Met dit gevoel start een essay uit 2023 (Nexus, nummer 92) van Donatella di Cesare, hoogleraar filosofie in Rome. Ze beschrijft de situatie als de zelfopheffing van Europa, een verloochening van herinnering, erfenis en taken. Hoe is het mogelijk dat men “roekeloos partij koos voor Oekraïne en op die manier de autoriteit en legitimiteit om te bemiddelen uit handen gaf”? Het conflict wordt versimpeld tot de schuld van een waanzinnige leider, en massale herbewapening is de reactie erop. Di Cesare schetst hoe door de oorlog de dood dreigend dichtbij is gekomen. “Waarom zouden we de dood accepteren als de onvermijdelijke oplossing van conflicten? Waarom zouden we ineens de ideologie van het offer overnemen die onze moeders en vaders leerden te wantrouwen? Waarom zouden we ineens de wegen van de beschaving verlaten om de mystiek van het heldendom te omarmen?”.
Wapens dienen alleen om te doden. De wapenindustrie is dankbaar voor de herbewapening, die eufemistisch ‘afschrikking’ genoemd wordt. Di Cesare spreekt hier over necropolitiek, politieke macht die niet alleen wordt ingezet om te bepalen en controleren wie in leven blijft, maar ook wie níét. “Laten we vaststellen wie op het slagveld zal overwinnen! En dat is degene die de meeste lijken produceert.”
Necropolitiek gaat hand in hand met technocratie: het idee dat problemen opgelost moeten worden door experts de meest efficiënte aanpak te laten ontwikkelen, binnen de smalle marges van de bestaande maatschappelijke ordening: ‘Er is nu eenmaal geen alternatief’. Dit holt de democratie uit, stelt di Cesare. Herbewapening en militarisering van de samenleving worden in het verlengde hiervan als onontkoombaar gepresenteerd: een dubbele democratische nederlaag.
Oorlog met Rusland
Sinds di Cesare haar artikel schreef heeft de necropolitiek zich verder gemanifesteerd. De dreiging door Rusland wordt bijna dagelijks op TV breed uitgemeten. NAVO-generaals waarschuwen dat Rusland ons binnen een paar jaar kan aanvallen. Een goed voorbeeld van de dominante denkwijze is te vinden in de bijdragen van commentator Arnout Brouwers. Hij schrijft bijvoorbeeld (de Volkskrant, 5 mei 2024) dat Rusland af moet van zijn imperialisme en kolonialisme, en dat dat kan door zijn agressie overtuigend te verslaan, ook op de Krim. Anders blijven we zitten met een revanchistische kernmacht aan onze grenzen. Brouwers haalt een Amerikaanse diplomaat aan die zegt dat de VS geen beleid heeft tegen het land of het volk, maar probeert het vermogen van Rusland te verminderen om in de toekomst agressie te plegen. Eigenlijk staat hier dat Rusland met geweld tot verandering gedwongen moet worden.
Merkwaardig hoe hier elke westerse reflectie over de eigen recent gevoerde oorlogen ontbreekt. Kaja Kallas, buitenlandcoördinator van de EU, heeft gezegd dat een nederlaag en opdeling van Rusland een goede zaak zou zijn. Oorlog tegen Rusland dus. En dat is waar we nu bijna inzitten. Onze eigen minister van Defensie Brekelmans verklaarde bij de presentatie van de defensienota op 5 september: “We lijken in Nederland in vrede te leven, maar in feite is dat niet meer zo.” Huiveringwekkende woorden.
Een andere zienswijze dan die van Brouwers wordt verwoord door de Russische schrijver Michaïl Sjisjkin (Trouw en NRC, mei 2024). Ook hij is sceptisch over de mogelijkheid dat Rusland verandert, maar hij verwacht dat het westen uit angst voor chaos het op een compromis zal gooien. Na Poetin komt er weer een andere tsaar, en westerse politici zullen hem de hand drukken zolang hij controle over de kernwapens belooft. Volgens Sjisjkin slaat de solidariteit met Oekraïne om in de wens zo snel mogelijk het conflict te bevriezen. Brouwers en Sjisjkin, en vele anderen, schetsen twee zijden van dezelfde soort necropolitiek. In de ene visie moet het Westen Rusland militair intomen, in de andere gaat men banden aan met welke tsaar dan ook. Containment en pacificatie. Feitelijk spiegelen beide begrippen de machtspolitiek van figuren als Poetin. Het is denken in termen van macht, dominantie, invloedssferen en autoritair leiderschap.
Verenging van democratie
Di Cesare verwoordt scherp de tegenstelling tussen deze vormen van necropolitiek en democratische waarden. “Democratie is conflict, discussie. Zij is daar waar alles voortdurend in het spel wordt gebracht. In die zin is democratie nooit af. Dat verklaart zowel haar kwetsbaarheid als de terugkerende verleidingen om haar te vernietigen, van binnenuit te ondermijnen”. Technocratie en necropolitiek reduceren democratie tot een leeg etiket, door de afstand van de burgers tot de publieke ruimte te vergroten. Er is immers ‘geen alternatief’. Tegenkrachten worden als een gevaar voor de effectiviteit van maatregelen gezien, en dat geldt des te meer naarmate het oorlogsdenken oplaait. De oorlog drukt op de democratie en de vrijheid van meningsuiting, niet alleen in Oekraïne maar ook in West-Europa. Een debat over de politiek ten aanzien van Oekraïne is nauwelijks mogelijk, en critici met betrekking tot de steun aan Israël worden onderdrukt.
Politiek die stelt dat er geen alternatief is en dat het ergste nog moet komen, zet de deur naar een autoritaire beweging open. Di Cesare noemt de opkomst van het ‘technonationalisme van ultrarechts’ in haar eigen land Italië, en de verenging van democratie tot denken langs etnische lijnen. Je kunt ook denken aan de autoritaire opvatting van democratie bij politici als Wilders en Trump.

Democratische verandering kost tijd, en is imperfect. Het is geen quick fix. Dat kun je zien als zwakte. Maar de ‘soft power’ van discussie, het uitoefenen van kritiek, en strijd voor rechten, is tegelijk wel de kracht die de Europese samenlevingen gevormd heeft. Verrassenderwijs erkent ook Mart de Kruif, voormalig Commandant der Landstrijdkrachten, het belang van ‘soft power’ om vrede en vrijheid te handhaven (Trouw, 19 juli 2024). Hij noemt het zelfs primary power. Sjisjkin beschrijft hoe naar zijn mening Rusland kan en zal veranderen: door opbouw van een democratische samenleving en een maatschappelijk middenveld. Een zaak van zeer lange adem, waarbij schrijvers, muzikanten, kunstenaars helpen om bruggen te slaan. Dit staat mijlenver af van het idee dat democratie van buitenaf opgelegd kan worden, zoals de mislukte interventies in Irak en Afghanistan hebben geprobeerd, en van wat Kallas en anderen propageren met betrekking tot Rusland.
Di Cesare sluit haar essay af met de volgende hartstochtelijke oproep: Vrede is noch verraad, noch naïviteit, maar in de 21e eeuw de enige weg naar redding. We zijn geen lafaards, we zijn niet zwak, we zijn geen gedistantieerde vredestichters. We zijn Europese burgers die doordrongen zijn van de verschrikkingen van de Europese twintigste eeuw. We moeten ontsnappen uit de wereld van de dood die om ons heen wordt opgetrokken, en een terugkeer eisen naar een democratische politiek in de eigenlijke zin van het woord.
Dit artikel is afkomstig uit Vredesspiraal, ledenblad van vereniging Kerk en Vrede.