Vanaf de cover van zijn boekje met de prikkelende titel De Dominee leert vloeken, kijkt de hippe theoloog de lezer stoer en uitdagend aan.
Opgegroeid in de veilige beschutting van een vrijgemaakt domineesgezin heeft Rikko moeten leren om op een creatieve manier met zijn woede om te gaan. Vloeken was niet alleen ongepast in zijn milieu, het hele leven werd verstikt onder een deken van voorschriften en fatsoensregels, al dan niet gedekt met een beroep op de Bijbel: “Men kocht geen ijsjes op zondag, ook al was het snikheet. De ijsboer werkte die dag sowieso, maar het deed God toch verdriet als je dat stimuleerde (…) Tenzij je kon aantonen dat de kerk en de kerkgeschiedenis het verkeerd hadden gezien, zeiden mijn ouders altijd. Zij zouden dan de eersten zijn om met mij ijsjes te gaan kopen. Dat ‘aantonen’ moest dan wel op basis van de Bijbel gebeuren, want ‘wij mensen willen zoveel’ en ‘het hart is listig’. Het zelf beter weten? Dat zou absurd zijn” (p. 88). Het voelt dus als een soort coming out, als Rikko, gestimuleerd door mensen in zijn omgeving, leert om te vloeken. Eerst om afstand te nemen van het benauwde vrijgemaakte milieu, daarna om lucht te geven aan zijn woede om alles wat er mis is in de wereld, om de frustratie in je lichaam te durven voelen en niet met het vrome hoofd weg te drukken (101).
Het boek van Voorberg gaat vooral over de creatieve kant van emoties als woede en onmacht. We komen in beweging omdat we ons ergens over opwinden. We worden geraakt door wat tegen ons rechtvaardigheidsgevoel in gaat. Een knallende vloek kan dan het gevolg zijn. Maar in en achter die vloek zit een oordeel over de situatie verborgen. Dat maakt de vloek functioneel. Eén van de hoofdstukjes uit het boek heet dan ook Een vloek is niet het laatste woord.
Voorberg wil ons juist uit de onmacht die de vloek typeert, wegtrekken. Naast de woorden (de vloeken) zijn daden nodig. Dan wordt de vloek of het oordeel iets creatiefs. Het brengt letterlijk in beweging.
Grote delen van het boek worden besteed aan het verslag van Voorberg’s reis naar Lesbos. Een min of meer spontane actie, nadat men er in de PopUpkerk over gesproken had om met elkaar een weekend weg te gaan en iemand (kunstenares Tinkebell) voorstelde om “er iets nuttigs van te maken” en naar een vluchtelingenkamp te gaan. Tinkebell zelf blijft uiteindelijk thuis (werk gaat voor), maar Rikko gaat wel en doet verslag van de verwarrende ervaringen. Eerder al beschrijft hij tamelijk uitvoerig hoe Benno L., de zedendelinquent die onder veel burgerprotest na zijn straf uitgezeten te hebben in Leiden kwam wonen, bij de PopUpkerk betrokken raakt.
Het boek is het interessantst als hij de dilemma’s schetst die bij zulke goedbedoelde acties spelen. Gelukkig is Voorberg niet een dominee die het allemaal precies weet. Met zijn ontwapenende eerlijkheid zet hij je wel tot denken (en doen?) aan. Hij besluit met: “Dit boek is geen blauwdruk, het is een uitnodiging om je eigen frustratie naast de mijne te leggen en onszelf als makers in deze wereld serieus te nemen. Niemand weet hoe het moet, dus iedereen mag het proberen” (202).
Boekgegevens:
Auteur: Rikko Voorberg | Titel: De dominee leert vloeken: over woede, onmacht en daadkracht | Uitgeverij: Arbeiderspers | ISBN: 9789029505857 | Aantal pagina’s: 208 | Prijs: € 18,99
Klik hier om het boek te bestellen