In het eerste deel vertelt hij zijn levensverhaal tot nu toe. Zijn lot stempelt hem tot vluchteling: “Er is altijd een gegronde reden waarom iemand zijn geboortedorp, vrienden, zelfvertrouwen en comfortzone verlaat om in een grote leegte terecht te komen, en opnieuw te beginnen. Een leegte waar je wordt uitgemaakt voor asielzoeker, profiteur, gelukszoeker” (p. 35-36). Een citaat waarin de pijn terug te vinden is, zowel van afkomst als bestemming. Want, wanneer hoor je er echt bij? Dat is de vraag die Magendane steeds weer gedwongen is te stellen en die de drive voor dit boek vormt. Hij beschrijft zijn ervaringen in Nederland. De goede ervaringen van mensen die hem helpen, die in hem geloven en hem stimuleren. Met name zijn docent van de schakelklas in Assen, mevr. Van Schaick, die zijn talent en ambitie herkent en hem op het spoor van een wetenschappelijke studie zet, plaatst hij in het zonnetje (zoals hij dat eerder in een artikel in De Groene deed). In een gastgezin, eveneens in Drenthe, ervaart hij dat hij erbij hoort, als hij geconfronteerd wordt met de omfloerste botheid van een voor hem geschreven Sinterklaasgedicht. Pas achteraf ziet hij dit “als een teken van acceptatie en respect. Ik was welkom in het gezin. Er mochten botte grapjes over mij gemaakt worden. Ik was zoals dat mooi in het Nederlands heet: ‘in de zeik genomen’” (p. 68).
Maar datzelfde Sinterklaasfeest heeft ook een donkere kant. Magendane vertelt hoe de confrontatie met Zwarte Piet verwarring en weerstand oproept. Hij komt er in zijn boek een aantal keren op terug. Op een avond in Barneveld, met kerkelijke jongeren, waarop hij zijn weerzin tegen deze racistische traditie uitspreekt, krijgt hij te horen dat dat hetzelfde is als “iemand die als gast in jouw huis besluit het schilderij van de muur te halen dat hij lelijk vindt” (p. 99). Deze opmerking blijkt de trigger te zijn, die Magendane ertoe brengt om zijn verwarring nader te onderzoeken. Is hij niet meer dan een gast, of heeft hij ook ‘recht van spreken in het huis Nederland’?
Het tweede deel van het boek gaat daarom over ‘het huis dat Nederland heet”. Met zijn politicologische kennis verkent Magendane de verschillende aspecten van burgerschap, de mechanismen van uitsluiting en insluiting en de identiteitsdiscussies die de laatste jaren worden gevoerd. Juist zijn ervaringen als migrant helpen daarbij: “De nieuwkomer weet immers als geen ander hoe het is om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden, tijd en ruimte. Daarom kan hij als een bron van inspiratie dienen in de Nederlandse zoektocht naar houvast in een complexer wordende wereld” (p. 114-115).
De metafoor van het ‘huis’ als de gezamenlijke ruimte die we bewonen, staat hierbij centraal. Bij zijn theoretische beschouwingen hanteert Magendane verschillende invalshoeken die soms wat op gespannen voet met elkaar staan. Zo is hij voor een dynamische opvatting van identiteit. Identiteit ligt niet vast, maar is vloeibaar en veranderbaar en bestaat in veelvoud. Verderop pleit hij echter voor het vertellen van nieuwe verhalen om daarmee “een gezamenlijke identiteit te ontwikkelen (….) die ons eigen maakt en onderscheidt van de buren om ons heen (…) een gezamenlijke identiteit ontwikkelen” (p. 179) en lijkt het toch weer om iets vaststaands te gaan.
Ook de (statische) metafoor van het huis, staat op gespannen voet met een dynamische opvatting van identiteit. Verder worstelt hij met de begrippen private ruimte en publieke ruimte, waarbij de laatste de metafoor van het huis overstijgt. Dan wordt het huis opeens een “appartementencomplex waar de bewoners hun eigen studio hebben (de binnenkamer), maar daarnaast ook een publieke ruimte delen”, waarbij je moet denken aan de gangen, de kantine of lobby en de binnentuin (p. 172).
Vervolgens introduceert hij “het raam, de tafel en het scherm” die de drie plekken binnenshuis markeren waar de bewoners van het huis geconfronteerd worden met de buitenwereld (raam en scherm) en met elkaar (de tafel, waar de beslissingen worden genomen). In het laatste hoofdstuk blijkt volgens de auteur het huis dat Nederland is ook nog eens te maken te hebben met rotte fundamenten zodat het verzakt is (p. 229) en dan is de rekbaarheid van de metafoor wat mij betreft wel overschreden.
Ondanks deze bezwaren, biedt het boek van Magendane in dit tweede deel genoeg prikkelende inzichten die van belang zijn voor het gesprek (de therapie) over wat voor soort samenleving we met elkaar willen zijn.
Aan het einde van zijn boek blijkt Kiza Magendane inmiddels de Nederlandse nationaliteit te hebben gekregen. “En toch kan ik niet met zekerheid zeggen dat ik mij een Nederlander voel. Het tegenovergestelde beweren lukt mij ook niet”. Deze mixed feeling onderstreept de noodzaak, en is tevens de stimulans om “met elkaar te praten, naar elkaar te luisteren, onze emoties met elkaar te doelen – en vanaf daar samen dat nieuwe verhaal over Nederland te ontwikkelen” (p. 238).
Kiza Magendane, Met Nederland in therapie, Uitgeverij Prometheus Amsterdam 2021, 240 pag., €19,99. Bestel het boek op Bazarow.com.