Kleine Hassan met zijn gloednieuwe Jellaba die mama voor deze gelegenheid speciaal heeft genaaid en Samira met ook al de nieuwe Hijab in haar lievelingskleur, kruipen achter papa en mama weg. Mama houdt hun handen stevig vast.

Zouden deze kinderen en ook hun ouders niet het liefst rechtsomkeert maken? Dit wil je toch niet meemaken. Is er dan niemand die dit kan verbieden? Die in ons land met al haar vrijheden waar het recht om ongehinderd geloven en belijden ook toebehoren voor deze acties een stokje steekt?

‘Papa, ik wil niet gaan bidden. Ik wil naar huis’. ‘Mama, we kunnen thuis toch ook bidden?’

‘Nee, jongens, van deze mensen trekken wij ons niets aan. Allah, geeft ons wel de kracht’. Het gezin verdwijnt achter de deur van de moskee.

Het is 1943. In de barre Poolse winter jaagt de sneeuwstorm in alle hevigheid over de kale vlakte die voor het grote bombardement ooit een woonwijk was. De kampgevangenen worden door hun bewakers op de gebruikelijke onmenselijke manier opgejaagd om nog harder te werden. Om nog sneller de loodstrippen uit de restanten van de dakgoten van de gebombardeerde huizen te trekken. Dit met blote handen bij vele graden onder het vriespunt. Velen van hen bezwijken.

Onder de arme sloebers is ook de bekende Rebbe uit het Roemeense Klausenburg, Yekusiel Halberstam. Zijn gezin, vrouw en kinderen zijn al aan het begin van die oorlogsjaren omgebracht. Veel van zijn volgelingen zijn in het oorlogsgeweld ook spoorloos geraakt.

In die hel van deze kampslavernij komt een van zijn medegevangenen naar de rebbe toe. Het lukt de man nauwelijks om op zijn benen te staan. ‘Rebbe, rebbe, deze ellende! Is dit dan wat de Eeuwige bedoeld heeft met ons als “Uitverkoren Volk”?’ De rebbe proeft meteen de pijn, het sarcasme en het cynisme in de woorden van de arme man. Rabbijn Halberstam legt de dakgoot waar hij op dat moment mee bezig is even uit zijn handen. Hij legt zijn arm om de schouders van de man en wijst voor zich uit in de richting van de kampbewakers en de soldaten met hun geweren, hun stokken en hun valse honden die zij voortdurend loslaten op de gevangenen.  ‘Ja, uitverkoren. Kijk, je ziet wie zij zijn en wie wij zijn. Wil je dan tot hen behoren of toch maar liever bij ons zijn…’?

Jaren ná de oorlog vertelt de man dat het die arm om zijn schouders van de rebbe was en die woorden van ‘bij wie wil jij behoren, bij hén of toch maar liever bij ons….? ’ de kracht heeft gegeven om te blijven leven.

Hoe afschuwelijk moet het zijn voor onze islamitische broeders en zusters om juist in deze voor hun belangrijke dagen, op weg naar hun gebedshuis geconfronteerd te worden met zoveel haat en kwaadwillig gedrag. G’ddank leeft het besef dat er hogere en veel belangrijkere idealen en geestelijke ontwikkelingen in het leven bestaan dan het lage gedrag die hen het leven zuur proberen te maken. Zo geven die papa en die mama hun Hassan en hun Samira die boodschap mee ook wanneer zij die barbecues passeren en langs de haatdragende teksten lopen. Wij kiezen ervoor om hierbij te horen en niet bij hen die alleen maar kwaad willen.

De woorden van de rebbe van Klausenburg waren destijds niet alleen bedoeld voor die Joodse gevangenen in dat kamp toen in 1943. Deze woorden klinken nog steeds door in onze eigen wereld zoveel tientallen jaren later. Tot wie willen wij behoren? Tot hen, met hun kwade boodschappen en laaghartige bedoelingen? Of tot het deel van onze samenleving van geestelijk welzijn, voorspoed en zegen?

Een gezegende Ramadan gewenst, die het kwaad dat vaders, moeders, kinderen en al die anderen tegenkomen op weg naar de moskee vele malen overstemt.

Lody van de Kamp2

Lody van de Kamp

Rabbijn

Afkomstig uit een Joods gezin waarvan de vader twee jaar doorbracht in het concentratiekamp Auschwitz en de moeder als onderduikster de …
Profiel-pagina
Al 4 reacties — praat mee.