Deze en nog vele andere vragen worden diepgaand behandeld in het nieuwe boek van de Vlaamse socioloog en professor in de Pedagogische Wetenschappen Orhan Agirdag. Een centraal uitgangspunt in het boek is dat “etnische diversiteit in het onderwijs niet noodzakelijk in problemen moet resulteren. Er is voldoende wetenschappelijke evidentie en er zijn talrijke voorbeelden van scholen waaruit blijkt dat etnische diversiteit kan samengaan met kwaliteitsvol onderwijs.”(p.12)
Het boek is bedoeld voor “(toekomstige) leraren, schoolleiders, pedagogische begeleiders, schoolpsychologen, sociale werkers, onderwijsbeleidmakers, ouders, maar ook voor al wie van veraf of dichtbij betrokken is bij het onderwijs. Dat betekent in feite iedereen.”(p.12) Het boek is echter wel geschreven met de Vlaamse context in het achterhoofd, die enigszins verschilt met de Nederlandse context. Maar los van enkele verschillen zijn de uitdagingen en analyses van etnische diversiteit in het onderwijs – zoals beschreven in dit boek – ook van toepassing op de Nederlandse context.
Agirdag schreef dit boek vanuit de frustratie dat veel studieboeken in de lerarenopleiding vol zitten met achterhaalde en zelfs foute ideeën over etnische diversiteit en de omgang daarmee. Zo zouden zwarte scholen minder goed zijn dan witte scholen, jonge kinderen zouden geen kleur zien en niet discrimineren, als leerkracht zou je het best kleurenblind zijn en raciale verschillen moeten negeren, en kinderen zouden op school en liefst ook thuis het best enkel Nederlands spreken. Stuk voor stuk aannames die gemeengoed zijn geworden in onze samenleving en die de auteur één voor één met wetenschappelijke onderbouwing fileert.
Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden een aantal begrippen uiteengezet, zoals etniciteit, cultuur, ras, migratieachtergrond en identiteit die nodig zijn om de rest van het boek te begrijpen en om spraakverwarring te voorkomen. De auteur staat onder meer stil bij het feit dat het begrip ‘ras’ weliswaar biologisch niet bestaat, maar waar we als sociale constructie niet omheen kunnen. Het eerste wat opvalt bij het zien van iemand, zijn immers de uiterlijke kenmerken die een individu deelt met anderen van een (etnische) groep.
‘Rad van ongelijkheid’
In het tweede hoofdstuk worden de structuren van etnische ongelijkheid ontwaard aan de hand van een door de auteur bedachte metafoor ‘het rad van ongelijkheid’. Dit rad dat in een mooie illustratie is weergegeven maakt helder hoe ongelijke prestaties van leerlingen samenhangen met racisme. Racisme is volgens Agirdag geen individuele houding of een kwade intentie van een persoon maar een ”-isme” dat de samenleving doordrenkt. Een politieke ideologie, dat als een sorteersysteem van macht werkt en dat – formeel of informeel – ‘wit’ naar boven en ‘gekleurd’ naar beneden sorteert. De uitzonderingen bevestigen de regel. Het systeem van racisme gaat over macht en privileges en is verbonden met stereotypering, vooroordelen, lage verwachtingen, discriminatie en segregatie.

In hoofdstuk 3 gaat het over de rol die leerlingen zelf hebben en hoe het kan dat sommige jongeren hun agency gebruiken voor antischools gedrag: “De jongeren saboteren hun eigen schoolloopbaan en die van hun peers omdat de school niet als een ruimte wordt gezien die van hen is.(…) Ze herkennen zichzelf noch hun gemeenschap in het schoolse; ze zien niet wat school voor hen kan betekenen. Tegelijkertijd zien ze dat welgestelde witte kinderen zich op school thuis voelen als een vis in het water.”(p.79) In dit hoofdstuk wordt ook het emanciperende potentieel (‘cultureel kapitaal’) van gemarginaliseerde gemeenschappen aangestipt, en hoe zij dat kunnen gebruiken om het rad van ongelijkheid te keren. Eén van die manieren is om eigen scholen op te richten en zo een context te creëren waarin leerlingen van een etnische minderheid zich wel thuis voelen en kunnen ontsnappen aan een context waarin ze niet als gelijken worden behandeld. Zo blijkt volgens onderzoek dat moslim kinderen op islamitische scholen beter presteren dan op andere scholen.
In hoofdstuk 4 bespreekt Agirdag wat andere actoren zoals politiek, school en gezin kunnen doen om het tij te keren, inclusief praktijkvoorbeelden over bijvoorbeeld omgang met meertaligheid op school. In het laatste hoofdstuk wordt het boek helder samengevat.
Het mooie van het boek is dat het toegankelijk is geschreven, moeilijke begrippen worden eenvoudig uitgelegd. Het boek heeft ook een heldere structuur. Ook is het wetenschappelijk goed onderbouwd met veel verwijzingen naar academische literatuur. De bevindingen van empirisch onderzoek zijn overzichtelijk gemaakt in heldere figuren en tabellen. De lezer wordt meegenomen in de analyses door middel van een verhaal met klassenfoto’s, waarbij een Turks jongetje in verschillende hoofdstukken gevolgd wordt in zijn schoolloopbaan.

Het boek is, zoals Jan Blommert (Tilburg University) op de achterkant van het boek schrijft, “een potentiële gamechanger in debatten over taal en onderwijs”. Daar ligt echter ook een tekortkoming. De auteur legt vooral het accent op de talige dimensie van etniciteit en diversiteit, en gaat minder diep in op de (overige) culturele en religieuze dimensies van etniciteit en diversiteit. Toch zou iedereen die zich met onderwijs, opvoeding en de superdiverse samenleving bezig houdt en die wil weten wat relevante wetenschappelijke onderzoeken erover zeggen, dit boek moeten lezen.
Onderwijs in een gekleurde samenleving. Orhan Agirdag. EPO Uitgeverij, 2020. 260 pagina’s.