De feestelijke avond werd bezocht door Nederlanders in Turkije. Dames op hoge hakken en heren in strakke pakken kwamen bijeen om Koningsdag te vieren en een Nederlands netwerk te onderhouden of uit te breiden. Als student theologie en levensbeschouwing had ik het voorrecht bij deze bijeenkomst aanwezig te mogen zijn, maar ik voelde me tegelijkertijd wat vervreemd van het gezelschap.
Op weg naar de bijeenkomst had ik me als student door de smalle straten van Istanbul moeten bewegen om vervolgens de overvolle tram te nemen die me dichterbij de bestemming bracht. Eenmaal uitgestapt vervolgde ik mijn weg over zo mogelijk nog smallere steegjes. De weg voerde me langs tal van restaurantjes. Voor elk van deze eetgelegenheden probeerden mannen de groep studenten, waar ik deel vanuit maakte, over te halen in het desbetreffende restaurant te komen dineren. Een enkeling wist de kleur oranje aan Nederland te verbinden en slingerde een ‘lekker Sonja-Bakkeren?’ naar mijn hoofd.
Naast de chaos van het verkeer gebood ook de veelheid aan zwerfkatten ons op onze tellen te passen. In ieder steegje werden we weer pijnlijk herinnerd aan het onderwerp van gesprek met journalist Erdal Balci, eerder in de week. Hij maakte ons tijdens het gesprek met zijn kennis nog attenter op het grote verschil tussen arm en rijk. Zijn rondleiding voerde ons door verschillende wijken in de stad. Ook door de straten waar, verscholen achter dure auto’s, kinderen op straat sliepen. Op de achtergrond kleurden Turkse vlaggen de muren rood. Een beeld dat de liefde voor Turkije veelomvattend, doch kwetsbaar deed zijn.
Eenmaal aangekomen bij het gebouw van het Nederlandse consulaat luisterde een aantal muzikanten de avond met blaasinstrumenten en Nederlandse hits op. Achter het grote hek stonden passanten samen van de vrolijkheid te genieten.
Al eerder deze week had ik mensen achter hekken tegenover elkaar zien staan. In een totaal andere context, weliswaar. In de straten nabij het taksimplein verenigden Armeniërs zich om te demonstreren tegen een Turkije dat de genocide van 1915 formeel ontkent. Als een kudde groepeerden ze zich. Ouderen en zwakkere mensen in het centrum van de cirkel, sterke jonge mannen in de buitenste ring. De demonstratie straalde solidariteit uit en verliep geheel vredig. De groep ervoer zeggingskracht, religieuze groeperingen vergaande spirituele verbondenheid.
Vanavond wordt de scheiding van de straat van Istanbul en het plein voor het consulaatsgebouw gemarkeerd door een hek. Omringd door diplomaten en andere prominenten heb ik zicht op de groep toegestroomde mooie mensen. Ik vraag me af in hoeverre ik de groep nog groep wil noemen en tegen elkaar af wil zetten. Er zijn maar weinig redenen om de Nederlandse aanwezigen als groep te bestempelen, naast het feit dat de meerderheid uit Nederland afkomstig is. Ook mensen in Istanbul, laat staan Turkije, zijn niet eenduidig te typeren. Zo mocht ik niet alleen in de afgelopen week kennismaken met een tot het christendom bekeerd moslim en zijn indringende verhaal, maar ook met een moslimmeisje met een prachtig, puur verhaal ontmoeten.
Ik wil geenszins ageren tegen het vieren van een eigen cultureel canon of religieuze groepering. Wel wil ik ervoor pleiten nieuwsgierig te blijven naar verhalen van individuen, ervoor pleiten eens wat vaker de poorten naar elkaars grondgebied te openen. Zelfs in een stad als Istanbul, waar de kloof tussen arm en rijk zo pijnlijk zichtbaar wordt. In een stad waar op het gebied van het erkennen en tolereren van minderheden echt nog wel iets te winnen valt.
Wanneer ik het Hollandse feest in club 360 in de nacht verlaat, wandel ik terug naar mijn verblijfplaats. De brug over het water wordt nog bezet door vissers. In de straten wordt nog volop gefeest en geleefd. Een gesluierde vrouw boent de kozijnen van haar winkeltje.
En voor al deze mensen kleurt de zon in de ochtend weer rood en oranje.