In zijn Ongelukkige identiteit, een verzameling artikelen over het failliet van de multicultuur, zet Finkielkraut, filosoof en vermaard publicist, het nodige retorische geweld in om de misstanden in (de Franse) maatschappij aan de kaak te stellen. Een enkele maal citeert hij uit kritische rapporten, meestal over de staat van het nationale onderwijs. Vaker gebruikt hij voorbeelden rechtstreeks uit het klaslokaal, ontleend aan leraren uit het voortgezet onderwijs die rapporteren over leerlingen met gebrek aan interesse en lak aan fatsoen. Schokkend genoeg, maar is het naast illustratief ook representatief?
Finkielkraut richt zijn pijlen op kwalijke ontwikkelingen in het land waar zijn familie, van Pools-Joodse afkomst, na de oorlog een bestaan kon opbouwen, en dat hem daarom meer dan dierbaar is. Zijn kritiek is geen nieuwe geluid in een Europa dat de laatste jaren wordt gekenmerkt door scepticisme, oplevend nationalisme, verzet tegen immigratie en kritiek op het multiculturalisme. Tegelijk gaan Finkielkrauts artikelen vooral over problemen die specifiek zijn voor de Franse context. Vanwege een rigide (republikeinse) opvatting van de scheiding tussen kerk en staat, dient het Franse nationale onderwijs geheel vrij te zijn van elke religieuze uiting, wat heeft geleid tot het beruchte hoofddoekverbod, dat in geen enkel ander Europees land geldt. In liberale samenlevingen gaat men daar meer ontspannen mee om, omdat de vrijheid om je eigen identiteit ook in de publieke ruimte (zoals de school) uit te dragen ook belangrijk wordt gevonden.
Typisch Frans is verder Finkielkrauts pleidooi voor de hogere cultuur, de literatuur en het theater uit de beste Franse tradities. Hij is trots op de Verlichting, de Franse taal en de Franse geschiedenis. Zelfs de typische Franse kunst van de galanterie wordt ingezet om de voortreffelijkheid van de eigen cultuur te onderstrepen (p. 45).
De belangrijkste grief van Finkielkraut is dat in Frankrijk een soort politieke en culturele correctheid is ontstaan, die trots op de eigen identiteit verbiedt. De politiek doet daar aan mee, in plaats van tegenwicht te bieden. Uit zogenaamd respect voor ieders eigenheid, vallen we elkaar niet meer lastig met normen en regels voor het sociale verkeer. Vandaar de verwatering van het moraalonderwijs, de verloedering van het taalgebruik, de kledingstijl en de ongegeneerde omgangsvormen waarin mobiele telefoongesprekken in de metro worden gevoerd of kinderen zich in gezelschap afzonderen met hun computerspelletjes. Ziedaar enkele voorbeelden waar Finkielkraut zijn staf over breekt.
Hier en daar zegt hij enkele behartigenswaardige dingen, over de waarde van een culturele erfenis en kennis van het verleden. Met name in het artikel over de beroemde cultureel-antropoloog Claude Lévi-Strauss (89-103), dat het meest evenwichtige deel van het boek is:
“Alleen vanuit wat ons is overgeleverd kunnen we iets nieuws brengen. Als we ons verleden vergeten of uitbannen, staan we niet open voor de toekomstdimensie, maar onderwerpen we ons lukraak aan de loop der dingen. Als er niets voortleeft, kan er ook geen nieuw begin worden gemaakt” (100).
Maar al met al schiet zijn betoog toch ruim door de bocht. Finkielkraut is veel te eenzijdig en te pessimistisch en reikt bovendien nog niet het begin van een remedie aan.
Misschien past dat wel bij een polemisch geschrift. In dat opzicht staat hij zelf in één van de beste tradities van zijn geliefde Frankrijk, waar de galanterie van het retorisch polemiseren al eeuwenlang tot ware kunst is verheven. Zonde, als dat zou verdwijnen.
Boekgegevens:
Auteur: Alain Finkielkraut | Titel: Ongelukkige identiteit. De ontsporing van de multicultuur | Uitgeverij: De Bezige Bij Antwerpen | Verschenen: mei 2014 | ISBN: 9789085425939 | Prijs: € 19,99