Het hele gedoe draait om een paar onbezonnen jonge Nederlandse moslims die naar Syrië trekken om geloofsgenoten te helpen, en daar dan veelal meevechten in clubs die het kalifaat willen vestigen – clubs dus die streven naar een land waarin iedereen dezelfde kernwaarden, en wel de hunne, geïnternaliseerd heeft. ’t Principe zal onze minister van integratie aanspreken (zie desgewenst een eerder blogje) – al zijn hun kernwaarden uiteraard niet allemaal ook de zijne.
De vrees is dat deze jonge honden bij terugkomst ernstig geradicaliseerd zijn, dat ze aanslagen zullen willen plegen, en dat ze dat dankzij in Syrië opgedane kennis ook makkelijk kunnen. Dat is natuurlijk allemaal mogelijk. Maar enige relativering lijkt me op zijn plaats. De kennis van explosieven en handwapens die voor het plegen van een aanslag handig is, kun je best in Nederland opdoen – in het leger, bijvoorbeeld – of van het internet halen. En wie wil radicaliseren hoeft ook al niet naar Syrië. Die jongens komen mogelijk geradicaliseerd terug, maar ze komen beslist getraumatiseerd terug, en dat zou ons vooralsnog misschien toch meer zorgen moeten baren. Moesten we niet vooral eerst eens bedenken hoe we ze daarmee in het reine kunnen helpen komen?
Een gewelddadige aanslag plegen is bij wet verboden, en dat geldt al evenzeer voor activiteiten die evident op zo’n daad gericht zijn. ’t Gaat daarbij om misdrijven en de politie wordt geacht misdrijven op te sporen en de plegers te arresteren. Reden voor zorg is er wanneer ze dat in dit geval niet doet, of bij gebrek aan middelen niet kan doen. Maar vooralsnog wijst niets daarop. Reden voor zorg is er ook wanneer ze meer doet dan dat, en als we blijven doen alsof dit handjevol jongeren ons op de rand van de afgrond brengt, is dat een veel reëler risico.
Dromen van een misdrijf is niet strafbaar, en dat is maar goed ook. Ik ken geen mensen van wie ik met zekerheid durf zeggen dat zij dat nooit eens zullen doen. De mogelijkheid dat een uit Syrië teruggekeerde kalifist ooit eens van een aanslag droomt, mag dus geen reden zijn hem het leven lastig te maken. Als gezegd, dat leven is waarschijnlijk al lastig genoeg.
Op internetfora klinkt de stoere taal van het populisme: pak ze hun Nederlanderschap af, en stuur ze terug naar hun land. Maar wie voor dat laatste pleit, moet wel bedenken dat hún land in bijna alle gevallen toch echt Nederland zelf is. En van dat Nederlanderschap kunnen we maar beter afblijven. In vreemde krijgsdienst treden was ooit een wettige reden mensen hun Nederlanderschap te ontnemen, maar dat kan nu alleen nog wanneer ze daarbij tevens handelingen tegen de Nederlandse staat ontplooien. En dat is beslist een vooruitgang. Wat mij betreft gaat het hier zelfs om een ‘straf’ die we geheel zouden moeten afschaffen. Je sluit er mensen zo definitief mee buiten dat je alleen al daarmee wanhoopsdaden uitlokt.
En dat brengt ons bij het werkelijke probleem. Het gaat hier om jonge mensen die zich willen inzetten voor een ideaal. Dat ideaal mogen velen van ons verafschuwen, maar de vraag zou moeten zijn wat hen tot zo’n radicale keuze brengt. Internetpopulisten weten dat wel: het komt doordat ze moslim zijn. Maar er zijn wereldwijd meer dan een miljard moslims. Daarvan trekt een procent van een procent van hoogstens enkele procenten naar Syrië om voor het kalifaat te vechten. Dat moslimschap op zich verklaart dus zo goed als niets; er moet heel wat meer aan de hand zijn.
Wellicht helpt het om te beseffen dat het bepaald niet om een uniek of recent fenomeen gaat. Er gaan al erg lang jonge Nederlanders naar elders om voor hun idealen te vechten, en dan heb ik het niet over door de overheid geëntameerde acties in het kader van VN-vredesmissies: ze trokken naar Nicaragua en Cuba, naar Indonesië en Israël, naar Spanje en Rusland, en dan beperk ik me maar tot enkele landen en tot de afgelopen eeuw. (En misschien is het goed om te beseffen dat ze na terugkomst maar zelden, zoal ooit, aanslagen pleegden.) Wat verbindt onze Syrië-gangers met al die anderen, en wat kunnen we van alle eerdere ervaringen leren waar het gaat om de vraag wat mensen helpt (en níet helpt) na zo’n ingrijpende ervaring weer terug in eigen land, een voor henzelf, en voor ons allen, bevredigend leven op te bouwen. Want dat is het enige redelijke doel van op kalifaatstrijders gericht beleid.
Onze vertegenwoordigers in Den Haag staan dus twee dingen te doen: zorgen voor een goede en harmonieuze reïntegratie van Syriëgangers, en krachtig stelling nemen tegen populistische onzin. Dat eerste vergt gedegen onderzoek, het laatste niet meer dan een rechte rug. Ik geef toe: beide zijn zeldzaam.
Hallo,
Ik ben een stukje aan het schrijven over de Nederlandse Jihadisten en kwam zo op dit artikel. Ik denk dat terugkerende strijders zelden een aanslag plegen. De AIVD heeft zojuist het jaarverslag gepubliceerd waar ze laten zien dat bij veel aanslagen in Europa strijders betrokken waren uit Afghanistan, Pakistan, Somalie, Jemen en Irak. Veel van deze aanslagen mislukten wel maar het is een reëel risico.
Wel een goed stuk!
Hallo Bart,
Dit is een ander geluid wat mij aan het denken zet. Maar hoe kunnen we deze jongens en mannen bereiken. Zowel voor ze gaan en zodra ze terug zijn. Hoe kunnen we een dialoog starten met de aanstichters (die zelf niet gaan).
Groet Pim