Als kind had Hermsen al het verlangen om ergens anders te zijn. Dat heeft te maken met de onveilige omgeving waarin ze opgroeit waardoor het gevoelige meisje, dat liever boeken leest, een verlangen ontwikkelt naar “mijn ‘echte’ huis” dat elders was (p.31). Ze noemt het verteverlangen. Het is een soort heimwee naar het leven dat ‘altijd ergens anders lijkt te zijn’. Wat is dat precies voor gevoel?
Een relatie die na jaren stukloopt, of in ieder geval zich anders ontwikkelt dan ze zelf gehoopt had, is een tweede aanjager van de zoektocht die ze in dit boek onderneemt. Niet dat ze ons belast met de details, maar tussen de regels door wordt voldoende duidelijk dat deze ‘crisis’ haar noodzaakt om, zoals het een filosoof betaamt, zichzelf en haar verwarde gevoelens tegen het licht te houden.
En dan is er nog een derde kwestie, waar ze in haar zelfonderzoek niet omheen kan, wil ze verder komen. In haar puberteit heeft ze na een avondje oppassen een vervelende ervaring als de vader haar terugrijdt en zich aan haar opdringt. Na een toevallige ontmoeting met de dader zoveel jaren later kan ze deze traumatische herinnering niet langer verdringen. Thuis kon ze er toen niet over praten, of durfde dat niet. Nu moet het openbaar.
In Onder een andere hemel is Hermsen op zoek naar de oorsprong van dat wonderlijke gevoel, een mix van heimwee en verlangen. Maar ook op zoek naar het kind dat ze ooit was en de vrouw die ze is geworden. Gelukkig domineert dit al te persoonlijke perspectief niet te veel. Het is meer zo dat via de persoonlijke vragen er een literair filosofische zoektocht wordt ondernomen die vragen thematiseert die het persoonlijke overstijgen en ook voor ons als lezers interessant worden. Wat is ‘thuis’? Waar zijn we het dichtst bij onszelf? Hoe vinden we een thuis in de wereld? Is dat bij anderen of is het in de taal of in ons eigen innerlijk?
Deze filosofische zoektocht voert haar langs diverse locaties. Van haar huis in Amsterdam, de huizen van haar jeugd, het Parijs van haar studententijd, tot een schrijvershuisje in Drenthe en een vakantiewoning in Frankrijk – geliefde plaatsen voor Hermsen. Maar op al die plaatsen overvalt haar telkens weer het verteverlangen, de onrust om verder te trekken. Ze onderneemt in dit boek een haast religieuze pelgrimage naar een paar schrijverswoningen, zoals die van Lou Salomé in het Duitse Göttingen. Een huis dat overigens bij nader onderzoek niet meer blijkt te bestaan; gelukkig vermeldt een klein bronzen plakkaat op het appartementencomplex dat op de bewuste plek is verrezen haar naam en data: Lou Andreas-Salomé 1861–1937 (p. 192).
Salomé, schrijfster en psychoanalytica, was in haar jeugd bevriend geweest met de filosoof Friedrich Nietzsche en onderhield, naast haar huwelijk, relaties met de dichter Rainer Maria Rilke en later met Sigmund Freud. Ze is één van de favoriete auteurs van Hermsen, hetzelfde geldt voor Rilke, die een prominente rol speelt in dit boek.
De gevoelige gedichten van Rilke raken een snaar bij Hermsen. Rilkes melancholie sluit aan bij het onbestemde gevoel dat zij zelf onderzoekt en waar ze maar geen grip op krijgt. Misschien moet dat ook niet. Rilke cultiveerde met zijn begrip ‘wereldbinnenruimte’ een ‘onherbergzame middenzone’ waar heimwee en verlangen elkaar ontmoeten, zonder tot een definitieve oplossing te komen. “Het is een binnenwereld die geen kloktijd kent, maar in een andere tijd ligt ingebed, waarin heden en verleden, leven en dood in een mythisch verband bijeenkomen. Het is de ruimte van de herinnering en de verloren tijd, die zich opnieuw aan het ‘opene’ en ‘beloftevolle’ van het ogenblik verbindt, waarin we als kinderen vanzelfsprekend thuis waren, maar die we als volwassenen verlaten hebben” (p. 226).
Zo blijft de zoektocht gaande, zonder tot een definitieve uitkomst te leiden. Aan het einde van haar reis vindt Hermsen zich weer terug bij waar het begon, bij zichzelf. Zo wordt de reis, een vertrouwd literair en filosofisch motief, de omweg die nodig is om uiteindelijk thuis te komen. Daar waar het leven is. Daar waar jij zelf bent. “Elke plek onder de hemel, hoe vreemd ook, kan een thuis zijn”, is de slotsom (p. 312).
Onder een andere hemel is een boeiende zoektocht, meanderend door het leven, de literatuur en de filosofie. Als lezer word je uitgenodigd tot een vertragende manier van lezen en overpeinzen. De vele namen van schrijvers, denkers en kunstenaars die de revue passeren, geven je daarbij het prettige gevoel in goed intellectueel gezelschap te verkeren. Al heeft het soms iets elitairs.
Het levert alles met elkaar geen schokkende inzichten op en nergens wordt het echt verontrustend. De harde realiteit van de wereldproblemen? Daar gaat dit boek niet over. Even dringt die werkelijkheid binnen als ze op een afrit van de Boulevard Péripherique rond Parijs wordt geconfronteerd met bedelende vluchtelingen: “De file trok weer op. Ik zocht in mijn tas naar wat kleingeld, maar de man was al tussen de tentjes verdwenen”. Het gaspedaal wordt ingedrukt: “Tel je zegeningen, dacht ik, koester wat overblijft. Ik zou mijn huis opruimen, de meubels afstoffen, de oude foto’s en brieven opbergen, vazen vol rozen neerzetten en de heimwee glorieus overwinnen” (p. 83).
Joke J. Hermsen, Onder een andere hemel. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2023. 316 pag. €23,99.