Donderdagavond 31 maart om 23.00u kwam mijn wereld tot stilstand. Ik had de politie aan de telefoon en de wereld gleed onder me weg. Mijn vader had een ernstig ongeluk gehad. Mijn moeder en ik zijn door de politie met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Vanaf dat moment bestond er geen verleden meer, geen toekomst. Alleen het nu bestond. En dat nu was aan de rand van een bed op de intensive care.

Aan de rand van zijn bed worstelde ik. Hij lag er, diep in slaap, onbeweeglijk. We mochten tegen hem praten, maar ik durfde niet. Hoe kan ik spreken tegen iemand die zo gesloten is, zo ver heen is? We mochten hem aanraken. Maar hoe kan ik een aai over zijn hoofd geven? Als ik dat deed, reageerde hij altijd, en nu niet.

Ik heb mezelf moeten overwinnen. Ik ben gaan praten, ik heb zijn hoofd geaaid en ik heb uren met zijn hand in de mijne gezeten. Langzaam kwam mijn vader weer terug op deze wereld. Wat was ik blij dat ik mijn angst overwonnen had. Mijn vader vond het fijn dat we er waren, een beetje tegen hem praatten en zijn hand vasthielden.

Na een week verliet hij de intensive care en begon de tijd weer te lopen. Er was weer toekomst, heden en verleden. Toen drong tot me door eens in de koelkast van mijn moeder te kijken. Voor ons was de tijd dan wel stil blijven staan, maar niet voor de courgette, prei, witlof, bloemkool en rodekool. De courgette had een innige relatie gekregen met een schimmel. De prei rotte al behoorlijk weg, maar de rest was nog goed. Lang moest het echter niet meer liggen. “Neem maar mee”, zei ze. “Ja, leuk, maar hoe krijg ik dat in mijn eentje op?”

Ik kwam bij mijn flat en dacht: “Ik geef het weg aan mijn buren.” Ik klopte aan bij mijn linker buurman: geen reactie. Ik klopte aan bij mijn rechter buurman. “Ja, ja! Wie is daar?” “Je buurvrouw” “Kom je weer klagen. (mopper, mopper)” En toen ging de deur open. “O, ben jij het? Ik dacht mijn bovenbuurvrouw. Die komt altijd klagen.”

“Uh, nee, ik kom niet klagen. Ik heb helemaal geen last van je. Ik kom je iets aanbieden. Mijn vader heeft een ongeluk gehad, mijn moeder komt nu niet door haar groente heen en daarom geef ik het weg. Wil je iets uit deze zak hebben?” En ik toonde hem de witlof, bloemkool en rode kool. We stonden nog even gezellig te praten en hij was hartstikke blij met de witlof en bloemkool.

Vervolgens liep ik met de rodekool naar boven. Mijn Turkse bovenbuurvrouw zag me door het raam van de keuken al aankomen en deed met een blij gezicht open. “Hallo buuurvrouw. Kom binnen. Koffie, thee?” en ze haalde gelijk haar man uit de woonkamer om ons aan elkaar voor te stellen. Ook haar vertelde ik over de reden van mijn groenteweggeefactie en ze luisterde met een grote glimlach toe. Maar toen vertaalde haar man het naar het Turks en veranderde haar gezichtsuitdrukking van blij in bezorgd en wensten ze ons van harte beterschap.

Toen ik terugliep naar mijn eigen flat, dacht ik: “Wat vreemd dat onze basishouding bij het eerste contact terughoudend is, dat we denken dat de ander zal klagen, zal bijten, ons vreemd of raar zal vinden. Maar als we over die angst heenstappen, ontstaan zulke mooie contacten. Daardoor doet mijn bovenbuurvrouw nu met een grote glimlach open, daardoor groeten de buren en ik elkaar, daardoor hebben we een goede tijd in het ziekenhuis. Laat ik toch vooral over die angst heenstappen en de ander uitnodigen hetzelfde te doen.”

Tanja van Hummel

Tanja van Hummel

Filosoof en Schrijfcoach

Tanja van Hummel is filosoof en schrijfcoach. Tijdens haar filosofiestudie aan de Radboud Universiteit ontdekte zij een voorliefde voor …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.