In zijn boek presenteert Raheb “een theologie van en voor de Palestijnse context” (p. 15). Die context wordt bepaald door tenminste drie kenmerken: “(1) christen-zijn op (2) Palestijns grondgebied onder (3) bezetting door Israël” (p. 16). De christelijke gemeenschap in heel het Midden-Oosten staat ernstig onder druk. Velen trekken weg vanwege vervolging, door oorlog en strijd, zoals in Irak en Syrië. Veel hoog opgeleide Palestijnen ontvluchten hun land omdat ze daar geen toekomst zien. De bezetting door Israël van Palestijns grondgebied duurt voort en een einde is nog lang niet in zicht.
Raheb ontmantelt in zijn boek een aantal vooroordelen die de westerse (christelijke) blik bepalen. Het begint al met de geografische aanduiding Midden-Oosten dat een eurocentrisch wereldbeeld verraadt (p. 49). Een historische en geopolitieke analyse laat zien dat zijn land – Palestina – bijna de hele geschiedenis door onderworpen is geweest aan opeenvolgende imperia afkomstig uit de regio (Egypte, Assyriërs, Babyloniërs, Ottomanen etc.). Palestina, dat wel een geografisch gebied aanduidt maar nooit een zelfstandige staat is geweest, is voortdurend het toneel van rivaliserende machten en haar historie bestaat voornamelijk uit perioden van bezetting (p. 56). Dat is sinds de stichting van de staat Israël opnieuw het geval. De desastreuze nederzettingenpolitiek en de weigering om serieus werk te maken van vredesbesprekingen of zich iets aan te trekken van talloze VN-resoluties door achtereenvolgende regeringen van de staat Israël, zijn daar uitdrukking van.
Met behulp van de empire-theorie – zie ook de oorspronkelijke Engelse titel van zijn boek – laat Raheb zien hoe het imperiale patroon zich manifesteert. Het Palestijnse volk wordt opgesloten op kleine stukjes grond (Gaza, Westerlijke Jordaanoever) en hun bewegingsvrijheid wordt ernstig belemmerd door checkpoints, reisbeperkingen en sinds 2003 door de bouw van de muur. De toegang tot natuurlijke hulpbronnen wordt beperkt: “Israël gebruikt meer dan tachtig procent van de natuurlijke waterbronnen van de Westelijke Jordaanoever. Daardoor blijft er slechts twintig procent over voor de oorspronkelijke Palestijnse bevolking” (p. 59). De nederzettingenpolitiek berooft de Palestijnen van de beste landbouwgronden en ondermijnt bewust de tweestatenoplossing. Bij de stichting van de staat Israël zijn honderdduizenden Palestijnen van hun land en uit hun dorpen verdreven of vermoord. Nog steeds zijn er vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen, “de grootste vluchtelingengemeenschap ter wereld” (p. 63). De staat Israël gedraagt zich als een imperiale macht die mensen opdrijft en gevangenzet.
Deze imperiale politiek wordt theologisch gelegitimeerd. Ook dat is een herkenbaar patroon volgens Raheb: “Dit gold voor het Romeinse Rijk, dat geloofde dat het voorbestemd was wereldvrede te brengen door overheersing. Dit gold ook voor het Byzantijnse Rijk, dat trachtte door de oecumenische geloofsbelijdenis de gebieden en identiteiten samen te smelten. Het gold voor de kruisvaarders, die geloofden dat zij er waren om het Heilige Land te zuiveren van de ongelovigen. Het was tevens de raison d’être voor het moslimimperium, dat geloofde de wereld uit de eeuw van onwetendheid (jahiliyah) te verlossen” (p. 65).
De theologische legitimatie krijgt in het christelijke westen een extra lading doordat de stichting van de staat Israël werd gezien als een herstel van het bijbelse Israël en (het begin van) de vervulling van de aloude landbelofte. Een idee dat na 1967 met de bezetting van de Golanhoogte, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever alleen maar meer weerklank vond. Raheb noemt als één van de factoren die christenen in Europa en Noord-Amerika sterk beïnvloedt ook “de post-Holocausttheologie” (p. 35) waardoor er nauwelijks kritiek klinkt op het imperiale gedrag van de staat Israël en de Palestijnse kwestie lange tijd werd omzeild.
Het boek van Raheb confronteert ons met de stem van Palestijnse christenen. Een stem die in ons land zelden wordt gehoord. Hij laat zien hoe de ontmoedigende situatie van het Palestijnse volk van binnenuit beleefd wordt door iemand die tegelijk zich door het christelijk geloof laat leiden. Raheb analyseert scherp. Hij schetst de verschillende posities die mensen innemen als ze geconfronteerd worden met onderdrukking, van verzet tot collaboratie tot vlucht. Hij is tamelijk kritisch op de Palestijnen die elders hun heil zoeken en “hun know-how niet ten dienste van hun eigen mensen” stellen (p. 91). Hij wil dat wél doen, geïnspireerd door een eigen theologische visie op Jezus en op de bevrijdende kracht van de bijbelverhalen.
Raheb pleit voor creatief verzet (p. 104v.). Dat betekent, niet meegaan in de cultuur van geweld, maar zoeken naar vormen van geweldloos verzet, zoals in de BSD-campagne die langzaam maar zeker wereldwijd op gang komt (waarin wordt gepleit voor Boycot, Desinvestering en Sancties). Creatief verzet zet de slachtoffers in hun kracht en wakkert de verbeeldingskracht aan waardoor de hoop levend blijft.
Dit is een belangrijke studie die zorgvuldige aandacht verdient onder Nederlandse christenen. Je kunt vragen stellen bij het gebruik van de empire-theorie of bij de typering van de post- Holocausttheologie van Raheb, zoals Erik Borgman doet in zijn inleiding op het boek. Mij lijkt het van belang eerst de stem van de onderdrukten te horen. Uiteraard is discussie met Raheb mogelijk, zelfs gewenst, maar laten we beginnen eerst eens onze eigen vooroordelen kritisch te toetsen door te luisteren.
Het meest bijzondere van dit boek is misschien wel dat Raheb uiteindelijk een boodschap van hoop biedt. Dat is in de deplorabele situatie waarin zijn volk verkeert al een wonder op zich. Hij toont daarmee de kracht van de profetische en christelijke traditie:
“Hoop is de kracht om gefocust te blijven op het grotere visioen terwijl ondertussen vaak onopvallende kleine stappen gezet worden in de richting van die toekomst. Verbeeldingskracht kan behoorlijk misleidend zijn als er geen strategie en plan aan verbonden worden. Hoop wacht niet tot het visioen eens verschijnt. Hoop is visioen in actie, nu. Geloof dat mensen passief of depressief maakt, of geloof dat mensen waanvoorstellingen biedt, is geen geloof, maar opium. Daar hebben we in onze regio en in de wereld van vandaag al genoeg van. Geloof biedt het imperium met open ogen het hoofd. Het biedt de mogelijkheid om te analyseren wat er aan de hand is, terwijl het tegelijk de vaardigheid ontwikkelt om verder te kijken dan ons kunnen” (p. 110).
Mitri Raheb, Geloven onder bezetting. Een Palestijnse theologie van verzet en hoop, Boekencentrum Zoetermeer 2015, €12,50