De interviews hebben een vergelijkbare opbouw. Er is ruime aandacht voor de persoonlijke achtergrond en de spirituele zoektocht. Het lijkt alsof de vraag naar rituelen en naar de opvatting over een leven na dit leven, vaste bestanddelen van de interviews zijn geweest. Overigens wordt geen inzicht gegeven in de interviewmethode. Dat stoort bij lezing geen enkel moment, maar zou, als deze verhalen basis willen zijn voor theorievorming of een aanzet daartoe, wel wenselijk zijn.

Iedere geïnterviewde – mooi geportretteerd door fotografe Jocelyne Moreau – vertelt uiteraard een eigen verhaal. Toch zijn er enkele overeenkomsten te schetsen.

Het zal niet verbazen dat de geïnterviewden een weinig dogmatische houding aannemen ten aanzien van hun levensovertuiging. Er is sprake van een grote mate van openheid voor andere inzichten, voor nieuwe religieuze of spirituele voeding.

Voor een flink aantal van de geïnterviewden geldt dat de meervoudigheid een deel van hun culturele en etnische achtergrond uitmaakt. De in Turkije geboren Nilgün Yerli kwam op haar negende naar Nederland. Zij omschrijft haar geloof als een optelling van moslim, jood, christen, hindoe en boeddhist zijn. Gevraagd om haar religie in te vullen op een douaneformulier in India, schreef ze: Love.

De in Suriname geboren Rohan Rattan Hoeba combineert zijn van huis uit hindoe geloof losjes en gemakkelijk met het christen zijn. Zonder problemen kiest hij die elementen uit beide religies die passen bij zijn levensstijl en die van zijn vrouw: “Op zaterdag bid ik altijd alleen; op zondag bidden we samen. Bidden geeft me een goed gevoel. Als ik er tijd voor zou hebben, zou ik het elke dag doen. God accepteert dat ik het daar te druk voor heb (…) Vegetarisch eet Hoeba alleen op maandag. ‘Dat is de dag van Shiva. Ik zou wel helemaal vegetarisch willen zijn. Volgens het hindoeïsme mag je geen levende wezens doden, maar mijn vrouw is dol op vlees” (p.75-76). Een passage die mij doet denken aan de anekdote over politica Ien Dales die, ooit door collega Ivo Opstelten was uitgenodigd om een dienst van zijn uiterst vrijzinnige remonstrantse gemeente mee te maken. Na afloop verklaarde Dales: “Ja, zo kan ik het ook”.

Grenzen tussen religieuze tradities zijn poreus voor de geïnterviewden. Het eigen ‘goede gevoel’ blijkt vaak richtinggevend te zijn. In de bundel wordt een onderscheid gemaakt tussen de categorie van de flexibele gelovigen en die van de bekeerlingen. Dat lijkt wat kunstmatig, want ook de zogenaamde bekeerlingen hebben dan misschien wel het zwaartepunt van hun religieuze oriëntatie verlegd, maar dat betekent niet dat ze voorgoed met hun oude religie hebben afgerekend. Een goed voorbeeld daarvan is de voormalige franciscanes Jotika Hermsen die nu als boeddhist door het leven gaat. Ze blijft de grote christelijke feesten vieren en van christelijk-religieuze muziek houden (p. 99). Geen wonder dat ze een beetje gepikeerd reageert als ze verneemt dat ze in de categorie van de bekeerling is ingedeeld: “‘O, zit ik in die categorie (…) Ik heb het meest met het boeddhisme, maar ik ben niet weg bij Jezus. Ik ben een volgeling van Boeddha én Jezus'” (p. 97).

Het zijn elf mooie en bijzondere verhalen geworden, bijeengebracht in een fraai uitgegeven boek. Stuk voor stuk inspirerend om te lezen. Illustraties van een nieuwe trend van ‘zingeving voorbij de grenzen van religies’, zoals de ondertitel suggereert?

Om dat te kunnen zeggen is meer onderzoek nodig. Dat concludeert ook Manuela Kalsky in haar slotbeschouwing en ze kondigt dit onderzoek tegelijkertijd aan. Dan zal ook kunnen blijken of dit meer dan individuele verhalen zijn of dat ze werkelijk een trend vormen. Nu blijft onduidelijk hoe groot het aandeel religieuze verbinders is op de markt van religie en spiritualiteit. Wellicht kan na aanvullend onderzoek ook scherper onderscheid gemaakt worden tussen de arrangementen van flexibele gelovigen en bekeerlingen. Wat Kalsky niet noemt, maar wel intrigerend is, ook in het licht van ander onderzoek, in hoeverre de nieuwe flexgelovigen een sociale focus hanteren of dat hun spirituele arrangement zich beperkt tot het persoonlijk religieus welbevinden.

Intrigerend is de aangehaalde visie van de Duitse religiewetenschapper Von Brück, die betwijfelt of een meervoudige religieuze binding wel op een gelijkwaardig niveau kan plaatsvinden. Volgens hem heeft ieder mens een religieuze ‘moedertaal’ waar zich wel nieuwe talen of dialecten aan toe kunnen voegen, maar waarbij het grondpatroon blijft bestaan. Je tongval verlies je niet (p. 185).

Als dat zo is, lijkt de gesignaleerde hedendaagse flexibiliteit opeens minder uniek. Want is het niet van alle tijden dat mensen hun religieuze overtuigingen opbouwen door elementen uit diverse tradities creatief te verbinden? En zijn religies zelf niet een vergaarbaak van verschillende stromingen en invloeden? Denk maar (om dicht bij mijn eigen huis te blijven) aan de veelkleurige achtergrond van de grote christelijke feesten, met hun mix van joodse, christelijke en heidense elementen.

Kortom, genoeg om over zingeving in de 21e eeuw na te denken. Deze bundel met sprankelende verhalen nodigt daartoe uit.

Klik hier voor boekgegevens of om het boek te bestellen.

bert altena 2024 – kopie

Bert Altena

Predikant

Bert Altena (1963) is als predikant werkzaam in de Protestantse Gemeente Oost-Groningen. Hij promoveerde in de theologie en geeft …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.