Misschien moeten we meer ont-grenzen, tegen de stroming van deze tijd in, de muren tussen de ene en de andere mens weghalen. De mensen die 1989 meegemaakt hebben, toen de muur in Berlijn viel, weten hoe die vrijheid voelde en wat voor een domino effect het in heel Europa had. Soms loop je door een landschap dat zich uitstrekt zo ver het oog reikt: geen fabrieken, geen varkensflats, geen hekken of andere belemmeringen. Het is een open landschap zonder grenzen. Soms spreek je iemand, voor het eerst, aan wie je alles zou willen vertellen en wiens verhalen je zou willen horen: er ontstaat een open verbinding met ruimte voor echt contact.
Een heerlijke ervaring, maar het duurt dan niet lang, voordat het eerste flintertje argwaan en angst binnen sluipt: kan ik wel…, wil ik wel…, kunnen wij dat…? En het eerste stukje muur wordt opgetrokken. Zo worden nu op veel plaatsen in de wereld muurtjes en muren opgetrokken, fysiek en emotioneel. Tegen de komst van vluchtelingen, tegen de aanwezigheid van minderheidsgroepen, tegen de mensen in townships of favela’s, tegen allerlei mensen die afwijken van het heersende patroon. En aan beide kanten van die muren verzamelen zich ongemerkt en soms ook ongewild steeds meer angst en argwaan. Je kunt de ander immers alleen vanaf die muur en via je schermbeelden zien. Of via gekleurde berichten in de media ‘ontmoeten’, … tót je besluit zelf over die grens te gaan.
De Israëlische schrijver David Grossman deed dat in 1987. Hij ging de vluchtelingenkampen van de Palestijnen in en deed over zijn ontmoetingen met hen verslag in zijn boek Over de grens. Hij ging over een fysieke grens maar ook over een emotionele grens. Dat was direct daarna merkbaar aan de ophef die het boek daarna onder de Israëlische bevolking veroorzaakte. Ongehoord, hier was een Israëliër die voor het eerst echt in gesprek ging met de mensen aan die andere kant om te vragen hoe het voor hen was in de benarde omstandigheden van een vluchtelingkamp. Hij schrijft: ‘De dingen die ik daar zag waren angstwekkend, maar nog verontrustender waren de dingen waar mijn gesprekspartners op zinspeelden. In hun stiltes, tussen hun tanden die knarsten van woede en haat, in de angst van de kinderen, lag het zaad van de catastrofe. Slechts grote moed en wijsheid hadden kunnen voorkomen dat het zaad ontkiemde, maar moed en wijsheid ontbraken.’
Daarbij bleef (en blijft) Grossman benadrukken dat rekening gehouden moet worden met de gevoeligheden en angsten van de Israëliërs. Een half jaar na het uitkomen van het boek, dat volgens premier Shamir niets meer was dan een ‘journalistiek verzinsel’, begon de Palestijnse opstand. Het boek leest nog steeds alsof het nu geschreven is. En Grossmans woorden in de inleiding bij de 2e druk (1991) en elders in het boek zijn juist actueler dan ooit: ‘Geen enkel onrecht kan verholpen worden door het scheppen van nieuw onrecht.’
Zo functioneerden ook de profeten in de oude verhalen van het Joodse volk: de waarheid achterhalen en laten horen wat ongevallig was, wat mensen liever niet wilden horen. Dat betrof gewone mensen zoals de inwoners van Ninevé met de profeet Jona, maar ook hooggeplaatsten zoals Saul en David werden aangesproken op hun wandaden door profeten. Profetie heeft in de Hebreeuwse Bijbel vaak een kritische functie die onrecht opspoort en aanklaagt en vraagt om een betere toekomst. Het gaat daarbij over armen en zwakkeren in de maatschappij, over wantoestanden en machtsmisbruik. Of zoals Grossman schrijft in zijn boek over de kritiek dat hij geen enkele oplossing aandroeg: ‘Ik ben een schrijver, geen politicus, en ik acht het de taak van een schrijver om een vinger op de wonde plek te leggen, om op een nieuwe manier, in een taal waarvoor de lezer zich nog niet heeft leren afschermen, te beschrijven hoe gecompliceerd de bestaande situatie is. De schrijver moet de mensen in herinnering brengen dat menselijkheid en moraal nog steeds belangrijke kwesties zijn, hij moet waarschuwen voor de toekomst die voortvloeit uit het heden.’
Misschien zijn Israëlische schrijvers zoals Abraham Yehoshua (1936-2022), Amos Oz (1939-2018) en David Grossman de moderne profeten van Israël, vaak niet gehoord maar wel aanhoudend in hun genuanceerde en kritische schrijven over wat er om hen heen gebeurt. Bij de dood van Amos Oz schreef Cyrille Offermans in het Parool: ‘Amos Oz weigerde het ene te kiezen met uitsluiting van het andere. De tegenstander was niet de Palestijn of de Jood, maar de fanaticus. Zijn hele werk, het literaire en het politieke is van die overtuiging doortrokken.’ Dat geldt voor elk van deze drie schrijvers.
In Grossmans nieuwe essaybundel De prijs die we betalen lees je hoe een Israëlische schrijver rond de altijd aanwezige angst voorzichtig en genuanceerd oorzaken en gevolgen probeert te onderscheiden, waarbij het jarenlange beleid van de Israëlische regering onder Netanyahu de kansen op vrede zijns inziens alleen maar verminderd heeft, zo niet onmogelijk gemaakt. Tegelijkertijd veroordeelt hij het geweld van elke terroristische daad en organisatie bij voortduring, en zeker de afschuwelijke acties van Hamas op 7 oktober. Je volgt in zijn essays en toespraken, die vooraf gingen aan die datum, hoe het politieke beleid onder Netanyahu steeds meer spanningen in Israël zelf deed ontstaan en ook daarbuiten: Schrijver in bezettend gebied, 15 juni 2017; En ondanks alles, 22 mei 2021; Israël in chaos, 30 december 2022; In Israël dreigt een dictatuur, 25 maart 2023. En uiteindelijk vraagt Grossman zich af of door dat geweldstrauma op zaterdag 7 oktober ‘…de minuscule kans op een echte dialoog, op welke soort verzoening dan ook met het bestaan van het andere volk, voorgoed verloren is gegaan of voor jaren bevroren geraakt?’
Het denkende hart
In 2022 bij de uitreiking van zijn Erasmusprijs citeert Grossman een tekst uit het dagboek van Etty Hillesum: ‘Laat mij dan het denkende hart van deze barak mogen zijn.’ En hij eindigt: ‘Als een dergelijk moment aanbreekt, als in een situatie die we ons nu moeilijk kunnen voorstellen de wereld om ons heen ooit in elkaar stort – zullen wij het ons dan herinneren? Het denkende hart zijn. Telkens weer, het denkende hart.’
Als dat geen profetische opmerking is, van een moderne profeet…