Hilde Domin werd in 1909 in Keulen geboren als dochter van een joods geassimileerd echtpaar. Ze studeerde o.a. sociologie bij Karl Mannheim en filosofie bij Karl Jaspers. Tijdens haar studie besloot ze in 1932 met haar vriend, kunstwetenschapper Erwin Walter Palm, Duitsland te verlaten wegens het groeiende antisemitisme. Ze emigreerden naar Italië waar ze in 1936 trouwden. Drie jaar later weken ze uit naar Engeland met de bedoeling door te reizen naar Noord-Amerika. Het enige land dat in 1940 toegang verleende was de Dominicaanse Republiek. Ze woonden 14 jaar in de hoofdstad Santo Domingo. Daar schreef ze haar eerste gedichten onder het pseudoniem Domin. In 1954 keerde het echtpaar naar Duitsland terug en vanaf 1961 woonden ze in Heidelberg, waar zij als freelance schrijver begon te werken. Na de dood van Palm in 1988 concentreerde Hilde Domin zich vooral op haar poëzie, maar publiceerde ook literaire recensies en een autobiografie. Haar verzamelde gedichten, in 1987 gebundeld, beslaan vierhonderd pagina’s. Ze ontving diverse literaire prijzen, waaronder de Heine medaille en Rilke Prijs. Ze stierf op 22 februari 2006 aan de gevolgen van een val.
‘Abel sta op’ is de titel van het boek en tevens van het slotgedicht. Deze inclusie doet recht aan de uitspraak van Domin dat ‘poëzie een clausuur zonder muren is, waarin de realiteit wordt gemeten aan de utopische eis.’ Die eis is dat de mens zich kan spiegelen in de gedichten, waardoor besef kan ontstaan dat hij onderdeel is van een groter geheel. Uit dat besef kan solidariteit en mededogen groeien. Abel zelf kan niet meer opstaan, maar anderen wel, die wraak en het recht van de sterkste verwerpen en kiezen voor vergeving en solidariteit met armen en zwakken. Ballingschap en solidariteit zijn kernbegrippen in het werk van Domin. Zij kon via haar gedichten haar verlies verplaatsen naar milde tussengrond, van waaruit ze hersteld verder kon.
… Opdat de kinderen van Abel
niet langer bang zijn
Omdat Kaïn geen Kaïn werd …
Toch is herstel maar gedeeltelijk mogelijk. Het thuisgevoel is voorgoed uitgewist. Iedereen is ‘uit het Paradijs verdreven en naarstig op zoek naar een nieuwe Hof van Eden’. Hilde Domins werk staat in het teken van dat onderweg zijn. Ze ziet hoe onrechtvaardigheid steeds andere vormen aanneemt en blijft bestaan. Het gedicht ‘De Heiligen’ is een aanklacht. Daar keren ook Abel en indirect Kaïn in terug. De kloof tussen een mening ventileren die politiek en sociaal correct is en verder onverschillig blijven en het werkelijk opkomen voor wie onrechtvaardig behandeld worden, is groot.
… Iedereen wil de bron
op zijn eigen terrein
maar niemand wil het bos ingaan.
De broeder zal nooit
het vuur aanmaken als Abel
en toch zal hij altijd gekrenkt zijn …
Hoewel een deel van de gedichten zwaar is aangezet, maakt de bundel geen cynische indruk. Het is een spiegel voor de lezer, waarin ervaringen worden uitgewisseld: Dit is mijn verhaal. Hoe klinkt dat van jou? Dit in het besef slechts een eenling in een grote wereld te zijn, maar van waarde en in staat goed(s) te doen.
In 1994 zegt Domin in een interview: “Ik geniet enorm van contact met mensen. Voor mij is het gedicht de kortste weg van mens tot mens.” Zelden gebruikt ze Bijbelse bewoordingen, maar haar werk is verweven met haar Joodse achtergrond. Sommige gedichten lezen als Psalmen, waarin verlatenheid doorschemert, maar ook hoop en vooruitzien, zoals in ‘Hoe weinig ik van nut ben’ dat eindigt met:
… En in het voorbijgaan,
geheel onopzettelijk,
steek ik de een of andere
lantaren aan
in de harten
langs de kant van de weg.
Vertaler Kees Kok, coördinator bij De Nieuwe Liefde in Amsterdam, selecteerde zeventig werken uit ‘Gesammelte Gedichte’ en vertaalde ze succesvol. Het originele timbre is bewaard gebleven. Domin heeft haar breukervaringen weten om te zetten in iets fragiels maar toch krachtig. ‘Abel sta op’ is een bundel die je bevraagt. De tristesse van het verlangen sijpelt door de gedichten, zonder dat het snotterig wordt. Zo kan alleen iemand schrijven, die verdrijving en ballingschap aan den lijve heeft ervaren. Ik ben aan de arm geschud of kritisch aangekeken, maar ook warm toegeroepen in gedichten zoals ‘Ik nodig je uit’.
… Dan gaan we naar huis, jij houdt je siësta,
en voor mij staat bij het terras een boom
in het onontbeerlijke groenblauwe dessin …
Voor boekgegevens: klik hier.
‘dat hij onderdeel is van een groter geheel.’ daar kan ik het volledig mee eens zijn. ook hier weer zo’n verhaal van mensen die moeten vluchten voor idioten die zondag naar de kerk gaan en maandag weer mensen achter volgen. de mensheid leert het dus nooit. moet altijd wennen aan gedichten/poëzie dat niet rijmt, vind ik soms mooi en als ik hier enkele korte van haar lees, dan ervaar ik schoonheid van haar als mens. Jij hebt er trouwens weer een mooi artikel van gemaakt.