Je kunt in dit boek nauwkeurig genoteerde verhalen van mensen met dementie vinden, waarvan een aantal heel coherent en consistent zijn en andere bestaan uit brokstukken, waarin de schrijfster altijd weer poëzie weet te ontdekken. Het is op zich al boeiend genoeg om levensverhalen van mensen te beluisteren op deze zeer intensieve manier.
Uit eerdere boeken kennen we haar keuze om de taal van deze verhalen als ‘dementees’ te benoemen. Zoals er vele vormen van dementie zijn, zo zijn er ook vele vormen van deze taal, het ‘dementees’, te ontwaren in de verhalen van mensen met dementie.
Maar het bijzondere van dit boek is, dat de levensverhalen en taalkundige brokstukken, die Paula Irik zo nauwkeurig heeft genoteerd, van een theologische achtergrond worden voorzien door er Bijbelverhalen naast te leggen. Deze Bijbelverhalen vormen de inspiratiebron en het reflectiekader bij het nadenken over hoe je nu eigenlijk naar de verhalen van mensen met dementie zou kunnen luisteren.
In het eerste hoofdstuk worden ons twee verhalen uit het Johannesevangelie verteld als kader en uitgangspunt om de levensverhalen in de hoofdstukken daarna te lezen.
Het eerste verhaal heeft alles met de opstanding te maken, er wordt verteld hoe verschillend Petrus en Johannes het lege graf benaderen (verhaal naar Johannes 20: 3-10). Of, zoals Irik uitlegt, je gaat een verpleeghuis binnen als ‘wachtkamer van de dood’. Dat is in zekere zin hoe de apostel Petrus het lege graf benadert. Hij ziet een ‘graf, voltooid verleden tijd, steenharde feiten, leegte’. Zo kun je ook in een verpleeghuis vooral de ellende zien in de ‘postoelen, karren vol medicijnen, incontinentiemateriaal, tilliften’. Dan zie je vooral ‘aftakeling en eindigheid’.
Irik benoemt het als realiteit, die er zeker ook is in een verpleeghuis, net als in het lege graf ook echt ‘lege windsels en een lege zweetdoek’ en ‘leegte’ zijn, zoals ervaren door de apostel Petrus. Meer dan eerder wil de auteur benadrukken dat deze beschamende en pijnlijke kanten van een verpleeghuis niet moeten worden ontkend. Bewoners en familieleden hebben er allemaal last van.

Maar, zegt de schrijfster, het is niet het enige. Er is ook die andere apostel Johannes, die de lege windsels en zweetdoek ziet als ‘teken van nieuw leven’: ‘er is leven midden in de dood, er is leven hier in het graf’. In de NBG-vertaling staat: ‘en hij zag het en geloofde’.
Het tweede verhaal uit het Johannesevangelie, dat hierna wordt verteld, gaat ook over Petrus en Johannes, die na het lege graf gaan vissen en in eerste instantie geen vis vangen (Johannes 21:1-8). Nu komen we terecht bij de titel van het boek ‘Over een andere boeg’. De leerlingen moeten immers van de onbekende figuur aan het strand het net aan de andere zijde van het schip uitwerpen. De netten ‘over een andere boeg werpen’ is het geheim van een grotere vangst. Ook in dit verhaal is Petrus de man van de actie en is de ‘discipel, die Jezus liefhad’ (Johannes) degene, die benoemt en zegt: ‘Het is de Heer’.
Beide rollen zijn belangrijk, zegt Irik, als het gaat om de ontmoetingen in het verpleeghuis, zowel de handelende actieve rol van Petrus als de wat meer beschouwende, gelovige kant van Johannes. Dat betekent, dat zijzelf durft te zeggen in de ondertitel, dat het bij de ontmoetingen in het verpleeghuis ook gaat om ‘ontmoetingen met God’. In de volgende hoofdstukken zal ook naar het verhaal van het penningske van de weduwe (Lucas 21: 1-4) worden verwezen en naar het verhaal van Job via een vertelling over de zus van Job.
Het is duidelijk, wat Paula Irik wil zeggen: de pijn, ook van familieleden, mag niet worden ontkend. Net zoals de dood van Jezus niet kan worden ontkend.
Maar er is ook de andere kant van wat er te midden van alle pijn ook is: plezier, contact, gesprekken, muziek, ontmoetingen, verwondering en verbazing. Eerst als geestelijk verzorger en nu als vrijwilliger geeft zij mensen de ruimte voor allebei die kanten (én-én).
Ze laat ook zien, hoe zijzelf geraakt wordt niet alleen door mensen, maar als het ware in die mensen God ontmoet. Hierbij moest ikzelf denken aan de manier, waarop Levinas ons wijst op het belang van ‘het gelaat van de ander’.
Duidelijk mag zijn dat Irik in de gelaten van mensen met dementie niet alleen de zo vaak genoemde ‘dode ogen’ ziet, maar dat zij juist momenten ziet vol verbinding en vol leven. Soms is het ‘zien, soms even’, zoals Oosterhuis dat noemt. Heel eerlijk beschrijft ze hoe te midden van taaie tegenstand soms een straaltje liefde dwars door alles heen oplicht.
Voor wie te maken heeft met mensen met dementie – en wie heeft dat vroeg of laat niet? – kan dit boek een inspirerende wegwijzer zijn. Mij raakte het in ieder geval.
Paula Irik. Over een andere boeg, ontmoetingen met God in het verpleeghuis. Leeuwarden, Uitgeverij Elikser 2023. 256 pag. €22,50. ISBN 978 94 6365 5101.
Lees ook
Deze recensie komt uit Ophef, het ’tijdschrift voor hartstochtelijke theologie’ van de Vereniging voor Theologie en Maatschappij.