Niettemin valt de gekozen titel te betreuren. Als het woord ‘dictators’ wordt verbonden met ‘een Arabische geschiedenis’ dan blijft al gauw het beeld hangen dat de Arabische geschiedenis er alleen maar een is van dictators. En dat terwijl het boek vooral wil uitleggen hoe het toch zit met de Arabische Lente die in 2011 uitbrak en de gevolgen van de revolutionaire ontwikkelingen in de Arabische wereld die vier dictators het politieke en in een geval ook het echte leven kostten. Dat uitleggen doet Zaougui overigens goed. Toch blijft er, ook na volledige lezing van het boek, een al te somber beeld van de regio bij mij als lezer hangen en ik vind dat onterecht. Maar laat ik, voordat ik dit punt van kritiek nader onder woorden breng, eerst aangeven hoe het boek is opgebouwd.

Zaougui beschouwt de Arabische wereld, de landen die reiken van Marokko tot die op het Arabische schiereiland, vanuit een historisch perspectief en dat doet hij in zes onderdelen die elk weer verdeeld zijn in een aantal hoofdstukken, 24 in totaal. Vijf van de zes onderdelen hebben een meervoudig zelfstandig naamwoord als titel: (2) de verraders; (3) de martelaren; (4) de revolutionairen; (5) de hypocrieten en (6) de extremisten. Het eerste onderdeel heeft een enkelvoudig woord als titel: (1) de grondlegger. Zaougui beschouwt één iconische machthebber als grondlegger van alles wat de Arabische wereld na de Tweede Wereldoorlog zou overkomen. Hij bedoelt de Egyptische president Gamaal Abdel Nasser (1918-1970). Met verve beschrijft hij hoe de vrije officieren, waartoe Nasser behoorde in 1952, de macht in Egypte zouden grijpen en het Egyptische koningshuis de deur zouden wijzen. Na twee jaar zou Nasser het gezicht van de revolutie, Mohammed Naguib, met list en bedrog van het toneel doen verdwijnen om daarna uit te groeien tot een waanzinnig populaire president. Tot op de dag van vandaag, aldus Zaougui, kun je foto’s van Nasser kopen op het Tahrirplein. Hij was en is een grote held. Maar, zo stelt Zaougui, Nasser mocht dan grootse idealen hebben voor Egypte, en hij realiseerde deze ook tot op zekere hoogte, maar hij zou ook de man zijn die geen enkele consideratie had met wat voor oppositiestem dan ook maar. Zitten veel Moslimbroeders vandaag de dag in de erkers van huidig president Sisi, indertijd zuchtten velen in Nassers concentratiekampen. Nasser zou het rolmodel worden voor toekomstige dictators, vandaar de enkelvoudige titel van onderdeel 1 van het boek.

Het boek leest dan als een ware pageturner. Zaougui beschrijft het mislukken van het socialistische experiment van Nasser. De corruptie en persoonsverheerlijking die Nasser zouden kenmerken en na hem ook presidenten als Hafez en Bashar Assad van Syrië en Saddam Hussein van Irak, spatten van de pagina’s af. De switch die Egypte maakte van het kamp van de Sovjet-Unie naar het kamp van Amerika, de opening van het land voor de kapitalistische economie: het mocht allemaal niet baten. Het dictatoriale systeem paste zich moeiteloos aan van socialisme naar kapitalisme en dat is dan ook de essentie van de analyses van Zaougui. Want ook onder islamitisch bewind, zoals in Saoedi-Arabië en de Golfstaten is het kommer en kwel. Persoonsverheerlijking, een elite die vrijwel alle economische macht heeft en wijdverbreide corruptie: het kan allemaal gedijen ongeacht het politieke of religieuze bestuurssysteem dat een Arabisch land hanteert. De ware democratie zou een onpersoonlijke zou moeten zijn. Politici en bestuurders die in dienst van de democratie staan en wier achtergronden en persoonlijkheden  totaal niet interessant zouden moeten zijn. Ze dienen de democratie en het volk en daarmee uit.

Vanuit die, je zou kunnen zeggen, ingekankerde structuren van cliëntelisme en corruptie, verbaast het niet dat je als lezer op een gegeven moment een wel heel somber beeld krijgt van de Arabische wereld, de Arabische Lente en nog meer de Arabische toekomst en de gekozen hoofdstuktitels werken ook niet mee: verraders, martelaren, hypocrieten en extremisten.

De enige lichtpuntjes die Zaougui in zijn boek noemt is de jeugd die in 2011 en masse de straat op ging en vrijheid en gerechtigheid eiste. Die jeugd is er nog steeds en die geest krijg je niet meer terug in de fles, een punt dat ik in mijn commentaren ook vaak maak. Maar het is maar een heel bescheiden luchtpuntje terwijl er een ander lichtpuntje is dat Zaouigui laat liggen.

Het gaat hier om de beschrijving van de situatie in Tunesië. Zaougui, zelf van Tunesische afkomst geeft een, vind ik, veel te sombere beschrijving van de politieke situatie in zijn land van herkomst. Hij maakt melding van de huidige stokoude president van Tunesië, Essebsi (1926), die zich in het verleden flink had geëncanailleerd met het regime van dictator Benali. En ook beschrijft hij de vriendjespolitiek die vandaag de dag nog steeds de Tunesische politiek zou karakteriseren. Dat kan allemaal wel zo zijn, maar de islamitische Renaissancepartij heeft zich wel tot een soort van islamitisch CDA omgevormd, het land kent een grondwet die in termen van democratie en vrijheid zijn weerga niet kent en wat nog belangrijker is, de Tunesische politieke partijen, van links tot rechts en van religieus tot seculier, hebben zich tot nu toe gehouden aan de democratische spelregels: het accepteren van teleurstellende verkiezingsresultaten, het aangaan van ongewone politieke allianties en het succesvol weerstaan van twee politieke moorden en aanslagen van Islamitische Staat. Het feit dat oudgedienden onder dictator Benali nu deel uitmaken van het politieke systeem is nog altijd beter dan wat in Irak gebeurde waar de Amerikaanse bewindvoerder Paul Bremer het Irakese leger ontbond en de ambtenaren van de heersende Baathpartij naar huis stuurde, hetgeen door Zaougui terecht als een enorme faux pas wordt omschreven.

Als er dus ergens een land in de Arabische wereld is waar de democratie zich blijvend lijkt te vestigen, dan is het wel in Tunesië. Het was dan ook mooi geweest als de titel van het boek van Zaougui een lichtpuntje had bevat, bij voorbeeld Dictators versus het volk als hoofdtitel. Nu blijft er een onterecht somber beeld hangen van een regio die in ontwikkeling is en die zich nog best tot democratie kan ontwikkelen. De Franse revolutie bracht immers ook pas na ruim 80 jaar een ware democratie voort.

Voor de boekgegevens: klik hier.

Jan Jaap de Ruiter

Jan Jaap de Ruiter

Arabist

Jan Jaap de Ruiter (1959) is arabist en de Arabische taal is zijn grote -professionele- liefde. Het Arabisch is een van de twee ankerpunten …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.