Sterk voert daarin een pleidooi voor de participatiesamenleving, maar is er tegelijkertijd beducht voor dat dit een eufemisme wordt voor ordinair bezuinigingsbeleid. Daarom wil ze, zo verklaart ze op de eerste bladzijde, “geen technocratische maar een ethische invulling, een invulling die recht doet aan ieders individualiteit en kwetsbaarheid” van het begrip participatie geven (p. 9).
Met name de kwetsbaarheid krijgt ruime aandacht. Sterk plaatst deze tegenover het ‘maakbaarheidsparadigma’ (p. 33) waarin mensen geneigd zijn hun onmacht en kwetsbaarheid te ontkennen of te ontlopen. Wie zijn kwetsbaarheid durft te erkennen en te doorleven, “opent de deur naar participatie, naar het helpen van elkaar”, stelt Sterk (p. 35), waarbij ze gebruik maakt van inzichten van de theologe Christa Anbeek. Voor haar geldt dat het toelaten van de kwetsbaarheid mensen doet beseffen dat wij op een diepere en fundamentelere manier met elkaar verbonden zijn.
Ter illustratie vertelt Sterk een ervaring die ze opdeed als programmamaakster. Op bezoek bij overlevenden van de aardbeving die in 2010 Haïti trof, ontmoette ze een moeder van een door de ramp getraumatiseerde dochter, die ook nog eens het slachtoffer geworden was van seksueel geweld (vrouwen in tentenkampen blijken daarvoor extra kwetsbaar te zijn): “Wat mij raakte waren de onmacht en de wanhoop van de moeder (…) Door haar ervoer ik ook mijn eigen kwetsbaarheid – die niet zozeer mijzelf geldt, als wel de kwetsbaarheid van mijn kinderen. De verbondenheid met een moeder en haar kind, maar daarmee ook tussen moeders, is een universele ervaring. Hoewel we elkaars taal niet spraken voelden we aan wat onuitspreekbaar was. Samen hebben we gehuild” (p. 34).
Tegen zo’n schrijnend verhaal kun je natuurlijk niets inbrengen. Maar wat wordt hier precies geillustreerd? (Het is overigens onbekend hoe de Haïtiaanse moeder op de ontmoeting met de IKON-programmamaakster terugkijkt.)
Het betoog van Sterk doet sympathiek aan. Ze onderbouwt het met enkele ethische uitstapjes naar denkers als Martin Buber, Emmanuel Levinas en de Deen Knud Logstrup, die allemaal het fundamentele belang van de menselijke relatie onderstrepen. We zijn van elkaar afhankelijk en op elkaar aangewezen, en dit gegeven zorgt ervoor dat er een ethische eis vooraf gaat aan ieder moreel principe, namelijk om het vertrouwen van de ander die op mij rekent niet te beschamen (vgl. p. 48). Tegelijk blijft het een wat oppervlakkig verhaal, waarbij je dikwijls het idee krijgt dat de politica in Sterk nog steeds aanwezig is, die zich weliswaar distantieert van de politiek zonder visie van Rutte (p. 58), maar zelf ook bleke zinnen kan schrijven waarbij je maar moet raden wat ze eigenlijk bedoelt: “Een participatiesamenleving zal, als ze goed functioneert, juist ruimte moeten geven aan afhankelijkheid, lijden en ziekte. Die zaken liggen niet langer vooral op het bordje van overheidsgefinancierde hulpverlening en zorg; we zullen als samenleving met elkaar meer moeten doen om hulp te bieden” (p. 36) en een ander voorbeeld: “Maar als de overheid werkelijk taken teruglegt en zich meer afzijdig houdt, zal de eigen kwetsbaarheid van de overheid, van falend beleid en regels die niet voldoen misschien duidelijk zichtbaar worden. Dat vergt een overheid die dat aandurft en onder ogen kan zien en niet terugschrikt bij de eerste de beste motie van wantrouwen” (p. 37-38).
In de laatste paragraaf van haar essay komt de auteur, zelf geschoold als theoloog, expliciet te spreken over de rol van theologen. Sterk ziet hen vooral als “profeten en dromers” (p. 55). Ook hier lijkt de vaagheid te regeren, want als theologen al te kritisch worden en bijvoorbeeld hun stem verheffen tegen het asielbeleid, is dat voor Sterk “nogal gratuit” (p. 56). Zij ziet haar vakbroeders en -zuster het liefst als vertellers van inspirerende verhalen, “om de vonken onder de as brandend te houden en het vuur aan te blazen” (59).
Klinkt goed, maar na lezing van haar pleidooi blijf je wel achter met de vraag hoeveel maatschappelijk vuur haar boodschap dat ‘ieder mens er mag zijn’ (p. 57) en ieder mens waarde heeft ‘omdat we er simpelweg zijn’ (61) nog op kan rakelen.
Klik hier voor de boekgegevens of om het boekje te bestellen.