Preken? Zo noemt ze inderdaad de toespraken die buiten de kerkmuren zijn gehouden, in theaters of bij kunstmanifestaties, waar Stegeman optrad als Theoloog van het Jaar. Preken is volgens haar ‘zeggen wat nu gezegd moet worden’. Als het goed is, brengt een preek iets teweeg, schrijft ze in het voorwoord (p.11).
Gebundelde preken hebben altijd iets steriels, zoals het boekje met theaterteksten een slap aftreksel is voor wie de show live heeft meegemaakt. Je koopt het uit enthousiasme maar kijkt er daarna nooit meer in. Het is goed voor te stellen dat de preken van Stegeman bij de hoorders iets teweeg hebben gebracht. Of dat ook geldt voor lezers is de vraag.
Sterke punten
Ze heeft een paar sterke punten. Een frisse toon die het persoonlijke niet schuwt en dat wordt tegenwoordig op prijs gesteld. Ze citeert moderne literatuur en heeft oog voor de actualiteit. Maar vooral put ze veelvuldig uit haar eigen ervaringen, als vrouw, als afkomstig uit – maar zich ontworsteld aan – een benauwend kerkelijk milieu. Ze vertelt over haar jeugd, over kampeerervaringen en ziekenhuisbezoek. Het persoonlijke is de preek.
Stegeman wil een ‘onbetamelijke theologie’ beoefenen, die royaal aandacht besteedt aan het lichamelijke en de seksualiteit. Er staat een Kerstpreek (?) in haar boek die zelfs over niets anders dan haarzelf en de beleving van haar lichamelijkheid gaat. Daarnaast gebruikt ze haar ervaringen als theoloog die een tijd lang in Jeruzalem heeft gewoond en gewerkt met Palestijnse christenen. Ze schreef er haar proefschrift, over de rol van Jeremia 32 in het conflict tussen Palestijnen en Joden.
Stegeman laat zich inspireren door de bevrijdingstheologie die de bijbel leest vanuit het perspectief van de gemarginaliseerde mens (armen, vrouwen). Tegelijk is ze voldoende gekneed in de hermeneutische traditie om te beseffen dat er niet één waarheid is en dat alle bijbel lezen interpretatie is. “De bijbel is voor mij meer het boek van vele vragen dan van alle antwoorden. Het zijn teksten verteld, herverteld, geschreven en herschreven door zoveel generaties en mensenlevens heen” (p. 97).
Soms verrast ze met een puntige formulering: “Schaamte is alles wat je ervan weerhoudt jezelf te accepteren zoals je bent” (p. 28); “Wanneer ben je vrij? Als je je ergens aan verbindt” (p. 42), of als ze Mozes een jihadist noemt (p. 49). Prikkelend is de uitleg bij de fameuze linkerwang tekst (Als iemand je op de rechterwang slaat, keer hem ook de linker toe) als een uitnodiging om je als een gelijke te laten slaan (p.98). Iemand op de rechterwang slaan gaat alleen met de achterkant van je hand, dus als een vernederend gebaar. Ook nieuw (voor mij) is de uitleg dat de vijf mannen die de vrouw, die Jezus bij de bron ontmoet volgens hem heeft gehad (Joh. 4) slaat op vijf koninkrijken die over het volk van de Samaritanen hebben geheerst (p. 145). Zo leer je altijd weer wat.
Weinig verrassend
Maar over het algemeen zijn deze preken toch te weinig verrassend om heel veel te weeg te brengen, op papier althans. In het verhaal van Kaïn en Abel gaat ze voorbij aan het prangende punt dat God het offer van Kaïn negeert en dus mede verantwoordelijk lijkt voor de fatale moord. De preek over Elia laat angstvallig het afslachten van de 450 Baälpriesters buiten beschouwing.
In de preek over de drie-eenheid, waarschijnlijk op de bestemde zondag gehouden en dus een verplicht nummertje, jengelt wat door terwijl het echt spannende aan het dogma van de drie-eenheid in de laatste regels wordt genoemd maar niet verder wordt uitgewerkt. Een gemiste kans. In de toespraak die ze bij de herdenking van verdronken vluchtelingen heeft gehouden, wordt niet duidelijk wat het verhaal van Jona daar nu precies mee te maken heeft. We zouden een voorbeeld moeten nemen aan de Ninevieten die ‘bootvluchteling’ Jona welkom heten?? (p. 86).
In meer preken is de exegese dun en de toepassing navenant: “Niemand is volmaakt. Niemand hoeft een ander te imiteren. Ieder mens heeft zijn of haar kwaliteiten zoals ook ieder van ons zijn of haar beperkingen heeft. Doorslaggevend is dat een mens genade vindt in zijn of haar eigen ogen” (p. 76). Dat genade ook nog iets van doen heeft met een goddelijke dimensie of een werkelijkheid die de onze overstijgt, is geen thema bij de Theoloog van het Jaar. Vergelijk ook het slot van een andere preek: “Gelovig zijn is iets als meebewegen met het leven zoals het zich aandient, daarin trouw zijn aan jezelf en aan je overtuigingen, zonder dat die overtuigingen hard als stenen worden, waarmee je dan weer anderen om de oren gaat slaan” (p. 82).
Je vraagt je af of de mooie gedachten die Stegeman naar voren brengt ook zonder de omweg langs de Bijbelteksten hadden gekund. Misschien is haar verzuchting “Waarom, in godsnaam, doen we het nog, vraag ik me in alle eerlijkheid soms af – Bijbelteksten lezen en die dan uitleggen. Een rare protestantse afwijking” (p. 71) daarom wel meer dan een terloopse opmerking.
Boekgegevens:
Janneke Stegeman, Heb je hem weer. 24 preken voor sceptici en andere gelovigen.
Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam 2017.
ISBN 9789461644435, paperback, 176 bladzijden.
Gerelateerde artikelen:
- Een gesprek met Janneke Stegeman over haar boek bij Kunststof (NPO Radio 1)
- Interview: ‘Zalig zijn degenen die een conflict niet uit de weg gaan’ – deel 1
- Interview: ‘De kerken zijn wit, de bestuurders ervan zijn wit en dat is kwalijk’ – deel 2
- Profielpagina en publicaties van Janneke Stegeman op Nieuw Wij
Jammer dat Kajin en Hewel er zo bekaaid van afkomen begreep ik. In mijn visie gaat, wanneer we die hele geschiedenis lezen, over het hoeden van je broeder. Die geschiedenis confronteert ons allemaal met onszelf en met elkaar. Confronteert ons in alle hevigheid met onze geschiedenis. . Wij worden, als het goed is, met de vraag geconfronteerd wie is mijn broeder en moet ik die hoeden? Daar gaat de geschiedenis van Kajin en Hewel over. En het antwoord is duidelijk. Wie in zijn medemens niet zijn broeder herkend en dus niet hoedt hem/haar en zijn/haar offer worden verworpen. Kajin heeft geleerd: Hij toont oprecht berouw en God is hem genadig. Hij heeft ons geleerd dat wij onze broeder dienen te hoeden. Als wij, daar geloof ik in, werkelijk de hoeder van onze broeder zouden zijn, en dat kunnen joden, christenen en moslims in onze zak steken, zou de wereld er totaal anders uitzien.
Ik snap dan ook nooit zo goed waarom Kajin een probleem is. Hij is mijn held omdat hij ons geleerd heeft dat wij de hoeder van onze broeder moeten zijn. Wanneer wij Kajin zouden volgen en gezamenlijk eensgezind zouden verklaren onze zonden is te groot hetgeen wij onze broeders hebben aangedaan, zouden we allemaal lucht krijgen en de betekenis begrijpen van Jesjaja dat de wapens omgebogen kunnen worden naar ploegijzers. Het is geen kwestie meer van kunnen, maar een kwestie van willen. Zolang wij joden, christenen en moslims niet in staat zijn om gezamenlijk een vredesgebed te maken en deze eensgezind te bidden en te zingen zullen wij niet de wapens kunnen ombuigen tot ploegijzers en mogen we ons de vraag wat geloven in de Eeuwige, God, Allah ons in feite te bieden heeft.
“Ontworsteld aan een benauwend religieus milieu”, als ik zoiets lees word ik enorm treurig, want dat religieuze milieu was voor mij juist een heel verrijkends iets, waar ik nog altijd met genoegen en dankbaarheid aan terugdenk. Ik vind die Janneke trouwens een moedige en oprechte vrouw, maar wel erg jong misschien, heeft ze wel de juiste begeleiding van een ouder en ervarener iemand gehad? Dat was zo in mijn tijd namelijk, maar, vrees ik, alle remmen los tegenwoordig, laat maar gaan!!
Niet treuren, Dirk. Er zijn inderdaad heel sombere stromingen binnen de protestantse tak. Daar had Binjamin het over in “een vorig draadje”: “Schuld en zonde”, dat kon/kan mensen volkomen knakken.
Mijn ervaringen in kloosters en in het gezin van mijn katholieke schoonouders waren volkomen anders: eenvoud, vergevingsgezind, zorgzaam en vrolijk. Heerlijk!
Wees blij met jouw ervaringen!
Beste Bert,
Ik heb een beetje gegrasduind in de overwegingen van Janneke en daar vallen best kanttekeningen bij te maken.
De overweging/de afstudeer scriptie (of hoe zoiets heet) heb ik beluisterd en die vind ik heel goed!
Die zou ik best willen gebruiken.
De titel lijkt me een duidelijke verwijzing naar het bekende boekje van filosoof / theoloog C.A. van Peursen ‘Hij is het weer! beschouwingen over de betekenis van het woordje ‘God’ ‘, precies 50 jaar geleden verschenen.
Als ik die naam hoor, denk ik inenen weer terug aan 50 jr geleden, de aulapockets over existentialisme, fenomenologie (die ik verslond, al zou ik niet meer weten wat er in stond) allemaal onder hoofdredactie van prof Buytendijk, ochoch, als ik daar nog aan denk, we zijn wel een halve eeuw verder (maar niets opgeschoten natuurlijk, tenminste, op geestelijk vlak niet).