Het boek wordt gepresenteerd als ‘onmisbaar’. Je mag dus verwachten dat de gegeven verklaringen van de begrippen deze spraakverwarring proberen weg te nemen door kort de verschillende manieren waarop bijvoorbeeld shari’a wordt verstaan uit te leggen. Shari’a is een van de meest verkeerd gebruikte termen in het actuele islamdebat. Wanneer je echter de door hen gegeven omschrijving van shari’a (p. 24) leest, zie je eerder een waardeoordeel dan een uitleg.
Sharia
Er wordt correct vermeld dat shari’a een ‘verzamelnaam’ is en dat er geen ‘universele codex’ van bestaat. Maar daarna wordt de islam meteen gespiegeld aan een christendom dat ‘burgerlijke en politieke wetten van de religieuze wetten onderscheidt’ met een ‘wereldlijke draagwijdte’. Hiermee wordt een pre-Verlichtings versie van de islam, waarin men nog het individu benadert als automatisch onderdeel van een geloofsgemeenschap en politieke macht nog absolute vormen heeft, vergeleken met een post-Verlichtings versie van het christendom, waarin individuele geloofsbelevenis en democratisering van politiek en maatschappij nieuwe interpretaties heeft gegeven van het christendom. Men negeert hier volledig de hervormingen die de Verlichting ook bij de islam heeft veroorzaakt. Een scheve vergelijking dus.[1]
Daarnaast wordt geclaimd dat Romeins en Engels recht zich heeft ontwikkeld via de gerechtshoven en maatschappij, maar dat de islam niet werkt via observaties maar alleen via theologische argumenten, die een vermeende overeenkomst met Gods wil aantonen. Hierbij worden de belangrijke ontwikkelingen van de shari’a via de rechtspraak en maatschappelijke veranderingen genegeerd, waarbij zowel pragmatisme, culturele normen als een Natural Law-benadering worden gehanteerd.[2] Ook de bewering dat de shari’a niet een wereldlijke draagwijdte zou hebben, is een algemene mythe. De meerderheid van de klassieke islamitische wetsfilosofen hanteerde de regel dat “de wetten van God ten behoeve zijn van het algemeen menselijk welzijn”[3], want islamitische theologie hanteert het uitgangspunt dat God behoefteloos is ten opzichte van de schepping. God vergeeft daarbij het verzaken in Zijn rechten betreffende aanbidding, juiste dogma, en geboden, maar stelt dat met betrekking tot mensenrechten nooit verzaakt mag worden.[4] De striktheid en tekstueel vast karakter van de shari’a worden hiermee in Vademecum van de islam foutief weergeven, of op z’n zachtst gezegd overdreven, en de humanistische elementen van de klassieke shari’a gebagatelliseerd.[5]
Strafwetten
Ook de bewering van de auteurs bij ‘Strafwetten’ dat “zowel gelovigen als ongelovigen onderworpen moeten worden aan de islamitische wetten” is historisch en islamitisch-theologisch gezien niet waar. Enkele strafwetten voor bijvoorbeeld diefstal en moord golden zowel voor moslims als niet-moslims, maar de overgrote meerderheid van de shari’a-voorschriften gold qua wet en ethiek niét voor niet-moslims. Ook wordt genegeerd dat de meeste voorschriften betreffende niet-moslims (ahl al-kitaab, p. 83-84; dhimmi, p. 144) uit het Byzantijns en Perzisch recht komen en geïncorporeerd zijn in de islam.[6]
De gegeven uitleg over strafwetten (hoedoed, p. 68; apostasie, p. 58) is op de meeste punten technisch gezien correct, ondanks de eenzijdige weergave, maar wordt meteen verbonden aan de toepassing hiervan in enkele ‘islamlanden’ – alsof deze in een automatisch verlengde liggen qua vormen van rechtspraak. Een belangrijk verschil tussen klassieke en moderne toepassing van strafwet is dat in moderne islamlanden de shari’a een codificatie-proces heeft ondergaan en dat de humanistische kaders, die de klassieke islam om de strafwetten heen plaatste, worden genegeerd. Beide feiten blijven in dit boek onbenoemd.[7] Dezelfde waarde-oordelen en eenzijdige weergaven valt te zien bij beladen termen als bijvoorbeeld oorlog/jihad (p. 109, 154-155), maar ook bij algemene termen als vrede (p. 117), waarbij men snel even vermeldt dat de islam “geen pacifistische religie” is. Het gemis van nuance en weergave van het pluralisme in de islam betreffende zulke onderwerpen is ook te zien aan het feit dat er wel een hoofdstuk ‘Fundamentalisme’ is, maar geen hoofdstuk over modernistische of hervormende islam, noch worden de meningen van hervormingsdenkers besproken.
Waardeoordelen
Niet-beladen termen, die de meerderheid van de 400 begrippen beslaan, worden goed en genuanceerd weergegeven. Daarbij moet gezegd worden dat verschillende verklaringen omtrent de Koran uitgaan van een oriëntalistische interpretatie, die soms meer dan een eeuw oud zijn. Een gegeven dat niet snel geaccepteerd zou worden in de Bijbelwetenschappen. Dit vademecum bevat belangrijke bijdragen van verschillende islamologen, maar de voornamelijk beladen begrippen, die in plaats van neutrale wetenschappelijke weergaven eenzijdige waardeoordelen bevatten, zorgen ervoor dat de tekst niet aan te prijzen valt als een werk dat spraakverwarring en misverstanden wegneemt. Ook de indeling van het boek helpt niet. Elk van de zes hoofdstukken hanteert een eigen A tot Z-structuur, en zowel een dubbele index als het dubbele gebruik van overeenkomstige onderwerpen (men geeft bijvoorbeeld een begrip voor zowel Evangelie (p. 90) als Nieuwe Testament (p. 107). Dit zorgt ervoor dat de begrippen niet snel op te zoeken zijn. Het Nederlands taalgebied heeft een goed begrippenboek nodig, maar dit werk slaat gedeeltelijk de plank mis.
Boekgegevens:
Auteur: Team islamologen | Titel: Vademecum van de islam: De islam in 400 begrippen | Uitgeverij: Damon | Aantal pagina’s: 192 | Prijs: € 18,90 | ISBN: 9789460362200 | Verschenen: 11 januari 2016 | Voor meer informatie: klik hier.
[1] Bij Evangelie (blz. 90) hanteert men ook een 20ste eeuwse visie hierop (het is simpel een ‘antieke biografie’) om hiermee de 7e eeuwse kijk van de Koran op het Evangelie als openbaring te kunnen afwijzen als foutief.
[2] Zie hierover: Anver Emon, Islamic Natural Law Theories, Oxford University Press, 2010. Guy Burak, The Second Formation of Islamic Law: The Hanafi School in the Early Modern Ottoman Empire, Cambridge University Press, 2015. Zouhair Ghazzal, The Grammars of Adjudication: The economics of judicial decision making in fin-de-siècle Ottoman Beirut and Damascus, Presses de l’Ifpo, 2007. Ayman Shabana, Custom in Islamic Law and Legal Theory: The Developments of the Concepts of ‘Urf and ‘Adah in the Islamic Legal Tradition, Palgrave-Macmillan, 2011.
[3] Nāsir al-Dīn al-Baydhāwī, Anwār al-Tanzīl wa āsrār al-Taʾwīl (Beirut: Dār Ihya’ al-Turāth al-‘arabiyya, 1418 AH), 1:121.
[4] “De bekende religieuze plichten vallen in twee categorieën te plaatsen: De rechten van God (Huquq Allah), en de rechten van de mens (Huquq al-‘ibad): De rechten van God zijn gebaseerd op vergeving omdat de Verhevene behoefteloos (ghani) is van de schepping, maar de rechten van de mens moeten verplicht beschermd worden [omdat de mens wel behoeftig is aan die rechten]”, Fakhr al-Din al-Razi, Tafsir al-Mafatih al-Ghayb (Dar al-Kutub al-‘ilmiyyah, 2006), 1:204.
[5] Zoals ook te zien is in de weergegeven begrippen van o.a. Maslaha (blz. 71), istihsan en ijtihad (blz. 66).
[6] Zie over beide punten: Anver Emon, Religious Pluralism and Islamic Law: Dhimmis and Others in the Empire of Law, Oxford University Press, 2014.
[7] Over de moderne toepassing van de Shari’a , zie: Jan Michiel Otto (red.), Sharia and National Law in Muslim Countries: Tensions and Opportunities for Dutch and EU Foreign Policy, Leiden University Press, 2008. Over de humanistische kaders, zie: Intisar Rabb, Doubt in Islamic Law: A History of Legal Maxims, Interpretation, and Islamic Criminal Law, Cambridge University Press, 2014.