Wat een uitdaging om de beginperiode van de islam te onderzoeken zonder dat je Arabisch kent, je “volslagen onbekend bent met oriëntaalse talen”, en ook nauwelijks Duits spreekt en je je afhankelijk maakt van derden die voor jou vertalen. Heb ik dat gemerkt tijdens het lezen? Misschien toch wel, maar dat het boek uiteindelijk niet overtuigt, komt volgens mij niet door deze tekortkomingen. Het komt omdat de boeiende schrijver Tom Holland vragen opwerpt, hypotheses aan de lezer voorlegt, maar uiteindelijk met een tamelijk traditioneel antwoord komt, sterk geïnspireerd door de klassieke islamitische traditie.
De spanning zit hem hierin dat Holland zich in een hoofdstuk dat zich met 50 pagina’s toch nauwelijks meer een inleiding mag laten noemen, vaststelt dat er geen of nauwelijks bronnen zijn uit de tijd van de profeet Mohammed (570-632), het ontstaan van de Koran en de, zeg, eerste 150 jaar geschiedenis van de islam. We hebben niet meer dan “ragdunne flarden, of het misleidende geglinster van luchtspiegelingen”, aldus de auteur (pagina 45). Er is sprake van “de totale afwezigheid van dateerbare verwijzingen naar Mohammed in de geschriften van de Arabieren zelf” (pagina 46). Daar wil de auteur het over hebben en in zijn inleiding lijkt hij alles ter discussie te willen stellen: “Dateert de Koran werkelijk uit de tijd van de Profeet?”. En: “Als hij niet in Mekka woonde, waar dan wel?” (pagina 59). Dat belooft wat.
Het ijzersterke gedeelte van het boek zit hem wat mij betreft in de beschrijving van de geschiedenis net voor het ontstaan van de islam: het Romeinse rijk en het Perzische rijk en al hun wederwaardigheden en de geschiedenissen van de Ghassanieden en Lakhmieden, de rijken die zich in het schemergebied tussen beide grootmachten bevonden. Ademloos las ik ze. De strijd tussen beide rijken, maar nog interessanter: de overname in die tijd van de wereld door die ene God. Natuurlijk waren de Joden al sinds jaar en dag monotheïsten. Maar op de een of andere manier deed het polytheïsme van de Grieken, Romeinen en Egyptenaren af. Die ene God nam alles over, of het de aloude Joodse was, of de nieuwe christelijke. De islamitische ene God paste moeiteloos in dit rijtje.
De auteur geeft aan de geschiedenis te willen beschrijven met inachtneming van alle verhalen, legenden, bijgeloof, geruchten die nu eenmaal hoorden bij samenlevingen waarin het metafysische een grote rol speelde. Of anekdotes zoals het setje dameskleren dat de Perzische generaal Bahram Chobin opgestuurd kreeg van zijn vorst, koning Hormizd, na een “kleine nederlaag tegen de Romeinen” (pagina 263). Het verhaal wordt door geen enkele noot ondersteund, maar staat er wel in. Ik vind het spannend en mij leidt het niet af.
Maar ik schreef het boven al. De auteur roept hoge verwachtingen op, maar zijn deel II getiteld ‘Hidjra’ (waarom niet Hizjra, de juiste transcriptie!) begint met een hoofdstuk dat ‘Meer vragen dan antwoorden’ heet. Niet geheel onlogisch als je bedenkt dat hij in het begin van zijn boek al vaststelt dat er nauwelijks bronnen zijn over de begintijd van de islam. De indruk wordt echter gewekt dat de auteur op de een of andere manier dit probleem gaat oplossen. Niets is minder waar. Alle vragen die gesteld worden over de rol van Mekka, het leven van de Profeet, de rol van de Koran in de vroege geschiedenis van de islam, het Omayyadische kalifaat, worden niet beantwoord. Ik vind zelfs dat de auteur bedroevend weinig aandacht besteedt aan het leven van de profeet als mens en als boodschapper Gods. Ook de wording van de Koran komt er bekaaid van af. Je leest uiteindelijk een verhaal over de vorming van een rijk dat in veel opzichten lijkt op de vorming van al die andere rijken uit dat tijdperk en dat de profeet en de Koran daar slechts een ondergeschikte rol in spelen. Een gouden kans laat Holland liggen als hij wel verwijst naar de rol van munten in de Omayyadische tijd, maar hij schrikt ervoor terug om op basis van de numismatiek met verstrekkende conclusies te komen zoals de Duitse geleerde Volker Popp, besproken in het boek De omstreden bronnen van de islam van Milo & Mulder (2009), het indertijd wel deed: waar de geschiedenis en harde munten elkaar tegenspreken, hebben de munten gelijk. Holland kent denkelijk ook geen Nederlands. Had hij voor deze taal geen expert bij de hand? En ook Popp noemt hij niet in zijn bibliografie. De traditie van de islam over de profeet noemt de auteur op een gegeven moment zelfs ‘onbetwistbaar’ (pagina 319). Kleine incongruenties zijn er ook. De auteur trekt de sterfdatum van de profeet, 632, in twijfel, maar datzelfde jaar zet hij niet in cursief in de Tijdtafel (pagina 399 vv.) waar jaartallen die cursief staan “onzeker zijn of volgens de overlevering”.
De angst indertijd dat het islamitische rijk het Vierde Beest was, waar de oudtestamentische profeet Daniël van verhaalt, bleek niet bewaarheid. Het was, om met de titel van het slothoofdstuk van het boek te spreken, ‘Meer van hetzelfde’. Ik doe de auteur met deze opmerking evenwel geen recht. De titel ‘Meer van hetzelfde’ eindigt immers met een vraagteken. De auteur heeft veel vraagtekens gebruikt, weinig antwoorden gegeven, in zekere zin zelfs “meer van hetzelfde”, maar de grote verdienste van zijn boek is dat het de islam verbindt met de geschiedenis ervoor. In die zin krijgen de opgeworpen vragen nog meer betekenis en is de urgentie nog groter geworden ze te beantwoorden.
Boekgegevens
Auteur: Tom Holland | Titel: Het vierde beest. God, de strijd om de wereldmacht en het einde van de oudheid | Uitgeverij: Atheneum – Polak & Van Gennep | Verschenen: voorjaar 2012
als ik dit zo lees, denk ik: niet kopen dus. Klopt dat meneer De Ruiter?