën. Kortom, genoeg te onderzoeken.
Hoi David,
Als reactie op je eerste opmerking, is de redenatie dan: of je onderzoekt álle vormen van beïnvloeding of helemaal niets? Mij lijkt dat je toch mogelijk ergens moet beginnen. Alles meenemen lukt niet vrees ik.
In reactie op je tweede opmerking;
zijn er dan aanwijzingen dat er ook in andere kringen op substantiële wijze ”anti-integratieve, antidemocratische en antirechtsstatelijke denkbeelden (worden) overgedragen”? Als dat zo is dan moet dat wat mij betreft ook worden onderzocht. Uiteraard zijn er wel meer geldstromen vanuit het buitenland die NL binnenkomen maar de vraag lijkt mij: zijn er aanwijzingen dat deze geldstromen gekoppeld zijn aan ongewenste invloeden? Een legitieme vraag is dan natuurlijk wie bepaalt wat ongewenste invloeden zijn maar antidemocratisch en antirechtstatelijk lijken mij goede concepten om mee te beginnen.
Mvg,
Steven
Ik zie dit maar als een staaltje interreligieuze diplomatie, en dan van het van paternalistische soort.
Bang zijn dat anderen alle moslims over één kam scheren en dat zelf doen.
Ongewenste beïnvloeding en financiering van moskeeën kan de vorm aannemen van een ambassadeur die in een moskee zijn landgenoten in den vreemde de politiek gewenste lijn aanprijst. Als voorbeeld kan een Marokkaanse diplomaat dienen die in een gebedshuis, namens de Leider der Gelovigen, de koning van Marokko, waarschuwt tegen denkbeelden die de Marokkaanse bezetting van West-Sahara ondergraven. Dat het Marokkaans regime bij de invasie van voormalig Spaans Sahara (de Groene mars) de Islam en moslims heeft misbruikt is uiteraard voor rekening van het Marokkaans regime en dat misbruik wordt voortgezet tot in Nederland.
Hoewel de invloed van de bezetting van West-Sahara op het beleid van Marokko ten aanzien van de Marokkaanse diaspora net zo verborgen is als de bezetting zelf, is het overduidelijk en allesbepalend in de Marokkaans – Nederlandse verhouding en zelfs in de Marokkaans – Europese verhoudingen. Toch kan het lastig worden benoemd, onder andere omdat Nederlandse bedrijven er zo veel geld mee verdienen.