Veel woorden uit de wereld van discussies en debatten zijn militaire metaforen. Je zoekt de zwakke plek in de ‘verdediging’ van iemands stelling en gaat die dan ‘aanvallen’ of ‘onderuit halen’, liefst om tot een ‘vernietigend’ oordeel te komen. Alsof een stelling dus niet zozeer een uitspraak is (‘stel dat…’) maar eerder een fort dat met argumenten moet worden beschoten [1].
Deze strijdlustige metaforen maken vaak gebruik van een van de basisregels van de logica. Dit is het principe van de te vermijden tegenspraak. Iemand zegt dat iets het geval is, en de ander ontkent dit. Beide personen spreken elkaar dan tegen (contradictie). Volgens het principe van de te vermijden tegenspraak is dan steeds of het ene of het andere waar.
Laten we een simpel voorbeeld geven: volgens de een zitten er koekjes in de trommel, volgens de ander niet. We openen de trommel en zien dat de ene persoon gelijk heeft, en de ander daarmee automatisch niet. Deze manier van denken is dus binair (tweewaardig) of dualistisch: iets is het geval of het is niet het geval. ‘Een beetje het geval’ komt in het schema niet voor. Er is geen grijs tussengebied tussen het zwart en het wit.
Binaire gesprekken
Het was de Griekse filosoof Aristoteles die dit beginsel voor het eerst onder woorden heeft gebracht. De klassieke formulering luidt: ‘dat hetzelfde tegelijk zou zijn en niet zou zijn, is onmogelijk bij hetzelfde en onder hetzelfde opzicht’ [2]. Op deze logica zijn ontelbare theorieën gebaseerd, in de wiskunde, in de wetenschap en de techniek. Als een redenering zichzelf ergens tegenspreekt, is hij ongeldig en als zoiets gebeurt in een elektronisch systeem krijgen we zelfs kortsluiting.
Maar er zijn wat restricties aan de bruikbaarheid van het contradictiebeginsel. Aristoteles benoemde deze meteen al in zijn definitie. Het moet om (a) hetzelfde gaan, (b) in hetzelfde opzicht en (c) tezelfdertijd. Die restricties worden van belang wanneer we logica overbrengen naar de menselijke wereld, om recht te doen aan verschillen en oog te krijgen voor nuances.
Eerst weer onze koektrommel als voorbeeld. Iemand opent de trommel en wat blijkt? Er zit een verzameling resten in, die tezamen ooit koekjes gevormd hebben. ‘Dat zijn geen koekjes meer…’ Of er zit een sesamcracker in, wat volgens de een geen koekje is en volgens de ander wel.
Deze manier van redeneren veronderstelt dat je ondubbelzinnig onderscheid kunt maken tussen het geval zijn en niet het geval zijn. Dat is sowieso lastig bij vagere begrippen (al dan niet gezond zijn, al dan niet oud zijn) en bij begrippen met een pluizige grens (iemand is al dan niet kaal – bij hoeveel haarverlies begint dat?). Het is ook niet mogelijk bij waarschijnlijkheden (roken leidt wel of niet tot longkanker – bij welk percentage kiezen we voor het een dan wel voor het ander?) Er bevindt zich tussen de uitersten in deze voorbeelden dus juist een heel spectrum aan mogelijkheden, die je niet zomaar kunt vangen in de categorie wel of niet.
Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het onderscheid man/vrouw. Als je er een contradictie tussen wil zien is het duidelijk: iemand is of het een of het ander. Je moet dan een van beide aankruisen op een formulier – ze allebei of geen van beide invullen is niet toegestaan. Maar gender kan op heel veel manieren worden bepaald (volgens interne en externe anatomie, hormonale en hersenfysiologische kenmerken, culturele stigma’s en niet in de laatste plaats volgens iemands zelfervaren identiteit).
Tegenstellingen en tegendelen
De Nigeriaanse filosofe Sophie Olúwolé maakte onderscheid tussen ‘binaire complementariteit’ en ‘binaire opposities’ [3]. In het geval van binaire opposities sluiten twee mogelijkheden elkaar uit (contradictie): iets is het geval of niet – en deze twee mogelijkheden kunnen simpelweg niet samen door één deur. Bij ‘binaire complementariteit’ verschillen de mogelijkheden weliswaar, maar ze vullen elkaar aan tot een geheel. Er zijn in dat geval ook allerlei posities mogelijk die tussen de uitersten in liggen. Olúwolé zag bijvoorbeeld ‘dag’ en ‘nacht’ niet als tegenstellingen maar als twee uitersten van een spectrum dat we de schemering of de reis van het licht kunnen noemen en dat een etmaal duurt.
Als we dit in alledaags Nederlands willen zeggen kunnen we denken aan het verschil tussen ‘tegendelen’ en ‘tegenstellingen’. Tegendelen vullen elkaar aan (letterlijk als delen van hetzelfde geheel) terwijl tegenstellingen elkaar uitsluiten (letterlijk als tegenover elkaar staande stellingen) [4].
Misschien kunnen we zeggen dat de logica op zich ethisch neutraal is. Maar wanneer argumenten en overwegingen met geweld in een ja-of-nee schema worden geperst verdwijnen er allerlei mogelijkheden om elkaar als mens te kunnen begrijpen. Het kan zijn dat de eenvoud van een debat daarbij gebaat is, maar het is de eenvoud van de strijd en niet de rijkdom van de vrede.
Noten
[1] Zie o.m.: George Lakoff & Mark Johnson: Leven in metaforen Nijmegen: SUN 1999.
[2] Metaph. IV, 3, 1005b 19 e.v.
[3] Sophie Olúwolé: Socrates en Òrúnmìlà Utrecht: Ten Have 2017.
[4] Deze termen worden in de dagelijkse taal trouwens vaak niet zo duidelijk onderscheiden, getuige de uitdrukking ‘in tegendeel’, die meestal betrekking heeft op een tegenstelling.