Solomon wordt het slachtoffer van een dergelijke praktijk. Hij wordt ontvoerd in Washington, verscheept naar New Orleans en daar als slaaf verhandeld, zonder mogelijkheid om familie of vrienden te waarschuwen. Hij is dan 32 jaar, getrouwd en vader van drie kinderen. Zijn vrouw en kinderen zien hem pas 12 jaar later weer terug, en dat mag een wonder heten.
In zijn boek, dat in het jaar van zijn vrijlating verscheen, vertelt hij zijn verhaal. Al snel wordt Solomon hardhandig duidelijk gemaakt dat hij geen enkele mogelijkheid heeft om zijn recht van vrij man te laten gelden. Hij is het bezit van anderen geworden. Onder de slavenhouders zijn ook meelevende mensen, maar Solomon, die een paar maal van eigenaar wisselt, krijgt toch vooral te maken met wrede en perverse meesters. Hij wordt diverse malen het slachtoffer van geweld, zoals dat eigenlijk dagelijkse kost is voor iedere slaaf of slavin. Een keer dreigt hij zelfs vermoord te worden, maar de slavenhouders of hun opzichters weten doorgaans precies tot de grens te gaan, want een dode slaaf is kapitaalvernietiging. Toch zijn tallozen slachtoffer geworden. Op weggelopen of gevluchte soldaten wordt genadeloos gejaagd, door speciale troepen die met bloedhonden zijn uitgerust. Desondanks waagt Solomon een keer zijn kans, vergeefs.
Hij blijft zinnen op mogelijkheden om aan zijn toestand te ontsnappen. Zwarten mogen zich niet vrij bewegen buiten de plantage zonder toestemming van hun meester. Ze kunnen zelfs door iedere willekeurige blanke naar hun verlofbriefje gevraagd worden. Er is geen mogelijkheid om zijn familie te schrijven, papier en pen zijn verboden bezit, geen postkantoor zou een brief van een zwarte aannemen. Hij moet het vertrouwen van een blanke zien te winnen, om zijn familie en verwanten in het Noorden te bereiken.
Uiteindelijk lukt dat doordat hij in contact komt met een rondtrekkende timmerman uit het Noorden die nogal vrijgevochten is en de slavernij afkeurt. Eén van de brieven die deze Bass voor Solomon verstuurt, bereikt twee juristen die de benodigde vrijheidspapieren voor hem opstellen. Ze reizen persoonlijk af naar Louisiana om hem vrij te krijgen.
Ondanks de afstand van meer dan anderhalve eeuw, raak je als lezer diep onder de indruk van dit relaas. Dat komt door de directe, levendige en beeldende vertelstijl van de schrijver. Hij vertelt zijn verhaal zonder opsmuk, waardoor de onmenselijke realiteit daarvan nog beter lijkt over te komen. Tegelijk bevat het boek passages over de techniek van katoen- en suikerteelt of over de details van de rechtszaak die tot zijn vrijlating leidt, die een hedendaagse lezer misschien als overbodig beschouwt. Toch geeft juist dat realisme aan zijn verhaal een eigen overtuigingskracht.
Opmerkelijk genuanceerd schrijft Solomon: “Het is niet de schuld van de slavenhouder dat hij wreed is, het is eerder de schuld van het systeem waaronder hij leeft. Hij kan zich niet onttrekken aan de invloed van de gewoonten en omgangsvormen om hem heen” (p. 197). Toch weet hij zeker dat, hoewel er menselijke meesters bestaan, “.. een instituut dat dergelijk onrecht toestaat, zulke onmenselijkheid als ik heb meegemaakt, een wreed, onrechtvaardig en barbaars instituut” is (p. 198).
Het boek kwam in 1853 uit en veroorzaakte toentertijd veel ophef. Het gaf een belangrijke impuls aan de anti-slavernijbeweging. Net als een kort daarvoor verschenen boek De negerhut van Oom Tom dat om een of andere reden veel sterker in de collectieve herinnering is voort blijven leven. Op het schutblad van de oorspronkelijke uitgave wordt dankbaar aan dit boek gerefereerd. Daarom zal de opmerking van Solomon op p. 214 wel niet ironisch zijn bedoeld. Hij wordt gedwongen om zelf zijn medeslaven met de zweep aan te sporen en dreigt gestraft te worden als hij dat niet streng genoeg doet. “Als Epps (de sadistische eigenaar) erbij was, durfde ik geen enkele mildheid te tonen, want ik beschikte niet over voldoende van de christelijke standvastigheid van een zekere welbekende oom Tom om zijn woede te trotseren en de taak te weigeren”.
Een boek dat je ademloos uitleest en met stomheid slaat over waartoe mensen in staat zijn. Of was het toch het systeem?
Klik hier voor de boekgegevens of om het boek te bestellen.
Waartoe systeemdenken mensen aanzet blijft je tot op de dag van vandaag met stomheid slaan.
Onder het motto ’too big to fail’ worden grote systemen als het ware onzichtbaar: ze zijn zó alomtegenwoordig, dat we ze niet meer waarnemen – of het nu om financiële systemen gaat of om politieke, sociale, religieuze: de menselijke maat verdwijnt en daarmee de mens zelf. En die almachtige systemen – die woekeren met onverminderde kracht door.
Eén ’too big to be visible’ feit dat ik graag met deze film in verband breng: het grootste aantal slaven dat op één moment in de VS te vinden was, is kleiner dan het aantal jonge Afro-Americans dat op dit moment in de VS in de gevangenis zit….
Dit is een gigantisch probleem, dat gemakkelijk te verbergen valt achter de mediahype om een aantal Oscars.