Ondertussen blijven institutioneel racisme en structurele uitsluiting van mensen op basis van hun afkomst, huidskleur, achternaam of religie voortbestaan. Denk hierbij aan de arbeidsmarkt, het onderwijs, bij de belastingdienst en bij de politie. De ophef rondom racisme lijkt interessanter dan de bestrijding ervan. Dit zal mijns inziens niet veranderen zolang het ontbreekt aan een aantal elementaire voorwaarden.
Ten eerste de intrinsieke wil om te leren over onze eigen geschiedenis, het slavernijverleden, kolonialisme, imperialisme en de uitwerking daarvan op het alledaagse leven van zwarte mensen. Ten tweede moeten we beseffen dat racisme een probleem is van ons allemaal en niet van de ander. In de derde plaats mogen we het niet langer ongemakkelijk vinden wanneer degenen die racisme ondergaan een gelijkwaardige positie innemen in het debat en moeten zij zonder verdachtmakingen, spot, belediging of bedreiging hun kant van het verhaal kunnen vertellen. Daarenboven moeten we ons ontdoen van de angst voor het verlies van de eigen positie, cultuur of verworvenheden.
De wil om te leren
Geboren in Ghana en opgegroeid in de Amsterdamse Bijlmermeer, waar ik voor het eerst met mensen uit Suriname in contact kwam, heb ik me altijd wel gerealiseerd dat er iets is tussen Ghana, Nederland en Suriname. Maar het verband werd pas echt duidelijk in het voorjaar van 2019, toen ik ter gelegenheid van Internationale Vrouwendag werd uitgenodigd een aantal lezingen te geven in Paramaribo. Pas toen ik voet zette op Surinaamse bodem en de douanier mij bij de paspoortcontrole met verbazing en een heerlijke Surinaamse tongval vroeg waar Kumasi lag, drong dat besef echt tot mij door. De verbazing op zijn gezicht over het feit dat een zwarte vrouw die er uitziet als een Surinaamse een paspoort uit Nederland bij zich droeg waarin staat dat ze in Kumasi is geboren herinner ik mij als de dag van gisteren. Ik antwoordde: ‘Kumasi ligt in Ghana meneer’. En omdat ik zijn verbazing wel begreep, zei ik er pijlsnel achteraan: ‘ik ben in Ghana geboren maar opgegroeid in Nederland. Ik woon er al 40 jaar. En ik kom nu Suriname bezoeken. Voor het eerst’. Met een grote glimlach om zijn mond klapte hij mijn paspoort dicht, reikte het mij aan en zei: ‘Nooh mang, u lijkt echt op een Sranang-vrouw. Ik wens u een mooi verblijf in Suriname’.
Vergelijkbare ervaringen kleurden de rest van de reis. Of het nu op de markt was in Suriname, in een bootje naar het binnenland of op bezoek bij de lokale inwoners van het dorpje Pikin Slee. Overal waar ik kwam telkens weer dezelfde reactie: we dachten dat u Surinaams was. En andersom dacht ik steeds: dit lijkt Ghana wel. Dit lijkt op het dorp van mijn oma waar ik zes jaar heb gewoond. Of het nu de mensen waren, hun manier van lopen, het eten, hun manier van feesten en rouwen, hun haardracht of de natuur: alles deed mij denken aan mijn oma’s dorp. Ik voelde me thuis. Een onbeschrijflijk gevoel van thuiskomen en welkom zijn maakte zich van me meester. Het was bijna een spirituele gewaarwording. De enige verklaring daarvoor is de historische link tussen Suriname en Ghana: de slavenhandel. Mijn gevoel van thuiskomen was een uitvloeisel van een gruwelijke geschiedenis waarin het land dat mijn thuis is de daderrol vervulde.
Toen ik op latere leeftijd meer ging lezen en praten over het slavernijverleden en de impact daarvan op mijn zelfbeeld deelde met andere zwarte mensen en onze gedeelde emoties en ervaringen zichtbaar werden, realiseerde ik mij dat het slavernijverleden veel meer is dan een geschiedenisles. Het is iets van hier en nu, vandaag en morgen. Daar waar ik in gesprek met mijn Hollandse vrienden en collega’s vaak onbegrip en verbazing proefde, vergezeld van de waarschuwing niet in het verleden te blijven hangen, vond ik bij hen weerklank, herkenning, steun en kracht. Of het nu over ons haar ging, over de onderschatting in het onderwijs, discriminatie op de arbeidsmarkt, de seksualisering van de zwarte vrouw. Ik vond steun, kracht en weerklank bij zwarte vrienden en kennissen in plaats van verbazing, onbegrip en de aansporing me in te vechten.
Die tegenstelling was en is tot de dag van vandaag aanwezig en dat staat een goed maatschappelijk gesprek over racisme in de weg. We lijken in twee verschillende werelden te leven. Het enige middel om deze afstand te overbruggen is onderwijs over onze geschiedenis. Ik schrijf bewust onze, omdat het een gedeelde geschiedenis is. Van Afrika, Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen. We hebben een gezamenlijke geschiedenis en die bepaalt vandaag de dag nog steeds hoe wij met elkaar samenleven. Het bepaalt ons zelfbeeld en hoe we ons verhouden tot elkaar.
Gloria Wekker schrijft in haar boek Witte onschuld over paradoxen omtrent ras, seksualiteit en kolonialisme in het (witte) Nederlandse zelfbeeld. Volgens haar is het een zelfbeeld waarbij enerzijds ras, raciaal denken en handelen worden ontkend, terwijl gedurende vierhonderd jaar imperialistische heerschappij, racisme en seksisme jegens de zwarte vrouw wezenlijke onderdelen van het denken en handelen waren. Zij spreekt over de aanwezigheid van verborgen en soms ook openlijk racisme in Nederland, gevormd als we zijn door de geschiedenis van slavernij en hoe dit bij zwarte mensen leidt tot een dubbel bewustzijn.
Als zwart persoon in een witte samenleving waar racisme heerst maar wordt ontkend moet je je constant afvragen hoe je wordt waargenomen. Je ontwikkelt als het ware extra voelsprieten. En jouw zelfbeeld is hierdoor sterker gekleurd dan je misschien wel zou willen toegeven. Variërend van hoe jij denkt over jezelf, over jouw haar, over jouw lach, over jouw uitstraling. Het is pas iets van de afgelopen paar jaar dat zwarte vrouwen met enige trots spreken over hun eigen haar. Het was ons namelijk aangeleerd dat we slecht haar hadden. Slechts de ‘gelukkigen’ onder ons die enigszins glad haar hadden, dat dichter in de buurt kwam van het steile haar van witte vrouwen, hadden goed haar. Wij, donkere vrouwen met dik krullend haar, moesten het doen met slecht haar. Wit was goed en mooi en alles wat daarvan afweek was slecht. Tot en met het haar aan toe.
Dit was 400 jaar geleden het geval en anno 2020 nog steeds. Ziehier de sterke verbintenis tussen het slavernijverleden en alledaagse leven van zwarte mensen. Pas als de Nederlandse samenleving zich als geheel bewust is van deze geschiedenis en de uitwerking daarvan op het hedendaagse leven, kunnen we beginnen met heling en ons vrijmaken van de beklemmende gezamenlijke geschiedenis. Dat helpt ons vervolgens stappen te zetten richting een toekomst van gelijkwaardigheid en inclusie. Een toekomst waarin niet je afkomst, je tongval, je achternaam, huidskleur of haardracht bepalen waar je terechtkomt maar wie jij bent, jouw talenten en jouw inzet bepalend zijn.
Een gedeeld probleem
Racisme is een aantasting van het fundament van onze rechtsstaat, namelijk de bepaling in artikel 1 van de Grondwet die stelt dat wie zich in Nederland bevindt in gelijke gevallen gelijk behandeld zal worden. Als we dit niet kunnen waarmaken, wat stellen de grondwet en de rechtsstaat dan eigenlijk nog voor? Zijn we dan als samenleving niet ontzettend hypocriet bezig en onszelf aan het ondermijnen? Het zal u niet verbazen hoe ik hierover denk, maar dat is minder belangrijk. De vraag is hoe u hierover denkt en de rest van de samenleving. Als we racisme niet kunnen uitbannen, wat stelt onze strijd voor gelijke kansen, emancipatie en gelijkwaardigheid in naam van Artikel 1 uit de Grondwet dan voor? Wat stellen waarden als vrijheid, zelfontplooiing en zelfbeschikking dan nog voor? Hoe beleef je vrijheid wanneer je niet vrij bent om te zijn wie je bent en je je altijd bewust moet zijn van de ongelijkwaardige positie die je bekleedt in de ogen van anderen?
En ik chargeer hier enorm, ben mij ervan bewust dat niet alle witte Nederlanders als racisten beschouwd kunnen worden, echter we zijn allemaal gevormd door een eeuwenlange geschiedenis van ongelijke verhoudingen tussen witte en zwarte mensen. Omdat racisme kansen ontneemt en daarmee ook talenten en inzet van vele medeburgers doen wij als samenleving onszelf enorm tekort door dit niet massaal en collectief te veroordelen en te bestrijden, maar het over te laten aan diegenen die op basis van hun afkomst of huidskleur gediscrimineerd worden. We doen ons zelf tekort in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in de media, in de kunsten en cultuur, in de wetenschap, politiek, het bestuur. Racisme leidt bijvoorbeeld ook tot armoede (vanwege de geringe kansen op de arbeidsmarkt en de mogelijkheid een inkomen te verdienen waarmee je kan voorzien in jouw bestaan). Armoede draagt weer bij tot vele andere problemen zoals gezondheidsklachten en eenzaamheid. Arme mensen leven gemiddeld korter en hebben in hun leven meer ziektejaren. Armoede in Nederland is een groot probleem, groter dan we ons realiseren en treft onevenredig vaak vluchtelingen en etnische minderheden. Hetzelfde geld voor werkloosheid.
Verder tast racisme ook onze positie in de wereld aan en ons imago dat een belangrijk onderdeel vormt van Nederland als exportland. De wereld kent ons als een vrijgevochten, egalitair, tolerant en vriendelijk volkje. Racisme vormt een lelijke vlek op dit imago. Het is niet iets waar we trots op kunnen zijn. Telkens weer door een VN-rapporteur op de vingers worden getikt zou tot het verleden moeten behoren. Kortom: racisme is een probleem van ons allemaal. Laten we dat besef tot ons doordringen en ons met niet aflatende energie inzetten om het te bestrijden.
Het afschudden van ongemak
Wie wil weten hoe racistisch Nederland kan zijn moet zich in het openbaar negatief uitlaten over Zwarte Piet. Dan slaan alle stoppen door en verliest het o-zo-nuchtere volk haar zelfbeheersing. Met verwensingen waar de honden geen brood van lusten worden de aanklagers de ergste ziektes toegewenst, worden ze uitgescholden, beschimpt, bedreigd en enkeltjes naar het eigen land aangeboden. Dit overigens vooral op sociale media achter anonieme profielen die veiligheid en geborgenheid bieden. Het valt ten deel aan ieder zwart persoon die het waagt het podium te beklimmen en dat doet zonder terughoudendheid of angst. Maar zelfbewust. Denk aan Quincy Gario, Anousha Nzume, Sylvana Simons, Jerry Affriyieh, Seada Nourhussen, Clarice Gargard. Sinds kort hoort ook rapper Akwasi op deze lijst. Die laatste deed overigens zeer onverstandige uitspraken op de Dam, waarvoor hij inmiddels excuses heeft aangeboden. Maar toch. Rapper Lange Frans mag dromen van een aanslag op premier Rutte. Geen Nederlander die het ook maar overweegt hem voor de rechter te brengen, geen krant of televisieprogramma die hier naar kraait, laat staan dat er een hetze van gemaakt wordt.
Gesprekken over racisme ketsen af op lange tenen, razernij, een zelf gepercipieerde onschuld, weerstand, ontkenning en ongemak. En het maakt nu niet uit waar die gesprekken plaatsvinden: in de krant, op televisie, bij de kaasboer of in de Tweede Kamer. Wie over racisme en achterstelling begint is een zeurpiet, ondankbaar, iemand die zich wentelt in slachtofferschap en een jankerd. Daarom stak in het verleden slechts een enkeling zijn nek uit.
Pas nadat George Floyd werd vermoord, gevolgd door massale protesten tegen racisme waarbij wit en zwart naast elkaar demonstreerden voor gelijkwaardigheid, kwamen de verhalen los. Van mensen van wie het nooit hadden verwacht, zoals bijvoorbeeld NOS-verslaggever Gerri Eickhoff die met zijn interview in de Volkskrant diepe indruk op mij maakte. Hij sprak daarin ook over de onvrede met zijn haar en zijn huidskleur: ‘Toen ik meespeelde in de schoolmusical werd ik blank geschminkt, drie avonden achtereen. En elke keer wilde ik niet afgeschminkt worden. Eindelijk blank, eindelijk normaal. Kort daarna kreeg ik waterpokken. De bultjes krabde ik open, tot er korstjes op kwamen. En als ik die dan ook weer wegkrabde, was de huid eronder lichter dan de rest eromheen. Dat leidde ertoe dat ik wekenlang bleef krabben, in de hoop dat dan mijn lichaam lichter tevoorschijn zou komen. Zoals ik ook mijn haar vaak nat maakte en glad probeerde te kammen’.
Toen het veilig voelde kwamen de verhalen massaal, hoewel deze veiligheid relatief is. Gescheld en gedreig gaan onverminderd door. Het bewijs vormt de zaak van columniste Clarice Gargard, die vijfentwintig van haar internetbelagers voor de rechter heeft gedaagd in de hoop een uitspraak te krijgen tegen deze vorm van geweld. ‘Het land uit, vieze rotratten’, ‘zwarte hoer’, ‘allemaal aan het gas’ en ‘afschieten dit tuig’ is slechts een greep uit de hatelijke reacties voortvloeiend uit ongemak en misschien ook wel angst en frustratie over wat men ziet als het verlies van eigenheid en positie. En het gaat verder: antiracisme activisten, hun organisaties en de Black Lives Matter-beweging worden gecriminaliseerd en geridiculiseerd. Allemaal met het doel mensen het zwijgen op te leggen.
Laat hun stemmen niet verstommen, maar luister naar hun soms ongemakkelijke boodschap. Trek het je niet persoonlijk aan, luister gewoon want juist daar ligt het begin van de oplossing. Het is niet mogelijk een oplossing te bedenken voor een probleem wanneer dit probleem niet besproken mag worden door diegenen die het direct ondergaan.
Racismebestrijding zien als een spel met als enige uitkomst winnaars en verliezers is fnuikend. De angst en de frustratie omtrent een ‘verlies van de eigen cultuur’ is historisch gezien al weerlegd. De geschiedenis toont immers het absorptievermogen van de Nederlandse samenleving om juist mensen uit alle windrichtingen in zich op te nemen. Dit deel van de geschiedenis maakt me vreselijk trots op dit land. Zo een klein land dat tot zulke grote veranderingen in staat is. Ik dicht de overheid en de politiek een verantwoordelijkheid toe om ons door dit moeizame doch veelbelovende proces te leiden. Zeker als het gaat om het wegnemen van de frustratie en angst onder autochtone Nederlanders die boos zijn omtrent het verlies van hun baan, de leefbaarheid en veiligheid in hun wijk, de zorg voor hun ouders in verpleeghuizen en de aandacht voor hun kinderen in het onderwijs. Dit hangt namelijk allemaal samen met de uitholling van de publieke sector en sociaaleconomische burgerrechten in de afgelopen jaren.
Veel Nederlanders, ruim een miljoen, leven op of onder de armoedegrens en zijn niet in staat hun vaste lasten te betalen met inkomen uit arbeid of uitkering. Let wel, armoede en gebrek aan bestaanszekerheid zijn geen excuus voor racisme maar wel een belangrijk voedingsbodem voor boosheid en frustratie die wordt afgewenteld op eenieder die het enige stukje zekerheid dat mensen nog menen te hebben, zoals bijvoorbeeld de ‘moorkop’ en Zwarte Piet willen ‘afpakken.’ In een wereld waar niets meer zeker lijkt, houden we ons al te graag vast aan het verleden en tradities.
Als we door de verdeeldheid op basis van kleur en achtergrond, van racisme en achterstelling, van wit en zwart, van eigen cultuur en niet van hier afkomstig zijn heen kunnen kijken, dan zullen we juist veel in elkaar herkennen. Gevoelens van er niet toe doen, niet gezien worden, niet meetellen. Een gevoel dat de politiek er niet voor jou is, dat de politie er niet voor jou is, dat de belastingdienst er niet voor jou is. Een gevoel dat je getolereerd wordt in het onderwijs en op de arbeidsmarkt de klussen mag opknappen die anderen niet willen. Alleen als we racisme en achterstelling kunnen overstijgen, kunnen we gezamenlijk een vuist maken voor een inclusieve samenleving, meer gelijkheid en menselijke waardigheid voor iedereen. Juist daarom is de bestrijding van racisme en achterstelling een sociaaldemocratische opdracht bij uitstek. En juist daarom moeten we luisteren naar al die stemmen die we veel te lang niet hebben willen horen. Als ze schreeuwen, van woede en verdriet, en als ze fluisteren.
Dit artikel verscheen onlangs in Tijd & Taak, het blad van de Banning Vereniging.