Heijne vindt in dit schilderij aanleiding om te spreken over het verschil tussen het middeleeuwse wereldbeeld, waarin God het al bestiert en de onttovering van de wereld die sindsdien heeft plaatsgevonden, waarin de mens stuurman van zijn eigen lot is geworden. De term ‘onttovering’ komt van de socioloog Max Weber (1919), waarmee hij duidelijk maakt dat moderne mensen niet meer rekenen met God maar rekenen op hun verstand. Voor een verklaring van de wereld, zoeken we naar rationele argumenten. Het magische denken dat wij aan de onberekenbare grillen van god of goden zijn overgeleverd, heeft daarmee afgedaan.
Wat Weber niet heeft voorzien volgens Heijne is dat deze analyse ook is overgezet naar het vlak waarop de mens niet de wereld, maar zichzelf probeert te verklaren. In de huidige mensvisie overheerst de technische blik. Wij zijn (slechts) biologische wezens, een bundeling strikt neurologische processen (Dennett). Op de problemen waar de mens zich voor ziet geplaatst, past alleen een rationeel antwoord. Met verhalen waarin wij onszelf een ethiek of moraal verschaffen, of een hogere zin aan de werkelijkheid toekennen, draaien we onszelf een rad voor ogen.
De eenzijdigheid van dit standpunt wordt gemakkelijk aangevoeld. Maar het is nog niet zo eenvoudig je daarvan te ontdoen. Dat komt door de overtuigingskracht die er van de onttoveringsthese van Weber uitgaat. Het magische denken is voorgoed voorbij. Maar dat hoeft niet te betekenen dat daarmee de menselijke verbeelding is uitgespeeld (p. 28). De mens heeft nu eenmaal een verhaal nodig om zichzelf in de wereld te oriënteren, te plaatsen, ook al is dat verhaal een projectie van zijn eigen verlangen. Het leven is meer dan alleen dat wat zich laat berekenen. De magie is over, de mythe blijft nodig.
Op dit punt grijpt Heijne terug op een artikel van Huizinga, de grote historicus wiens naam aan deze lezing verbonden is. Aan het einde van zijn leven, enigszins onder invloed van cultuurkritische stemmingen, wees hij al op het gevaar van een louter calculerende benadering van de mens: “In het getal echter bezwijkt het verhaal en wordt geen beeld geboren” (p. 34, citaat van Huizinga uit 1941).
De val van Icarus blijft ons ook in de moderne tijd fascineren, omdat dit verhaal (en het schilderij) de grens die aan de menselijke vrijheid is gesteld verbeeldt. Mensen kunnen misschien leren vliegen, maar niet de hemel bestormen. Heijne: “Wanneer wij onszelf en de wereld niet als gegeven beschouwen, maar als iets wat ons is gegeven, kan het ons behoeden voor de waan van de maakbaarheid. Die notie dwingt ons te interpreteren, betekenis te geven” (p. 41).
In een kort bestek haalt Heijne tal van denkers en schrijvers aan, maar ook striphelden als Batman en massamoordenaar Breivik. Het betoog is daardoor springerig en doet soms wat willekeurig aan. Misschien had zijn interessante verhaal aan kracht gewonnen als hij zich meer had geconcentreerd op de kern van wat hij met zijn lezing wil overdragen, namelijk dat een mens niet kan bestaan zonder een goed verhaal. De magie van de mythe.
Klik hier voor de boekgegevens.