Franck Ploum, theoloog en voorganger van de Ekklesia Breda, heeft een aantal van zijn overwegingen gebundeld met als ondertitel: Bevrijdend Schriftlezen. Het is goed te merken dat Ploum gevormd is door de bevrijdingstheologie en de maatschappijkritische exegese. “Bevrijding is het kernbegrip van het bijbelse verhaal” schrijft Ploum in de inleiding en daarmee is meteen de toon gezet (p. 9).
De bundel zoomt in op Bijbelse gestalten die de weg van de bevrijding zijn gegaan. Ploum maakt veel werk van de exegese en de historische context. Soms weet hij met een verrassende invalshoek een nieuw licht te werpen op bekende verhalen.
Het publiceren van preekbundels heeft iets hachelijks. Wat goed werkt in de uitvoeringspraktijk, doet dat niet altijd in gedrukte vorm. Dat geldt ook voor deze bundel. Op een gegeven moment is het wel erg veel van het goede. De overdenkingen volgen vaak een zelfde patroon en gaan op den duur erg op elkaar lijken.
Het gaat telkens om de roep tot bevrijding en bevrijdend handelen. Dat is natuurlijk goed Bijbels en daar is niks mis mee. Bevrijding is voor Ploum maatschappelijke bevrijding: “God heeft de slaven van Israël in Egypte vrijgekocht, bevrijdt (sic). In de christelijke traditie gebruiken we vaak het woord verlossing, dat oorspronkelijk dezelfde betekenis had. Maar in de loop der eeuwen is dat woord steeds verder gespiritualiseerd, totdat Jezus ons aan het kruis vrijgekocht heeft van onze persoonlijke zonden en zo onze schulden kwijtscheldt. Maar dat is niet de weg die gebaand moet worden”, weet Ploum wel heel erg zeker, daarmee het betekenisperspectief van bevrijding onnodig verengend (p. 95v).
Toen de bevrijdingstheologie in de jaren zeventig overwaaide vanuit Latijns-Amerika, was dat een terechte correctie op een verburgerlijkte theologie. Nu klinkt deze kritiek niet altijd overtuigend meer, vooral als ze in sjablonen blijft steken.
In het boek Job bijvoorbeeld is nog wel wat meer aan de orde, dan dat het een reactie zou zijn op de overgang van de ruileconomie naar een geldeconomie, het uitgangspunt bij de uitleg van Ploum (p. 47). Vergelijkbaars geldt voor Ploum’s behandeling van de figuur van Zacheüs (Luc. 19) waarvan nog wel meer te zeggen is dan dat hij, van zichzelf rechtvaardig zoals de naam zegt, door de Romeinen gedwongen zou zijn mee te werken aan hun regime (p. 153). De Bijbel is veel gevarieerder om in het exegetisch malletje van de bevrijdingsthematiek te worden geperst, hoe waar het ook is dat de Bijbel een verhaal van bevrijding wil vertellen.
De hoorders worden daarnaast in menige overdenking flink de oren gewassen. In een tekst over de profeet Jeremia lezen we tegen het eind: “De puinhopen van Jeruzalem zijn onze puinhopen vandaag. Niet alleen banken en corrupte regeringen, maar ook de kapotgeschoten steden van Syrië, de belegeringen in Oekraïne, de ontvoerde meisjes in Nigeria, het beschimpen en wegzetten van bevolkingsgroepen omwille van hun herkomst of religie. Het zijn allemaal beelden van Jeruzalem dat in puin ligt. En ook onze eigen levens horen daarbij. Wij met onze eigen puinhopen van loze beloften, gebroken vriendschappen, onze grote woorden en kleine daden, onze aandacht voor onszelf en ons weglopen voor wie ons nodig hebben” (p. 81). Misschien waait dat over je heen als je op een stille zondagmorgen in de mooie Lutherse kerk van Breda zit, terwijl met een beetje geluk het zonlicht door de ramen speelt, maar als je zoiets in je luie stoel leest, groeit de ergernis. Ben ik dat? Wat weet die predikant goed hoe ‘wij’ zijn…?!
Gelukkig eindigt het niet in mineur, want twee regels later is er al de oplossing: “Maar zo hoeft het niet te zijn. Er wordt ons een weg ten leven gewezen – dwars door dit alles heen. Een mogelijkheid, een kans die elke dag voor het oprapen ligt: om bij te dragen aan een andere, beter wereld. De keuze is aan ons” (id.) Hoe we dit alles concreet moeten voorstellen, blijft overigens in het ongewisse.
Dit patroon, hier geïllustreerd aan een enkel voorbeeld, is in veel van de bijdragen terug te vinden. Dat geeft aan het geheel van de bundel een wat monomane indruk en een loden ernst. De uitleg is vaak te moralistisch en de toepassing te vlak. De overdenking over de eerder genoemde Zacheüs eindigt bijvoorbeeld als volgt: “(bij Lucas) gaat het voortdurend over nieuwe verhoudingen, over arm en rijk, over gevestigde orde en een nieuwe orde waarin niet de letter maar de geest regeert. Waarin de oude dictator plaats moet maken voor jonge visionairs en waarin recht gedaan zal worden aan al die mensen die verloren lopen en hopen, bidden, smeken, roepen om een reikende hand, een bemoedigend woord, een solidair mens getooid met niets anders dan geweldloze kwetsbaarheid” (154v). Allemaal waar, wellicht, maar wat is hier nog de verbinding met Zacheüs? Het is een inwisselbaar preekslot geworden en mist daardoor scherpte en overtuigingskracht.
Ploum is oprecht bezorgd over onze wereld en zijn hartstocht voor gerechtigheid spat van de bladzijden af. Toch is het lezen van ‘Ik stuur jou’ vaker een beklemmende dan een bevrijdende ervaring. Maar misschien is dat eerste wel nodig, om bij dat tweede uit te komen?
Boekgegevens:
Franck Ploum, Ik stuur jou! Bevrijdend Schriftlezen, Mamre Liturgie z.p. 2016, 227 pag., isbn 9789082526004, € 16,95 – klik hier om dit boek te bestellen.