In de eerste zaal, overigens met gouden wanden, worden in woord en beeld de pleitbezorgers van religieuze tolerantie geïntroduceerd. Het borstbeeld van Willem van Oranje is aanleiding om zijn overtuiging ‘vrijheid van geweten’ te benoemen. Interessant is het meer dan manshoge wandbord uit de Utrechtse Jacobikerk. Hierop liet de predikant Duifhuis, een bekende van Willem van Oranje, een tekst aanbrengen die vredelievendheid bepleit. Wie voor het wandbord op de cirkel gaat staan, krijgt een ingenieuze presentatie voorgeschoteld waar in woord en beeld uitgelegd wordt dat op dit wandbord oorspronkelijk een ‘Gregoriusmis’ geschilderd was. Daarop was te zien dat Paus Gregorius de mis viert en Christus als Man van Smarten ziet verschijnen. Dat deze zeer katholieke voorstelling overgeschilderd werd met vredelievende woorden, maakt duidelijk dat tolerantie zijn grenzen kent. Want prediken voor een gereformeerde religie, betekende voor Duifhuis ook pleiten tegen het katholieke instituut.

Het wandbord kan als opmaat gezien worden naar de volgende zaal. Daar worden de conflicten tussen de verschillende religieuze stromingen, zoals remonstranten, lutheranen, mennonieten en katholieken, uitgevochten. Elke stroming is vertegenwoordigd door een kist, waaronder de beroemde ontsnappingskist van de remonstrant Hugo de Groot. Bij elke kist spreekt een religieuze opponent zijn aversie uit. Zo bestempelt de katholieke Anna Bijns de Lutheranen als naaktlopers. Bijns is overigens één van de weinige vrouwen die in de tentoonstelling ten tonele wordt gevoerd. Wie niet thuis is in de theologische debatten (of haarkloverij) van die tijd, heeft moeite om precies te doorgronden wat zich in de zaal precies afspeelt.

Wel blijkt dat de nagestreefde ‘vrijheid van geweten’ niet direct tot godsdienstvrijheid leidde. Het bekende fenomeen van schuilkerken illustreert dit goed. Dit gedoogbeleid betekende overigens een economisch gewin voor de protestanten die de katholieken jaarlijks een soort belasting lieten betalen voor hun missen. Dat tolerantie veelal door economische belangen ingegeven werd, wordt op verschillende momenten in de tentoonstelling benadrukt. En natuurlijk speelden toen, net als nu, bloedbanden ook een rol. Binnen een familie konden meerdere geloofsovertuigingen aangehangen worden. Hoewel dit ongetwijfeld voor spanningen zorgden, waren er ook veel families die hun onderlinge verwantschap belangrijker vonden dan religieuze voorkeuren. Dit gold overigens ook voor de relaties tussen schilders en hun opdrachtgever, die in zaal zes belicht worden. Een mooi voorbeeld is het portret van Admiraal Jan van Amstel en zijn vrouw Anna Boxhoorn dat de Abraham van den Tempel in 1671, twee jaar na de dood van Jan van Amstel schilderde. Hoewel Van de Tempel als doopsgezinde niets op had met wapens, had hij er geen moeite mee om een man te portretteren die aan verschillende oorlogen had deelgenomen. Er hangen overigens verschillende andere oogstrelende schilderijen en prenten: Rembrandt van Rijn, zijn leermeester Pieter Lastman, Frans Hals en Pieter Saenredam zijn aanwezig. In de verzameling heiligen, voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament, kerkinterieurs en geloofsvoorvechters kan de hoopgevende boodschap gelezen worden dat meerdere geloven elkaar wel degelijk kunnen verdragen.

De tentoonstelling markeert de finale van de viering van de Vrede van Utrecht (11 april 1713) dit jaar. Hoewel dit verdrag in de tentoonstelling (helaas) geen rol speelt, hebben de tentoonstellingsmakers zeer verdienstelijk het thema verdraagzaamheid uitgelicht dat ruim 300 jaar later niets aan actualiteit heeft ingeboet. Het is na het bezoeken van de tentoonstelling bijna onmogelijk om niet aan Egypte, Rusland en de Nederlandse vluchtkerken te denken. In de grijs geschilderde zalen worden interessante vragen opgeworpen en fascinerende en mooie objecten tentoongesteld. Sommige schilderijen zijn middels een fraai stukje techniek extra uitgelicht om de kijker te helpen kijken en begrijpen. De vormgeving is sober, maar mooi en er wordt veel interessants verteld. Het is daarom jammer dat de teksten aan het begin van elke zaal lastig te lezen zijn op het spiegelende glas. Maar echt betreurenswaardig is dat de korte objectteksten op de wanden niet bij de betreffende objecten zijn geplaatst, zodat er zoekplaatjes ontstaan. Tegelijkertijd demonstreert dit hoe moeilijk het is om af te wijken van dogma’s, of deze nu theologisch of esthetisch van aard zijn. En dat past dan wel weer bij een tentoonstelling over (in)tolerantie.

‘Religieuze (in)tolerantie in de Gouden Eeuw. Vormen van Verdraagzaamheid’ is nog tot en met 5 januari 2014 te zien in Museum Catharijneconvent in Utrecht.

Jitske Jasperse is kunsthistorica aan de Universiteit van Amsterdam. Ze verricht promotieonderzoek naar ‘De vele gezichten van hertogin Mathilde (1156-1189), echtgenote van Hendrik de Leeuw’.

Jitske Jasperse

kunsthistorica

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.