We hebben waarschijnlijk allemaal een bepaald beeld van een engel: iemand in witte kleren, onberispelijk en met nette geformuleerde woorden. Zo niet Sjaak. Nee, Sjaak is niet bepaald een engel zoals je die misschien zou verwachten; Sjaak is dus een klein ventje dat in verschillende gedaantes in het leven van de schrijver verschijnt.
Ook het taalgebruik is wellicht niet zoals je dat van een engel zou verwachten, want Sjaak begint zijn Openbaringen aan Van de Glind met de woorden: ‘Hé, Makker, begint het eindelijk een beetje te dagen?’ Maar toch, de verschijning van Sjaak brengt hem er toe om op ‘kampeerpelgrimage’ te gaan. Met zijn koffer vol lege schriften gaat hij op weg. Echter, de schrijver die het boek van zijn leven wil schrijven wordt onderweg gemaand om rustig aan te doen en vooral ook te doen waar hij zin in heeft. De weg leidt hem onder andere naar de verschroeide aarde van Verdun, via Bourgondië naar de rust van Taizé.
En iedere keer verschijnt Sjaak met zijn vermaningen en wijsheden. Mocht de schrijver nu denken dat hij uitverkoren is om deze openbaringen te ontvangen, dan komt hij enigszins bedrogen uit, want Sjaak zegt: ‘Er zijn openbaringen voor iedereen. Sterker nog: het leven zelf is een voortdurende openbaring. Maar jullie hebben steeds weer de neiging het licht te bedekken en de bron dicht te metselen, het voedsel en de drank achter slot en grendel te zetten en hongerig en dorstig op zoek te gaan naar tekenen van leven die altijd weer vérder liggen.’
Het eerste Boek van Sjaak leest vlot en nodigt uit om er in door te lezen, want het maakt steeds weer nieuwsgierig wanneer en hoe Sjaak zal verschijnen en met welke soms boude uitspraken hij Van de Glind nu weer zal confronteren. Sjaak verkondigt: ‘…er zijn meerdere woorden mogelijk om het onheil te beschrijven. Het komt er op neer dat godsdiensten bedoeld zijn om mensen te helpen zichzelf te aanvaarden als waardevolle en liefdevolle wezens. Maar in gestolde vorm zetten ze mensen ertoe aan van zichzelf te vervreemden en het ideaal van de bovenmens na te jagen. Godsdiensten zouden oases van bevrijding moeten zijn, maar in gestolde vorm zijn het gevangenissen geworden.’
Op sommige momenten heeft Sjaak de neiging om op een wat al te ‘popiejopie’-achtige manier acte de présence te geven en geeft hij waarheden die we kennen en al vaker gelezen hebben: ‘Mensen zijn vaak zo ontzettend ontevreden met wat ze naar waarheid zijn. Ze zijn voortdurend bezig met iets anders te willen zijn. Terwijl het enige dat ze hoeven te doen is ophouden met zijn wat ze niet zijn. Als ze zichzelf zouden durven zijn zouden ze ontdekken dat dat precies genoeg is.’
De ondertitel van het boek vraagt enige overdenking. Is Sjaak in De Openbaringen van een gesjeesde engel een hemelse boodschapper die zijn engelenopleiding niet heeft afgemaakt of slaat gesjeesde op de betekenis van ‘snel lopen’ of ‘snel rijden’ (zoals Sjaak nogal eens doet) die sjezen ook kan hebben?
Evenwel is de vorm waarvoor Van de Glind gekozen heeft een verrassende. Het is een genoegen om mee te reizen met de schrijver en getuige te mogen zijn van zijn ontmoetingen met Sjaak; onderweg kunnen we meermaals stiekem gniffelen om de conversaties tussen de kleine engel en de schrijver. Een boek met wijsheden van de kleine Sjaak waar je tijdens en na het lezen nog eens rustig over na wilt denken en filosoferen, zoals ook de volgende passage: ‘Maar wie of wat ís God dan?’, roept de schrijver op een gegeven moment uit. ‘Is God dan het wonder van het leven?’ Sjaak antwoordt: ‘Ja, dat is Hij. Of Zij. En tegelijkertijd is Hij dat ook helemaal niet. En beide beweringen zijn onzin zolang je denkt dat het de woorden zelf zijn die weergeven wat Zij is. Maar het zijn de ruimten tussen de woorden. Het is de leegte die je openlaat, de stilte die Hem/Haar verwoordt.’
Als docent Levensbeschouwelijke Vorming heeft Van de Glind jarenlang de kans gehad rond te kijken in de schatkamers van de menselijke geest. Door het schrijven van boeken wil hij daar graag van uitdelen. Op zijn eigen unieke wijze schrijft Van de Glind over levensbeschouwing. Hij schrijft op zijn website: ‘Ik ben het jongetje dat aan het strand verheugd zijn schelpen raapt. Ik leg ze in een volgorde die me bekoort en laat m’n verzamelingen zien: ‘Kijk eens hoe mooi..!’ Het is knap hoe de schrijver mij in zijn verhaal meeneemt en mij als lezer doet twijfelen of ‘Sjaak’ echt in zijn leven is verschenen of dat Sjaak een schat is in zijn eigen menselijke geest.
Zo verlangen we op de keper beschouwd allemaal misschien wel eens naar een kleine wijze Sjaak die met ons meereist op onze levensweg…