Een eerste euvel schuilt in het gebrek aan contextualisering. In de eerste plaats gaat dat om gebrek aan historisch kaders. Elke tekst in deze uitgebreide bloemlezing van theologische teksten uit de afgelopen 25 eeuwen wordt immers voorzien van een korte inleidende uitleg. Dat is ook noodzakelijk. Maar geregeld blijven deze inleidingen wat hangen in een al te ‘exegetische’ of ‘samenvattende’ introductie. Daardoor maken ze te weinig duidelijk waarom bepaalde personen zo belangrijk zijn en hoe hun ideeën doorwerkten in de geschiedenis.

Opvallend is dat dit vooral een probleem is bij de klassieke christelijke auteurs. Bij een meer controversieel en door de Kerk als ketters beschouwd figuur zoals Marcion, bijvoorbeeld, wordt die informatie wel meegegeven. Ook de inleidingen bij islamitische teksten zijn toegankelijker.

Gebrek aan context

Verschillende inleidingen op christelijke teksten zullen voor niet-christelijke lezers daarom moeilijk te volgen zijn. Moeilijkere aspecten van de christelijke traditie (zoals de discussie over de goddelijkheid en/of menselijkheid van Christus) worden als gekend verondersteld. Anders gezegd: het valt op dat het binnenperspectief van christendom uiteindelijk soms toch de bovenhand krijgt (in een voor het overige zeer pluralistische verzameling van theologische teksten).

Daarnaast wordt de hedendaagse relevantie van de verschillende teksten ook te weinig belicht. De algemene inleiding van het hele boek spreekt nochtans over het mogelijke kritische karakter van theologie:

Theologie ‘kruipt’ in de traditie van denken en reflectie die de westerse cultuur kenmerkt, om deze van binnenuit kritisch te ondervragen en open te leggen in de richting van de cultuur – van de maatschappij, van de politiek, van het concrete menselijk leven. In dat opzicht verschilt de religiewetenschap grondig van de theologie, aangezien die nu juist de eigen betrokkenheid tussen haakjes wil stellen.

Marcel Poorthuis en Laurens ten Kate

Maar uiteindelijk wordt het boek zelf té ‘religiewetenschappelijk’. Het laat na om bij elke tekst uit de bloemlezing aan te geven hoe deze ook nu nog tot nadenken kan stemmen. Als gevolg daarvan zal het voor sommige lezers soms om een verzameling ‘bizarre en onbegrijpelijke discussies’ gaan hoewel zo goed als alle teksten in hun tijd steeds ook een socio-politieke betekenis hadden en hoewel ze nog steeds (of opnieuw) relevant kunnen zijn in onze huidige context.

Een goed voorbeeld daarvan is de tekst rond de erfzonde van Augustinus. Zo’n tekst klinkt vandaag al snel uitermate oubollig en onzinnig. Niettemin wordt het in tijden van klimaatverandering bijzonder interessant om na te gaan wat het betekent om als mens te moeten leven met het feit dat je voorvaderen in eerdere tijden zo’n ontwrichting van de wereld teweeg brachten. Dat zorgt er immers voor dat we vandaag als samenleving verplicht zijn om te leren omgaan met, jawel, een vorm van ‘erfzonde’. (Die nota bene in het leven geroepen werd omdat onze voorvaderen dachten zelf te kunnen beslissen over wat ‘goed’ en ‘kwaad’ was in hun gebruik van natuurlijke grondstoffen).

25 Eeuwen Theologie-boek
25 Eeuwen Theologie

In overeenstemming met het gebrek aan hedendaagse contextualisering worden soms ook wat eigenaardige teksten uitgekozen. De diepgaande theologie is daardoor af en toe zoek. Twee voorbeelden daarvan zijn de tekst van Gregorius en die van Hildegard von Bingen. Die laatste lijkt bijvoorbeeld vooral gekozen als tegenhanger van een eerdere tekst uit het corpus van de katharen. Het lijkt er dan ook op dat de relevantie van een welbepaalde theologische redenering niet altijd de doorslag geeft om een tekst op te nemen, maar het behoud van de rode draad van het boek.

Men kan zich afvragen of de redacteurs dergelijke gebreken wel konden vermijden. Je kan van de inleidingen op elke tekst nu eenmaal geen doctoraat maken. Je bent beperkt in de hoeveelheid info die je kan aanreiken waardoor het vanzelfsprekend is dat één en ander achterwege zal blijven. En de keuze om de rode draad soms wat extra aan te houden moet je afwegen tegen het gevaar dat het een los geheel van onsamenhangende teksten zou worden.

Een groter euvel van het boek schuilt echter in zijn onderliggende denkkader.

De geblokkeerde kijk op religie

In de algemene inleiding van het boek geven de redacteurs duidelijk aan hoe moeilijk het is om filosofie en theologie van elkaar te scheiden. Misschien, zo geven ze toe, is het zelfs onmogelijk.

Toch maakt men de keuze om te doen alsof het in grote mate wel gemakkelijk van elkaar te scheiden gebieden zijn. Men benoemt dus een reëel probleem, maar durft de eigen redenering uiteindelijk niet verder door te trekken. Van meet af aan maakt het boek dus duidelijk dat er behoorlijk wat schort aan onze moderne kijk op religie, maar uiteindelijk stelt men deze kijk niet ten gronde ter discussie. Uiteindelijk houdt men zich aan de gekende en veilige invullingen van begrippen als ‘religie’ en ‘theologie’.

Het gaat hier nochtans om fundamentele kwesties. Want als we geen werkelijk helder onderscheid kunnen maken tussen filosofie en theologie, wat doet het er dan nog toe dat men over ‘filosofen’ of ‘theologen’ spreekt? Hebben we het dan uiteindelijk niet gewoon over een arbitraire selectie van enkele ‘wijzen’ en ‘geleerden’ die allen hun eigen Gods-, mens- en wereldbeeld hebben? Is het categoriale onderscheid dan nog van belang? En indien het niet van belang is, waarom houden we er ons toch aan vast?

Het zijn uiterst belangrijke vragen. Het onderscheid tussen filosofie en theologie is immers een cruciaal onderdeel van onze gangbare moderne kijk op religie. Maar wat kunnen we nog met die moderne kijk als dit cruciale onderdeel geen stand blijkt te houden?

Het stopt ook niet bij deze tweedeling. Wie de verschillende teksten in het boek met voldoende openheid leest, kan zonder problemen zien dat een reeks andere tweedelingen van onze moderne kijk op religie evenmin vanzelfsprekend is. Tweedelingen tussen ‘mystiek’ en ‘religie’, tussen ‘mythos’ en ‘logos’ of tussen ‘orthodox’ en ‘heterodox’ blijken allemaal wankeler dan we dachten. Verschillende mystici blijken in het centrum van hun traditie te staan, mythologisch denken en een nadruk op rede gingen geregeld goed samen en ‘orthodoxe’ visies wisselden geregeld al eens van plaats met ‘heterodoxe’ visies. Het geheel van de teksten uit het boek zet dan ook op scherp dat de veronderstelde ‘grenzen’ tussen dergelijke tweedelingen veel vloeibaarder zijn dan men over het algemeen veronderstelt.

25 Eeuwen Theologie
Beeld door: Foto's: Wikimedia CC

Op weg naar nieuwe denkkaders

Ergens voelen de redacteurs van 25 Eeuwen Theologie dus aan dat we stilaan de limieten bereiken van onze gangbare kijk op religie. Daarin staan ze natuurlijk niet alleen. Door het wegvallen van de oorspronkelijke samenhang tussen moderniteit en de globale (post-)koloniale dominantie van de seculier-christelijke cultuursfeer komen er ook hevige scheuren in onze modernistische omgang met religie. De opkomst van tegenstemmen uit andere culturele en religieuze contexten maken het eveneens moeilijk om de gangbare kijk op religie vol te houden. Velen voelen dan ook dat het schoentje wringt. Het is alsof de moderne visie op religie te ongedurig omhoog kruipt, op zijn rug valt en nu met zijn pootjes in de lucht ligt te spartelen.

Een breed gedragen nieuwe visie op het fenomeen religie zal echter nog een poos op zich laten wachten. Op verschillende plaatsen worden veel vragen gesteld, maar breed gedeelde antwoorden zijn nog niet voor handen. Het gevolg daarvan is dat de redacteurs van het boek hun verzameling van de laatste 25 eeuwen theologie niet van een nieuw kader hebben kunnen voorzien, tenzij ze zelf een gewaagde stap zouden nemen.

Sommigen zullen misschien betreuren dat die gewaagde stap niet genomen is, maar de vraag is of die werkelijk nodig is. Het belang van dit boek hoeft niet te liggen in het feit of het al dan niet een nieuw kader aanreikt. Het kan zonder meer volstaan dat men op dit cruciale punt in de theologie en religiewetenschappen een soort ‘samenvatting’ maakt. Want vanuit die samenvatting kunnen sommige cruciale theologische spanningen zich (terug) aan de lezers ‘openbaren’ en die lezer kan vervolgens zelf nagaan hoezeer deze theologische spanningen de gangbare denkkaders op losse schroeven zet.

Het boek versterkt die mogelijkheid door een uitermate eerlijke verzameling theologen bijeen te brengen. Een eerste voorbeeld van die eerlijkheid is de keuze om ook ‘heterodoxe’ christelijke visies (zoals, bijvoorbeeld, de katharen) en zelfs ‘contra-religieuze’ denkers (zoals, bijvoorbeeld, Nietzsche) op te nemen. Een tweede voorbeeld is de keuze om ook joodse en islamitische denkers aan bod te laten komen en niet louter vanuit een ‘christen centrisch’ perspectief te vertrekken.

De redacteurs maken de keuze om zich in deze tot Abrahamitische godsdiensten te beperken. Maar dat is meer dan begrijpelijk. Een verdere uitbreiding zou het nog omslachtiger maken, zou het bemoeilijken om een coherent geheel te presenteren en zou vooral nog veel tijd in beslag nemen. Dat het zes jaar kostte om het boek klaar te krijgen, wil wel wat zeggen. Niettemin, mocht men na 25 Eeuwen Filosofie en 25 Eeuwen Theologie ook een volume rond Oosterse theologie publiceren, dan zou dat zeker helpen om nog enkele stappen verder te zetten in het toegroeien naar nieuwe en nodige visies op die belangrijke dimensie van onze samenleving die men ‘religie’ noemt.

Meer artikelen over 25 Eeuwen Theologie:

  1. Interview met Marcel Poorthuis: ““De hoop is de meest vergeten en meest fundamentele dynamiek van religie”
  2. Recensie door Janneke Stegeman: “25 Eeuwen Theologie’ verraadt Eurocentrisch denken”
  3. Marcel Poorthuis: “Theologie als hinkelspel”
Jonas-Slaats2

Jonas Slaats

Theoloog en schrijver

Als schrijver en sociaal activist beweegt Jonas Slaats (Gent, 1980) zich steeds op de snijlijn van mystiek en maatschappijkritiek. …
Profiel-pagina
Al 40 reacties — praat mee.