Hans Achterhuis, voormalig filosoof des Vaderlands, is al zijn hele filosofische leven lang gefascineerd door Hannah Arendt. In de jaren zestig werd zij wereldberoemd toen ze verslag deed van het proces tegen één van de beruchtste nazi-misdadigers Eichmann. Ze muntte toen de term ‘de banaliteit van het kwaad’ waar tot de dag van vandaag misverstanden over blijven bestaan. Ze bedoelde uitdrukkelijk niet het kwaad van Eichmann te bagatelliseren, noch dat ‘er in iedereen een nazimisdadiger schuilt’, zoals vaak wordt gedacht. Ze noteerde alleen maar hoe het kwaad niet per se gehuld gaat in een monsterachtige gestalte, maar zich kan manifesteren in de ondoordachte daden van op zich gewone mensen.
Het definitief ontzenuwen van de misvattingen rondom ‘de banaliteit van het kwaad’ is één van de doelen die Achterhuis zich heeft gesteld met zijn boek Ik wil begrijpen draagt (naar het adagium van Arendt zelf). Of hij daarin slaagt, blijft de vraag. Daarvoor blijft de term teveel discussie oproepen. Maar misschien is dat juist wel in de lijn van wat Arendt zag als de functie van goede filosofie.
De ondertitel De onbekende Hannah Arendt heeft iets pretentieus. Het leven en het werk van Arendt is rijk gedocumenteerd. Hoe ze als begaafde filosofiestudente onder de invloed van Heidegger kwam, zich van hem losmaakte, in de jaren dertig op de vlucht sloeg voor de nazi’s en uiteindelijk in Amerika een nieuw vaderland vond, en zich steeds meer als een invloedrijk politiek denker manifesteerde. Er is een onafzienbare secundaire literatuur over allerlei denkbare aspecten van haar werk. Is er nog iets onbekends aan haar?
Achterhuis meent van wel. Hij wijst met name op de invloed van haar eerste man Günther Stern (schrijversnaam: Günther Anders). Diens vergeten roman De catacombe van Molusië leest Achterhuis als een tekst waarin allerlei thema’s aan de orde komen die later in het werk van Arendt opduiken. Met name gaat het om het waarheidsbegrip tegen de achtergrond van de Griekse filosofie van Socrates en Plato. Maar ook het belang van het vertellen van verhalen, wat tegenwoordig de narratieve filosofie heet, wordt door Arendt voortdurend benadrukt en is een belangrijk thema in de roman van Anders. Achterhuis’ lezing levert een boeiend hoofdstuk op.
Een ander, volgens Achterhuis, onderbelicht facet van Arendt is haar relatie tot haar eigen joodse traditie. Of dit werkelijk onderbelicht is, waag ik te betwijfelen. Feit is wel dat het uitgebreide hoofdstuk dat Achterhuis hieraan wijdt goed duidelijk maakt dat de ‘joodse gesitueerdheid van haar denken’ van wezenlijk belang is om haar te begrijpen. Niet in het minst door de commotie na haar verslag van het Eichmann-proces, waarbij ze veel kritiek kreeg uit Joodse kringen, en door haar eigen moeite met het politieke zionisme, werd dit een brisant thema in haar leven. Voor Achterhuis is het een onmisbare sleutel tot haar werk.
Of hij nu wel of niet onbekende aspecten blootlegt, is uiteindelijk niet belangrijk. Dat soort pretenties doet het goed op de achterflap en in promotieteksten voor het boek. Maar dat heeft Achterhuis niet nodig.
De charme van zijn vlot geschreven boek is wat mij betreft de persoonlijke insteek die vanaf het begin het hele boek doortrekt. Het is één lange liefdesverklaring aan een filosofische vriendin waarmee hij al een heel leven optrekt. Het persoonlijke, altijd al prominent in de boeken van Achterhuis, is hier zo mogelijk nog nadrukkelijker (te veel?) aanwezig. Uitdrukking van de manier waarop hij zelf filosofie bedrijft, dicht op de eigen huid en op die van de actualiteit.
Soepel schakelt Achterhuis tussen het denken van Arendt en de thema’s uit de hedendaagse politiek, van Trump, fake news, het racisme-debat tot de discussie over het koloniale verleden. En passant maakt hij daarmee de blijvende relevantie van Arendt’s filosofie duidelijk. Het verklaart wellicht ook de opgebloeide populariteit van haar denken, dat altijd praktisch georiënteerd is.

Zelf beschouwde ze zich niet zozeer als een filosofe, maar als een politiek denker, die wilde bijdragen aan het politieke handelen. Waarbij dat laatste breed geldt, niet in verengde partijpolitieke zin.
Met Arendt deelt Achterhuis het vermogen om filosoferen tot een levendig iets te maken. Hij onderzoekt zijn eigen ontwikkeling en is niet te beroerd om terug te komen op eerder ingenomen standpunten. Net als Arendt zelf overigens.
Dit boek is daarom, tot in de titel aan toe (!), naast een mooie introductie tot het denken van Hannah Arendt, ook een weerslag van het filosoferen van Hans Achterhuis. En daarmee een fraaie illustratie van het plezier en het belang dat uitgaat van oprecht, onbevooroordeeld, ongebonden en zelfkritisch denken.
Hans Achterhuis. Ik wil begrijpen. De onbekende Hannah Arendt. 390 pagina’s. Uitgeverij Lemniscaat, september 2022.